SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE


Il Palatino | De Palatijn



Toen alle gebouwen en monumenten op het Forum Romanum nog overeind stonden, moet het uitzicht vanaf de aanpalende heuvel, de Palatijn, overweldigend zijn geweest; het was dan ook niet voor niets dat de paleizen van de eerste keizers bovenop de Palatijn waren gevestigd. Helaas kunnen wij jullie dat uitzicht over het Forum, dat keizers, dichters en andere bezoekers van de Palatijn in vervoering bracht, niet meer bieden. Toch maken wij de klim naar deze heuvel, en met een beetje fantasie is het vanuit de Farnesische tuinen toch mogelijk een indruk te krijgen van de voormalige grandeur van het Forum Romanum, dat middelpunt van de wereld.


Om politieke redenen mochten Romulus en Remus, de tweeling die werd geboren uit de liefde tussen de Vestaalse maagd Rea Silvia en de god Mars, niet in leven blijven, want zij bedreigden de macht van hun oom Amulius, usurpator-koning van Alba Longa. Daarom werden zij in een mandje in de Tiber geworpen, dat echter in modder bleef steken aan de voet van de Palatijnse heuvel. Zij werden in leven houden door een wolvin die hen zoogde in de grot van het Lupercal. De herder Faustulus was getuige van dit wonder en bracht de kinderen groot.
Later, tegen het midden van de 8e eeuw v.C. (volgens de legende op 21 april 753), trok Romulus een diepe vore om de top van de Palatijn – het pomerium – en tilde zijn ploeg drie keer op. Zo ontstond Rome, omgeven door deze symbolische muur met drie poorten: de Porta Mugonia, de Porta Romana en de Porta della Scala di Caco. Dit is natuurlijk een sage, maar in 1949 vonden archeologen overblijfselen van hutten uit de 8e/7e eeuw v.C., precies op de plek waar het huis van Romulus zou hebben gestaan!


Ten tijde van de Republiek (509 - 27 v.C.) was de Palatijn een rustige woonwijk. Cicero woonde er, evenals Marcus Antonius en Agrippa, de vriend en latere schoonzoon van Octavianus (en bouwheer van het eerste Pantheon, zoals wij een dezer dagen zullen zien). In 63 v.C. werd Octavianus er geboren „op de negende dag voor de Kalendae van oktober, even voor zonsopgang” (d.i. 23 september). De Palatijn begon te veranderen toen Octavianus keizer werd onder de naam Augustus en er een huis liet optrekken, dat hij eerst vergrootte en na de brand in 3 n.C. herbouwde. Ook de latere keizers Tiberius, Caligula, Claudius en Nero woonden op de Palatijn. Maar Domitianus, de laatste keizer van de Flavische dynastie, zorgde voor een radicale verandering. Hij vestigde een keizerlijk paleis op de Palatijn en gaf de heuvel de vorm die archeologen later hebben teruggevonden. De inzinking die de heuvel in twee „toppen” verdeelde, de Germalus en het Palatium, werd opgevuld door de bouw van de Domus Flavia, de Domus Augustana en het Stadio. De ruïnes daarvan beslaan het middelste deel van de heuvel.


Het Septizodium (of Septizonium) was een gigantisch nymphaeum dat in 203 werd gebouwd door keizer Septimius Severus aan de oostzijde van de Palatijn. De zeven fonteinen waren vermoedelijk gewijd aan de Zon, de Maan, Mars, Mercurius, Jupiter, Venus en Saturnus - de zeven in de Romeinse tijd met het blote oog waarneembare bewegende hemellichamen oftewel: de zeven dagen van de week). Omdat het gebouw eigenlijk geen enkel praktisch nut had (behalve dan om een verpletterende indruk te maken op de mensen die vanuit het Zuiden over de Via Appia en het verlengde daarvan, de Via Triumphalis, Rome binnenkwamen: Septimius Severus kwam zelf uit het zuiden, om precies te zijn: uit Leptis Magna, het huidige Al-Khums in Noordwest-Libië), was het een van de eerste gebouwen die in de Middeleeuwen verviel; in 1588 werden de resterende delen van het gebouw gesloopt door Domenico Fontana (* 1534 , † 28 juni 1607) om met het materiaal o.a. het graf van paus Sixtus V in de Santa Maria Maggiore te bouwen.
Reconstructie van het Septizodium|Septizonium door Franck Devedjian, CC BY-SA 4.0, koppeling.

Naast deze reusachtige kelderstructuren van de Domus Severiana en de Thermen van Septimius Severus op de zuidoostelijke helling van de Palatijn - samen de substructiones Severi genoemd - was het enorme nymphaeum aangebouwd. In het plaveisel zijn wel de omtrekken van het Septizodium (of Septizonium) aangegeven


Na de brand van 191, die grote schade aanrichtte, liet Septimius Severus. Hij liet het keizerlijk paleis uitbreiden aan de zuidkant en een monumentale gevel optrekken, het Septizodium, in de as van de Via Appia Antica. Zo werden de reizigers bij aankomst in Rome onmiddellijk getroffen door de grandeur van de hoofdstad.
Het imposante bouwwerk was te bewonderen tot het einde van de 16e eeuw, toen paus Sixtus V het afbrak omdat hij bouwmateriaal nodig had.
De Palatijn raakte in verval in de 3e eeuw, toen Diocletianus, Galerius, Maximianus en en Constantius I Chlorus Rome als keizerlijke residentie verruilden voor Nicomedia, Sirmium, Milaan en Trier. In 330 maakte keizer Constantijn I de Grote het oude Byzantium, onder de naam Constantinopel, tot hoofdstad van het Romeinse Rijk. De Palatijn werd verlaten. De christelijke heiligdommen kwamen meestal niet op het plateau van de Palatijn te staan, maar op de hellingen ervan. In de vierde eeuw werd aan de zuidkant een heiligdom aan de H. Anastasia (Ἀναστασία (de naam betekent „Opstanding”), voluit Ἁγία Ἀναστασία ἡ Φαρμακολύτρια („Heilige Anastasia de Genezer; over haar is weinig meer bekend dan dat ze gestorven is onder de Christenvervolgingen van Diocletianus, de laatste Christenvervolgingen in het Romeinse Rijk) gewijd. In het noorden verrees de S. Sebastiano (Sint-Sebastiaan was een christen, maar toch leider van de Pretoriaanse Garde onder keizer Diocletianus; toen de keizer erachter kwam dat Sebastianus christen was, liet hij hem op het Marsveld in Rome doorzeven met pijlen) op de plek waar Heliogabalus, ook wel Elagabalus genoemd, ooit een tempel had gewijd aan de zonnegod, van wie hijzelf zich als hogepriester had opgeworpen. Deze keizer, afkomstig uit het Syrische Emesa, droomde van een godsdienst waarin verschillende oosterse erediensten zouden worden verenigd.


San Sebastiano

Thermen van Heliogabalus


Een eindje ten noorden van het heiligdom van Heliogabalus voor de zonnegod - langs de Via Sacra, vlakbij het Colosseum - liet dezelfde keizer een thermencomplex aanleggen; dit is pas een paar jaar geleden volledig opgegraven.
In de elfde en twaalfde eeuw werd Rome inzet van de strijd tussen de paus en de keizer verschenen er talloze forten en torens, wat de stad de bijnaam „Roma Turrita” opleverde. De keizersgezinde familie Frangipani versterkte bijvoorbeeld de hele zuidoostkant van de Palatijn; we hebben zojuist al één toren van deze familie gezien, aan het oostelijke uiteinde van het Circus Maximus. In de Renaissance waren de herenhuizen of palazzi op de heuvel tot ruïnes vervallen. De rijke Romeinen bouwden er buitenverblijven met wijngaarden en tuinen, zoals de Barberini bij de S. Sebastiano en de Farnese in het noordwesten, tussen de paleizen van Tiberius en Caligula. In de 19e eeuw veranderde de Engelsman Charles Andrew Mills (* 1770 , † 1846) de villa die de familie Mattei in de 16e eeuw had laten bouwen op de Domus Augustana, in een soort romantisch kasteel in gotische stijl. Dit extravagante bouwwerk werd aan het einde van de 19e eeuw gesloopt op aandringen van de archeoloog Pietro Rosa (* 10 november 1810 , † 15 augustus 1891), die de opgravingen leidde.
Die opgravingen waren overigens al in 1724 begonnen in opdracht van Francesco Farnese (bij ons bekend als Frans I, hertog van Parma en Piacenza (vanaf 1694), * 19 mei 1678 , † 26 februari 1727), die de villa van de Farneses had geërfd; eerst werd de Domus Flavia blootgelegd. Vijftig jaar later volgden o.l.v. de Franse pater Rancoureuil de Domus Augustana en de gebouwen die uitzagen op het Circus Maximus. In 1860 ontdekten archeologen op initiatief van Napoleon III (voluit: Charles Louis Napoléon Bonaparte, * 20 april 1808 , † 9 januari 1873; van 1848 tot 1852 president van de Franse Tweede Republiek, van 2 december 1852 tot 4 september 1870 onder de naam Napoleon III keizer van het Tweede Franse Keizerrijk) de Domus Tiberiana (paleis van Tiberius), het Casa di Livia en de Tempel van Apollo, die aanvankelijk voor een tempel van Jupiter werd gehouden. De identificatie van de bouwwerken op de Palatijn leidde tot felle discussies onder archeologen en historici. Talloze gebouwen zijn nog niet opgegraven en daarom gaat het onderzoek door, met name aan de kant van de Tempel van Apollo.
Tegenwoordig is de Palatijn één grote ruïne en heeft de bezoeker veel verbeeldingskracht nodig om zich voor te stellen wat voor schitterende aanblik de heuvel in de Oudheid moet hebben geboden.


De schilderachtige route die vanaf de huidige hoofdingang van het Palatijngedeelte van het Archeologisch Park naar de top van de heuvel voert


De Clivus Palatinus die vanaf het Forum Romanum naar de top van de Palatijn voert, volgt ongeveer de inzinking tussen de twee toppen van de Palatijn, links het Palatium en rechts de Germalus. Deze clivus (helling) laten wij, net als de trap die rechtstreeks naar de Orti Farnesiani leidt, (voorlopig) voor wat die is en gaan vanaf de huidige hoofdingang van het Palatijngedeelte van het enorme Parco Archeologico del Colosseo (waartoe het Forum Romanum, de Palatijn, het Colosseum en de Domus Aurea behoren) naar links en bereiken na een korte, maar stevige klim de top van de heuvel. Het plateau van de heuvel is aangelegd nadat de inzinking tussen het Palatium en de Germalus door Domitianus was opgevuld. We bevinden ons onmiddellijk in de Domus Augustana (het woon- en werkpaleis van diverse keizers, niet te verwarren met de Domus Augusti, het woonpaleis van de eerste keizer). Het paleis bestaat uit vijf gedeeltes: van zuidoost naar noordwest onderscheiden we achtereenvolgens: de Domus Severiana, het Stadio (stadion), de eigenlijke Domus Augustana, de Domus Transitoria en de Domus Flavia, waaraan constant ge-, ver- en herbouwd is door de Julisch-Claudische keizers ( Augustus, Tiberius, Caligula, Claudius, Nero, dus: 27 v.C. tot 68 n.C.), de Flavische keizers (Vespasianus, Titus en Domitianus, dus: 69 tot 96) en de Severische keizers (Septimius Severus, Caracalla, Geta, Heliogabalus en Severus Alexander, dus: 193 tot 235), hetgeen overigens niet wil zeggen dat de keizers uit de tweede eeuw na Christus het gebouw met rust lieten.



Het Stadio was waarschijnlijk de tuin van Domitianus’ paleis. Door de overeenkomst met de vorm van een stadion heeft men deze lange tijd verward met het Stadion van Domitianus, waarvan sprake in de literatuur was; dit stadion bevindt zich echter elders in Rome, nl. op het Marsveld; wij zullen dat later deze reis nog bezoeken: de huidige Piazza Navona


Het Stadio lijkt voor ons op een grote kuil, waarop wij van bovenaf neerkijken; vroeger was het omringd door peristylia van twee verdiepingen. Sommige geleerden denken dat Domitianus in dit 145 meter lange stadion privé-spelen liet houden, andere dat het gaat om een tuin of een sportveld. Halverwege de lange oostzijde bevindt zich een vrij grote uitbouw, die wellicht als tribune voor de keizer en zijn familie was bedoeld. De kleine, ovale piste in het midden is pas in de zesde eeuw aangelegd door Theodorik de Grote, die toentertijd op de Palatijn verbleef. We kunnen tegenwoordig weliswaar linksaf om het Stadio heenlopen, zodat we vanaf de ruïnes van de voormalige Thermen van Sepitimius Severus (of van Maxentius (?)) en de Domus Severiana kunnen uitkijken over het Circus Maximus, maar daarna zijn we gedwongen op onze schreden terug te keren, dus dat laten we maar liever. We gaan daarom rechts om het Stadio heen en komen dan in de eigenlijke Domus Augustana.
Daarin is allereerst, vlakbij het Stadio een overblijfsel van de al eerder genoemde Loggia Mattei te zien, een in de Renaissance gebouwd paleis dat in 1561 werd gekocht door de gelijknamige familie. Het paleis werd in de 19e eeuw opgenomen in de Villa Mills, die begin 20e eeuw weer werd afgebroken, zoals we al lazen. Een gedeelte met prachtige fresco’s van Baldassare Perruzzi (* 7 maart 1481 , † 6 januari 1536) is bewaard gebleven. Perruzzi had zich laten inspireren door de „grotesken” van de niet zo lang daarvoor ontdekte Domus Aurea van keizer Nero. De Domus Aurea was na de zelfmoord van Nero al grotendeels met de grond gelijk gemaakt en overbouwd. Wat er nog over was, lag dus onder de grond en werd in de 15e eeuw herondekt. Kunstenaars uit die tijd lieten zich een touwen naar beneden zakken in wat ze aanvankelijk aanzagen voor grotten om de fresco’s te bewonderen (en later na te volgen); van die zogenaamde grotten leidden zij de term „grottesche” af als benaming voor deze fresco’s, waar wij dan weer „grotesk” van hebben gemaakt. Perruzzi schilderde een gele fries met maskers, die een witte achtergrond met in het midden het wapen van Mattei, dat in 1595 het staatswapen verving, omlijst plus twee vierkanten met op een donkere achtergrond: Venus tussen Cupido en de Muzen en de bruiloft van Hercules en Hebe. Ook treffen we diverse prachtige portretten van Athena en Apollo aan, te midden van medaillons met de sterrenbeelden. De fresco’s op de muren met scènes uit de mythes rondom Venus werden in 1846 verwijderd en verpatst aan de Hermitage in Sint-Petersburg, waar ze nog steeds bewaard worden. Ook de medaillons met de sterrenbeelden zijn ooit verkocht, maar dan aan het Metropolitan Museum of Art in New York, maar dankzij een recente leenovereenkomst zijn ze weer in situ te zien.


Venus tussen Cupido en de Muzen

De bruiloft van Hercules en Hebe



Idem, met het wapen van de Mattei in het midden

De muurfresco’s uit de zogeheten Aula Isaica uit de Domus Flavia zijn overgebracht naar de Loggia Mattei


De Domus Augustana was het privépaleis van de keizers. De kamers lagen rond drie peristylia, waarvan eentje beduidend lager lag dan de andere twee. In het midden van het derde, onderste peristylium zien we een waterbekken, dat verdeeld is in vakken met ingewikkelde vormen, voor de opvang van regenwater. Aan de kant van het Circus Maximus had het paleis een holronde gevel; door zijn complexe architectuur, de hoge muren en de vaak gedurfde gewelven maakt de Domus Augustana ondanks zijn verval nog steeds een luisterrijke indruk.
In de Domus Augustana verrees naast de Loggia Mattei vanaf 1868 een nonnenklooster, het Chiostro della Visitazione (Klooster vsan de Visitatie), dat geheel gebouwd van materiaal van de gesloopte Villa Mills. In de jaren ’30 van de vorige eeuw verhuisden de nonnen gedwongen naar een ander klooster, en het gebouw werd ingericht als Museo Palatino, ook wel Antiquarum del Palatino genoemd. Hierin worden, als het niet toevallig verbouwd wordt (hetgeen helaas te vaak het geval is), in negen zalen enkele vondsten en maquettes getoond die de geschiedenis van de Palatijn tot leven brengen: (I) de prehistorie t/m de bronstijd, (II, III) de protohistorie (tiende t/m zevende eeuw v.C., de tijd van de hutten), (IV) de archäische en republiekeinse tijd (zevende t/m eerste eeuw v.C.); (V) de tijd van keizer Augustus en zijn drie opvolgers (27 v.C. - 54 n.C.), (VI) de tijd van keizer Nero en het Domus Transitoria (54 - 68), (VII, VIII) einde eerste eeuw t/m vierde eeuw, (IX) beeldhouwwerk uit diverse periodes en decoratie van het paleis met veel aandacht voor de verschillende steen- en marmersoorten.


Loggia Mattei (links) en Museo Palatino (rechts), gezien vanuit de restanten van het peristylium van de Domus Augustana



Museo Palatino: Het huttencomplex van Romulus, een eindje verderop op de Palatijn (maquette)

Museo Palatino: Reconstructie van een van die eerste hutten aan de hand van de gevonden paalgaten



Museo Palatino: De nederzetting van hutten op de Palatijn in de achtste eeuw voor Christus, „het Rome van Romulus”, niet alleen volgens de legende, maar ondersteund door archeologische opgravingen

Museo Palatino: Het paleizencomplex op de zuidoosthoek van de Palatijn in de tweede eeuw na Christus, dus nog zonder de Domus Severiana


Achter het Museo Palatino vinden we het derde peristylium waarvan hierboven sprake was. Links zien we een reconstructie van de kamers van het paleis, die uitkeken op het peristylium en rechts het waterbekken, dat sinds 2022 - voor het eerst in bijna tweeduizend jaar - weer water geeft, hetgeen de aanblik een stuk prettiger maakt. Het is nu een stuk makkelijker voor te stellen hoe de mensen in het paleis, soms vanaf de dezelfde plek waar wij nu staan, naar beneden of recht voor zich uit, naar dit peristylium keken; het enige verschil is, dat zij op deze plek binnenskamers stonden en wij in de open lucht.


Reconstructie van het derde peristylium en de vertrekken eromheen

Het derde peristylium en de - middels een klik op de foto bewegende - waterwerken



Ook vanaf hier, boven het peristylium, kun je het Circus Maximus zien

Op weg naar de Domus Flavia kunnen we desgewenst de overblijfselen van de Domus Transitoria bezoeken


Naast het Museo Palatino, dus ook naast de Domus Augustana liet Nero vanaf 54 een nieuw paleis aanleggen, dat hij de naam Domus Transitoria (Overgangshuis) gaf. Het was nog niet klaar, toen het in 64 zoals zo vele gebouwen in Rome werd getroffen door de grote brand. Het werd herbouwd en opgenomen in de uiterste westhoek van de enorme Domus Aurea van Nero.
Nero had een cryptoporticus laten aanleggen vanaf de Domus Transitoria, tussen de Domus Flavia en het Casa di Livia door, richting Forum Romanum; een cryptoporticus is een ondergrondse gang waardoor de keizer van het ene naar het andere gebouw kon wandelen zonder lastig gevallen te worden door het publiek. Pal voor de ingang naar de Domus Transitoria zien we een grote achthoek: tegenwoordig een bloemperk, maar in de Oudheid waarschijnlijk een waterbekken. Het betreft hier het beroemde peristylium van de Domus Flavia, het werkpaleis van de keizers; dit deel van het paleis is aangelegd door de Flavische keizers, met name door Domitianus. Volgens Suetonius (voluit: Gaius Suetonius Tranquillus, * ± 69/70 , † 140), de keizerbiograaf, had Domitianus, die alom werd gehaat vanwege zijn wreedheid en onrechtvaardigheid, de muren van deze zuilengalerij bekleed met fenakiet, een sterk schitterende steensoort, zodat hij in de weerspiegeling alles kon zien wat achter hem gebeurde.


Het grote peristylium van de Domus Flavia; nog enkele zuilenfragmenten zijn bewaard gebleven


Ten zuiden van dat peristylium vinden we een vloer van veelkleurig marmer, een overblijfsel van het triclinium, de eetzaal van de keizer, dat de bescheiden naam Cenatio Iovis (Eetkamer van Jupiter) had gekregen en die verwarmd werd met het ons inmiddels bekende hypocaust-systeem als in een badgebouw. Aan weerszijden van de eetzaal zien we ovale nymphaea, waarvan vooral dat aan de rechterkant goed bewaard is gebleven. Het gebouw boven het nymphaeum wordt Casina Farnese genoemd en dit Renaissancegebouw bevond zich in dit gebied waarin in de zestiende eeuw de Orti Farnesiani (Tuinen van de Farnese) lagen; het is opgetrokken met behulp van enkele elementen van oude Romeinse gebouwen. Het is verdeeld over twee verdiepingen; de loggia aan de rechterkant is erg mooi en beschermd door glas, waarbinnen men - héél soms - prachtige fresco’s op de muren en het gewelf kan zien.


Het Casina Farnese en een van de ovale nymphaea


Rondom de grote achthoek geven enkele zuilfragmenten aan waar ooit een esplanade is geweest; we kunnen ook nog enkele zalen met een halfronde uitbouw onderscheiden: dit waren waarschijnlijk bibliotheken. Ten noorden van het peristylium van de Domus Flavia vinden we drie nu grotendeels niet meer toegankelijke zalen: het Lararium, de Aula Regia (troonzaal) en een Basilica genaamde zaal. Daarachter liep een porticus die uitkeek over de Palatijn en het Forum Romanum. Onder de zogenaamde Basilica hebben de archeologen in de achttiende eeuw een woning uit de eerste eeuw voor Christus gevonden; de muurschilderingen - voor de kenners: tweede stijl (welbekend uit Pompeii) - zijn aan het begin van de twintigste eeuw geconserveerd door Giacomo Boni (* 25 april 1859 , † 10 juli 1925) en later grotendeels overgebracht naar de Loggia Mattei, naast het Museo Palatino.
Een deel van de afbeeldingen toont de voor de tweede „Pompeiaanse” schilderstijl zo kenmerkende perspectiefarchitectuur van halverwege de eerste eeuw v.C.; een apsisvormige kamer - deels overdekt door een gewelf en deel door een vlak plafond - is eveneens gedecoreerd in de (geavanceerde) tweede stijl, dus gedateerd rond 30 v.C.: er zijn duidelijke stilistische overeenkomsten met het Casa di Livia, een eindje verderop op de Palatijn. Het huis is door de archeologen Aula Isaica (Aula van Isis) gedoopt vanwege de talrijke verwijzingen in de versiering naar Egypte en de godin Isis, zoals lotusbloemen, slangen, rituele vazen ​​en rozenslingers.


Het peristylium van de Domus Flavia met het museum en het Casina Farnese op de achtergrond

Oud-leerlinge Ajla legt een marmeren plaquette in de Aula Regia van de Domus Flavia vast voor het nageslacht


Eindelijk is het tijd om het enorme keizerlijke paleis te verlaten. We vervolgen onze weg in westelijke richting en komen eerst bij de Tempel van Apollo. Suetonius schrijft hierover: „Augustus liet het gebouw voor Apollo optrekken in een deel van zijn huis op de Palatijn dat door de bliksem was getroffen en dat de god, volgens de uitleg van de toekomstvoorspellers, voor zichzelf opeiste.”. De tempel zelf is voor publiek afgesloten, maar we kunnen een blik werpen op het podium en een zuil van de voorhal.
Ofschoon het Casa di Livia is genoemd naar de vrouw van Augustus, was het waarschijnlijk van de keizer zelf. Uit het ruitvormige metselverband van de muren en de stijl van de decoraties blijkt dat de bouw uit het einde van de Republiek dateert. De nogal beschadigde schilderingen zijn van de muren losgehaald en enigszins naar voren gehaald, zodat ze in hun oorspronkelijke omgeving bewonderd kunnen worden. Interessant zijn hier een afbeelding van Io, de geliefde van Zeus, die hij in een koe veranderde uit vrees voor de woede van zijn jaloerse echtgenote Hera, en de reus Argus met de honderd ogen, die hoor Hermes in slaap wordt gezongen, en een voorstelling van de nimf Galatea die de Cycloop Polyphemus ontvlucht.


Reconstructie van de complexe Domus Augustana. Geheel links is het Stadio te zien, geheel rechts zien we een deel van de Tempel van Apollo

Als je Rome in het voorjaar bezoekt, staan de bomen in bloei en met zo’n mooie roze boom op de achtergrond is de ruimte voor het Casa di Livia een uitstekende plek voor een groepsfoto. Linksonder zien we de schaduw van het huis, links in het midden het podium van de Tempel van Apollo. Achter mijn ranke persoonlijkheid 😉 is nog net het dak van het Casa di Augusto (Latijn: Domus Augusti, Nederlands: Huis van Augustus) te ontwaren



Fresco in het Casa di Livia

Fresco’s in het Casa di Livia


Langs twee reservoirs uit de zesde eeuw voor Christus bereiken we het Casa di Augusto, het Huis van Augustus dat in het Latijn Domus Augusti heet (en dat we vooral niet moeten verwarren met het uitgebreide complex van de Domus Augustana, dat we zojuist achter ons hebben gelaten. Om propagandistische redenen woonde keizer Augustus in een zo eenvoudig mogelijk gehouden huis, dat na een brand in 3 na Christus herbouwd is en gedecoreerd met schilderingen in de derde stijl. Voor de ingang van Augustus’ privépaleis leidt een pad naar een trap, de Scala di Caco. Deze trap behoorde tot een van de drie wegen die naar de heuvel leidden; de naam herinnert aan Cacus, wiens legende met die van Hercules is verbonden: toen Hercules de van Geryones geroofde runderen naar Mycene bracht, rustte hij bij de Tiber even uit. Cacus, een vuurspuwend monster met drie koppen, maakte daarvan gebruik om enkele koeien te stelen. Hij dwong de beesten achteruit te lopen om Hercules te misleiden, maar deze doorzag het en doodde Cacus.


Fresco in het Casa di Augusto

De roemruchte Scala di Caco



De paalgaten waarin ooit de houten palen van de eerste verzameling hutten „van Romulus (en Remus)” gestaan heeft. Een reconstructie van zo’n hut hebben we in het museum op de Palatijn gezien; de vorm ervan is gebaseerd op de plaats van de paalgaten en tevens gebaseerd op de vorm van de hutten zoals die vanaf de Villanova-cultuur (± 900 - ± 700 v.C.) overal in Midden-Italië voorkwam; ook zijn er in Cerveteri en Tarquinia Etruskische grafurnen in de vorm van zo’n hut gevonden. Volgens de legende werd Rome - nou ja, deze verzameling hutten dus - in 753 v.C. gesticht door Romulus en Remus, die grootgebracht waren door de herder Faustulus. Hun eigenlijk beroep was dus dat van herder; op 21 april werd de herdersgodin Pales vereerd: gemakshalve heeft men die dag aangehouden als stichtingsdatum van de Eeuwige Stad: 21 april wordt nog steeds gevierd in Rome, maar ook op gymnasia en gymnasiumafdelingen wereldwijd.


De naam Palatijn hangt samen met de naam van de godin van de herders, Pales, die hier door de oerbevolking van Rome werd vereerd. Op de Palatijn zijn zelfs sporen van menselijke aanwezigheid gevonden uit het Midden-Paleolithicum (100.000 à 35.000 jaar geleden), maar samen met de graven op het Forum Romanum zijn de Hutten uit het dorp van Romulus (achtste-zevende eeuw v.C.) op de Palatijn de oudste concrete overblijfselen van Rome. De drie gevonden hutten zijn ovaal of rechthoekig. De gaten waren voor de pijlers van het dak en de muren; naar het zuiden, aan de kant van de Tiber, bevond zich een deur met daarnaast kleinere gaten, misschien voor de pijlers van een luifel. De geul om de hutten diende waarschijnlijk om het regenwater van het dak af te voeren.

Aan het einde van de 3e of aan het begin van de 2e eeuw v.C. werd in Rome de cultus van Cybele, de grote Frygische moedergodin, ook wel Moeder der Goden of Magna Mater genoemd, ingevoerd: in 204 v.C., tegen het eind van de Tweede Punische Oorlog, daalde een regen van stenen neer op Rome. De priesters raadpleegden de goden en de Senaat moest de zwarte meteoorsteen, die Cybele symboliseerde, uit Pessinius in Klein-Azië laten halen. De Tempel van Cybele werd in 191 ingewijd en na verscheidene branden door Augustus herbouwd. In de schaduw van een bosje steeneiken is alleen de fundering van de cella bewaard gebleven.
Cybele personifieerde de kracht van de natuur. Van 4 tot en met 10 april vonden elk jaar voor de tempel de populaire Ludi Megalenses plaats; die waren in 204 ingesteld ter ere van Cybele en gaven aanleiding tot toneel- en circusvoorstellingen.


De oostmuur van de niet voor het publiek toegankelijke Tempel van Magna Mater

Vanaf het terras van de Domus Tiberiana kun je de cella van de Tempel van Magna Mater, omringd door een metalen hek, zien


De Domus Tiberiana is – op een paar arcaden achter de Tempel van Magna Mater na – vrijwel geheel bedolven onder de Orti Farnesiani. De voorgevel van het gebouw keek uit op het Forum; Caligula breidde het uit tot de Via Nova, terwijl Trajanus en Hadrianus verantwoordelijk waren voor de toevoegingen boven de Clivus Victoriae, de helling van het Velabrum naar de Palatijn omhoogloopt, eerst langs de westelijke en vervolgens langs de noordelijke kant van de heuvel, en uiteindelijk uitkomt op de Clivus Palatinus.
We weten van Suetonius dat keizer Tiberius op de Palatijn is geboren, mogelijk op de plek waar hij later zijn paleis bouwde. Omdat het grootste deel van het paleis lange tijd onder de Farnese-tuinen lag, is deze Domus nog maar mondjesmaat onderzocht. Na een restauratie- en onderzoeksperiode van maar liefst 53 jaar is de Domus Tiberiana begin 2024 eindelijk weer voor het publiek toegankelijk. De beginfase van het paleis moet beperkt zijn geweest tot het centrale deel van de huidige tuinen, terwijl Caligula het uitbreidde richting het Forum en Domitianus het liet restaureren. Bij deze restauratie ontstond de monumentale ingang van het Forum, waar ook de Praetoriaanse garde zou zijn gestationeerd; hier verrees later de kerk van Santa Maria Antiqua. Van het centrale deel is alleen een grote zuilengalerij bekend, omringd door kamers en van waaruit een gang zich aftakte die waarschijnlijk eindigde bij de kamers die waren opgegraven bij de Tempel van Magna Mater; andere gangen moeten vervolgens zijn uitgekomen in de cryptoporticus van Nero’s Domus Transitoria, waar enkele passages te zien zijn.
Aan de zuidkant (richting tempel en het Casa di Livia ontstond een rij van achttien rechthoekige kamers, overdekt met een tongewelf. Aan deze kant bevindt zich ook een ovaal bassin met treden, wellicht ooit een aquarium waar vissen werden gehouden. De oostkant wordt begrensd door Nero’s cryptoporticus. De noordkant richting het Forum Romanum is het best zichtbaar: deze ligt langs de Clivus Victoriae. Domitianus voegde er enkele noordoost-zuidwest georiënteerde delen aan toe, waarna Hadrianus daar in de tweede eeuw n.C. weer wat noord-zuid georiënteerde structuren aan toevoegde. Deze werden later gebruikt als magazijn, maar er zijn ook graffiti met rekeninglijsten en namen van munten ontdekt, waardoor men denkt dat dit aanvankelijk het hoofdkwartier van het keizerlijke belastingkantoor, waar misschien werd besloten over de distributie van nieuwe munten, moet zijn geweest. Bronnen vermelden dat de Domus Tiberiana minstens één bibliotheek omvatte, ook de thuisbasis van het keizerlijke archief, dat begin 192 na Christus onder Commodus door brand werd getroffen.


Het zuidwestelijke terras van de Domus Tiberiana levert in ieder geval prachtige panorama’s van o.a. het Velabrum, de Janusboog en het Forum Boarium op

Vanaf dat zelfde terras kijken we uit over het westelijk deel van de stad; te zien zijn o.a. de koepels van de Synagoge en de Sint-Pieter



De opgravingen van de Domus Tiberiana zijn sinds 1971 (weer) in volle gang



Dit prachtige uitzicht over het Forum Romanum hebben we vooral te danken aan de keizers Domitianus en Hadrianus: bij de grote brand van 64 waren grote delen van de Domus Tiberiana in vlammen opgegaan, maar onder Domitianus werd het paleis weer herbouwd. Hij bouwde op het Forum Romanum een nieuw atrium en een trappenhuis waarmee het paleis op de heuvel bereikt kon worden; Hadrianus bouwde de arcaden waarop wij nu van het uitzicht over het forum staan te genieten. Als we klikken, horen we Antonello Venditti een ode aan de stad Rome en vooral de voetbalclub AS Roma zingen.


In het midden van de XVIe eeuw ten slotte liet kardinaal Alessandro Farnese (* 10 mei 1520 , † 3 februari 1589), een kleinzoon (!) van paus Paulus III (die bij zijn geboorte ook Alessandro Farnese heette), een park, genaamd Orti Farnesiani (Farnesische tuinen), aanleggen. De helling van de Palatijn werd bedekt met terrasgewijs aangelegde tuinen; op het plateau van de heuvel zelf lag boven de ruïne van de Domus Tiberiana een schitterende botanische tuin, toentertijd een van de rijkste ter wereld. In de tuin ligt Giacomo Boni, de archeoloog die zoveel betekend heeft voor ons begrip van het Forum Romanum en de Palatijn, begraven. De noordwesthoek van het park biedt een fraai uitzicht op het forum. En laat dat nou net ons volgende doel zijn!


De arcaden van de Domus Tiberiana, gezien vanaf het Forum Romanum: zo hoog stonden wij!

De Orti Farnesiani met het graf van Giacomo Boni




Hierboven: plattegrond van de gehele Palatijn

Legenda:

  1   Hutten uit het dorp van Romulus
  2   Tempel van Magna Mater (=Cybele)
  3   Casa di Livia
  4   Tempel van Apollo
  5   Domus Tiberiana
  6   Domus Flavia en Domus Augustana
  7   Domus Severiana
  8   Tempel van Heliogabalus
  9   Museo Palatino
10   Stadio

Hieronder: plattegrond van de Domus Augustana

Legenda:

  1   porticus
  2   Basilica
  3   Aula Regia
  4   Lararium
  5   peristylium 1 met achthoekig waterbekken
  6   Cenatio Iovis; daaronder de restanten van de
       Domus Transitoria
  7   hoofdingang
  8   peristylium 2
  9   peristylium 3
10   peristylium 4
11   exedra, uitkijkend over het Circus Maximus
12   Stadio
13   „tribune van het stadion”
14   hier nog niet zichtbaar: de latere aanbouw van het
       Domus Severiana en de Thermen van Septimius Severus




Hierboven: reconstructie van de zuidzijde van de Palatijn, waarop de Domus Severiana wel al is aangegeven



Een laatste blik, vanaf de Via Sacra op het Forum Romanum, op de twee paviljoens van de Orti Farnesiani op de Palatijn




Terug naar de Romereis 2024.

Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque.
Naar de Situs Classicus.


Google
www op deze website