Commotie om een kinderfilm

Roger Schenk 1

Ach, we hadden dit stukje natuurlijk ook „Krankzinnig gekakel om een kinderfilm”, „Achterlijke acties van analfabeten”, „Ongelooflijke onzin van ongeletterden”, „Waanzinnig wauwelende wokenezen” (maar dat klinkt allemaal zo onvriendelijk) of desnoods „Bakkeleien in een Berlijnse bios” (maar die titel heeft iemand – ik ben zijn naam even kwijt – al eens ooit gebruikt, dus we houden het maar op „Commotie om een kinderfilm”. Dat praat wat makkelijker met de figuren die tegenwoordig toch al zo snel op hun teentjes getrapt zijn.
En het begon allemaal zo onschuldig: op 11 augustus 2022 ging de film „Der junge Häuptling Winnetou” in Duitsland in première. Het draaiboek, geschreven door regisseur Mike Marzuk 2 en ene Gesa Scheibner 3, was gebaseerd op de musical „Kleiner Häuptling Winnetou” van Karl-Heinz March 4. Winnetou! Het stamhoofd van de Shis-Inday („Volk der Bergwouden”) of Mashgalénde („Volk dat dicht bij de bergen woont”)! Hun buren noemden hen Nadahende („Volk dat mescal eet”). Imperialistische Spanjaarden die de inheemse volkeren van Amerika naast het licht in de ogen ook nog niet eens hun eigen naam gunde, maakten daarvan Mescaleros: een van de stammen van de verzameling volkeren in het zuidwesten van de huidige Verenigde Staten en het noordoosten van het huidige Mexico, die zichzelf – al naar gelang hun dialect – Inday, Indee, Ndee, Tindi of Inde noemt („het Volk”), maar aan wie door de „bleekgezichten” de naam Apache is gegeven. Ik zal u de talrijke mogelijke etymologische herkomsttheorieën van deze naam besparen. Hoe dan ook: Winnetou! Wie kent hem niet? Deze fictieve nantan („stamhoofd”, „opperhoofd”) stamt uit de schrijfveer of zo u wilt kroontjespen van Karl May (* 25 februari 1842 , † 30 maart 1912), die op een kaartje aan zijn fan Sophie von Stieber 5 1840 als Winnetou’s geboortejaar en 2 september 1874 als zijn sterfdatum noemde. May schreef fenomenale boeken die geen nadere introductie behoeven, want wie heeft ze nou niet gelezen? Misschien niet alle zesennegentig (want zoveel delen tellen de Gesammelte Werke und Briefe inmiddels), maar toch zeker wel de avonturen van Winnetou en Old Shatterhand! In 1920 werden de eerste schuchtere pogingen gedaan om drie films naar Karl May te maken (de draaiboeken waren van de May-vereerster Lu Fritsch-Droop 6), maar vanwege het uitblijven van elke vorm van succes ging de producent, Ustad-Film, failliet, zodat plannen voor nog eens tien (!) films op sterk water werden gezet. In de jaren dertig werd de draad weer opgepakt met de verfilming van „Durch die Wüste”, de eerste May-film met geluid, eind jaren ’50 kwamen daar de eerste twee kleurenfilms bij, maar net als bij het opnemen van de allereerste film, „Auf den Trümmern des Paradieses”, kwamen de respectievelijke regisseurs er al vrij snel achter, dat het verfilmen van een Karl May-boek een vrijwel onmogelijke opgave is. Dat gold in nog sterkere mate voor de zeventien grote verfilmingen, zeer vrij naar Karl May, uit de jaren zestig, met de onvergetelijke Pierre Brice 7 als Winnetou en de minstens net zo onvergetelijke Lex Barker 8 als Old Shatterhand. De regisseurs van die films hielden niet eens meer de schijn op dat het om het verfilmen van Karl May-boeken ging: in het beste geval droegen de hoofdpersonen uit de films de namen van personages van Karl May. Er was wel één verschil met de eerste zes films: ze waren enorm succesvol. En dat laatste was dan later, toen de Karl May-hausse van de jaren ’60 voorbij was, voor allerlei mensen aanleiding om het ook eens te proberen met films naar motieven van Karl May.
Zo min of meer ook regisseur Mike Marzuk; in plaats van een remake van de oude films, hetgeen tegenwoordig erg in de mode is (denk maar eens aan de tv-serie Sisi), nam hij het speciaal voor dit doeleinde geschreven boekje „Der junge Häuptling Winnetou” van Thilo Petry-Lassak 9, die opereert onder het pseudoniem THiLO, als basis voor zijn film. Het boekje van THiLO was op zijn beurt weer gebaseerd op de aan het begin van mijn artikel genoemde musical. Uitgeverij Ravensburger – ja, die van de puzzels en spelletjes – dacht ook even een graantje mee te pikken van de hernieuwde belangstelling voor „Karl May” en gaf twee leesboekjes (een voor kinderen tot acht jaar en een voor kinderen boven de acht) plus een stickerboek uit.
Zoals gezegd ging de film op 11 augustus in première. Twee dagen later bevond schrijver dezes zich toevallig in Uelzen, waar een mooie, ruime bioscoop was. En wat bleek? Nog geen achtenveertig uur na de première was ik de enige bezoeker van deze film: moederziel alleen in een enorme bioscoopzaal! Misschien houden „Uhlenköper” (bijnaam van de inwoners van Uelzen) niet van dit soort films, misschien vinden zij bioscoopkaartjes te duur, misschien had het te maken met de zomervakantie of misschien was er een andere reden, maar het was een tamelijk aparte ervaring, zo’n gigantische filmzaal voor mij alleen. De jongedame bij de kassa keek mij enigszins vreemd aan toen ik het kaartje kocht, maar ik hoor niet bij de mensen die zich van dergelijke futiliteiten iets aantrekken. Ach, het ging me nog niet eens zozeer om de film („Het zal wel weer niks zijn …”), maar eigenlijk alleen maar om met vrienden uit de Karl May-wereld te kunnen meepraten.
Het gaat in boek en film over de circa 12-jarige Winnetou (en zijn nog jongere zusje Nscho-tschi), dus jaren voor zij Old Shatterhand ontmoeten. Winnetou wil zijn vader Intschu-tschuna bewijzen dat hij al oud en verstandig genoeg is om zware taken, zoals de nachtelijke bewaking van de kudde paarden, uit te voeren. Quod non, zoals wij, die met onze volwassen blik naar de film kijken, tot onze opluchting kunnen vaststellen: wat fijn dat wij, oude ervaren „indianen”, gelijk krijgen! Toen wij op de leeftijd van (deze) Winnetou waren, dachten wij immers ook dat volwassenen nooit gelijk konden hebben, toch? Weliswaar betrapt Winnetou een jonge paardendief, Tom Silver 10, maar de diefstal van paarden kan hij niet voorkomen. Tom Silver is een jonge desperado, die in dienst is van een bende blanke schurken, die de bizons in een afgelegen dal hebben gelokt om op die manier ervoor te zorgen dat de Shis-Inday hun gebied moeten verlaten, op zoek naar voedsel. Een helaas maar al te bekend thema, niet alleen bij Karl May en Arendsoog 11, maar natuurlijk ook in werkelijkheid. Een van de Shis-Inday-krijgers, Nagi-Nita 12, helpt de aterlingen omdat zij hem geweren beloofd hebben, die hij weer hoopt te gebruiken om z’n stam te beschermen. Van meet af aan voelen alle bioscoopbezoekers op hun klompen (die ze in Duitsland overigens net zo min als tulpen, molens, kaas en xtc-pillen bij zich hebben) dat hij bedrogen wordt. Voor bandietenaanvoerder, Todd Crow 13, die knettergek is, heeft naar alle waarschijnlijkheid Jack Sparrow 14 uit de Pirates of the Caribbean-serie model gestaan. Uiteindelijk krijgen Winnetou, Nscho-tschi en Tom Silver de bandieten te pakken en de bizons worden vrijgelaten, zodat Intschu-tschuna’s stam gered is en kan blijven waar ze thuishoren. Aan het eind sluiten Winnetou en Tom Silver bloedsbroederschap; ach, waar hebben we dat toch eerder gezien en gelezen? Bij die plechtigheid spreekt Intschu-tschuna de plechtige verzekering uit dat de kleur van de huid er niet toe doet, omdat het aankomt op de kleur van het hart. Kan het mooier en verzoenender?
In de hele film wordt de naam Karl May niet genoemd; in de aftiteling werd wel de Karl-May-Gesellschaft bedankt; dat laatste heb ik toen overigens niet met eigen ogen gezien, want nog nooit in de geschiedenis werd een bioscoopzaal na afloop zo snel ontruimd. Aan de oude Karl May-liefhebbers – waaruit op 13 augustus zo ongeveer 100% van het publiek bestond – was ook gedacht: een paar keer komt een jongetje in beeld, niet veel ouder dan Winnetou, dat met zijn moeder op doorreis is en een paar keer „wenn ich mich nicht irre, hihihi” („als ik me niet vergis, hihihi”) uitroept; even later wordt hij door zijn moeder inderdaad Samuel Hawkens genoemd. Voor de kenners – waaruit in Uelzen zo ongeveer 100% van het publiek bestond – werd het nóg leuker toen bleek dat Intschu-tschuna gespeeld werd door de Duits-Turkse acteur Mehmet Kurtuluş 15. Wie van de aanwezige toeschouwers dacht niet onmiddellijk aan de helaas niet in de Nederlandse Karl May Pockets overgenomen eerste zin van het voorwoord van „Winnetou I”: „Immer fällt mir, wenn ich an den Indianer denke, der Türke ein.” („Altijd wanneer ik aan de indiaan denk, valt mij de Turk in”)? Met die eerste zin werd indertijd meteen al de toon van Mays heldere kijk op de actualiteit van die tijd, zijn pacifisme en zijn liefde voor vreemde volkeren gezet: zoals zo’n beetje alle grote Europese mogendheden plus wat Arabieren eind negentiende, begin twintigste eeuw tot hun intense genoegen vaststelden dat het Ottomaanse Rijk „de zieke man van Europa” was en op grond van die vaststelling vonden dat zij het volste recht hadden om van alle kanten likkebaardend op het Ottomaanse Rijk in te hakken, zo constateert May dat ook de indiaanse volkeren aan hun doodsstrijd bezig zijn. „Winnetou I” – bij ons „Winnetou, het grote opperhoofd” – werd twee jaar na het bloedbad bij Wounded Knee, zo’n beetje het sluitstuk van de eeuwenlange genocide op het indiaanse ras, geschreven.

Ik was nog niet goed en wel thuis, toen het uitermate krankzinnige bericht in de Duitse media de ronde deed, dat Ravensburger Verlag de verkoop en de levering van de twee leesboeken en het stickerboek bij deze film met onmiddellijke ingang stop hadden gezet uit angst voor bedreigingen vanuit dat deel van de bevolking dat dankzij allerlei linkse onderwijsmisvormingen, boordevol „kerndoelen” en „eindtermen”, nooit fatsoenlijk heeft leren lezen, in de volksmond „woke” genoemd. Deze „woke” terroristen – ja, zo noem ik hen: een zeer kleine minderheid van de bevolking die de overgrote meerderheid terroriseert met haar achterlijke denkbeelden – zouden eens de moeite moeten nemen om een boek te lezen of deze film te bekijken voor ze met hun ongearticuleerd en ongefundeerd geschreeuw beginnen. Ik heb de film met eigen ogen gezien, dus ik weet waarover ik praat. De uitspraak van Intschu-tschuna aan het eind van de film alleen al is toch zeker voldoende bewijs van vreedzaamheid? Ja, een film over indianen is altijd boordevol clichés, dat is waar, maar dat kan ook nauwelijks anders, hè? De geschiedenis van de ondergang van de indianen is er een vol blanke schurken die voor hun pure lol bizons doodschoten om de indianen van hun voedsel te beroven, die de indianen misleidden, opjoegen, uithongerden, uitmoordden en die het ene na de andere verdrag en de ene na het andere belofte braken. Zoals Maȟpíya Lúta 16, die door de Amerikanen Red Cloud wordt genoemd, het ooit zo treffend uitdrukte: „They made us many promises, more than I can remember. But they kept but one – They promised to take our land ... and they took it.” Soortgelijke woorden hoor je ook in de wereldhit „We were all wounded at Wounded Knee” van de half-indiaanse band Redbone 17: „They made us many promises, but always broke their word”. Hoe pijnlijk het ook is voor de beperkte breinen van de „wokenezen”, je kunt moeilijk een film maken over indianen in de negentiende eeuw, zonder dat zij als dolle honden worden neergeschoten door (on)mensen die Amerika beschouwen als „God’s own country”.

Op 23 augustus 2022 kwamen de Nederlandse kranten met het belachelijke bericht dat Meulenhoff Boekerij, die voor veel geld de print on demand-herdrukken en de e-books van de bekende Karl May Pockets uit de jaren ’60 verzorgde, niet gehinderd door enige kennis van zaken, verklaarde „de Winnetou-boeken” uit het assortiment te schrappen. Niet helemaal duidelijk wordt wát deze Nederlandse uitgever verstaat onder „de Winnetou-boeken”. Zijn dat de vijf pockets met de naam Winnetou in de titel („Winnetou, het grote opperhoofd”, „Winnetou en de goudzoekers”, „Winnetou bij de bedoeïenen”, „De dood van Winnetou” en „De boodschap van Winnetou”), zijn het de drie delen die in Duitsland zijn verschenen onder de titel „Winnetou I”, „Winnetou II” en „Winnetou III” (bij ons: „Winnetou, het grote opperhoofd”, „Old Shatterhand”, de eerste helft van „De Zwarte Mustang” en de tweede helft van „De dood van Winnetou”), zijn het de Prisma-delen 1 t/m 13, zijn het alle vijftig als Karl May Pockets verschenen delen of zijn het meteen maar alle boeken van Karl May? Bij bol.com en amazon.nl konden de mensen die de behoefte hadden om zestien euro per deel uit te geven ze tot eind augustus nog steeds bestellen, maar begin september leken de „woke” drammers hun zin te krijgen: de boeken waren niet meer te bestellen. Ik snap dat het aantal „wokenezen” in dit land een stuk hoger ligt dan in andere landen in de westerse wereld, maar dit gaat toch werkelijk alle perken te buiten! Ravensburger neemt dus twee kinderboekjes die niet eens van Karl May zijn uit de handel, maar in ons land worden meteen maar de boeken van Karl May zelf gecanceld.
De boeken die Karl May zelf heeft geschreven, worden in Duitsland al meer dan honderd jaar uitgegeven door de Karl-May-Verlag te Bamberg en Radebeul en die uitgeverij is gelukkig niet van plan om ermee te stoppen.
Volgens een enquête van het vooraanstaande Duitse tijdschrift Stern vindt inmiddels 3% van de Duitse bevolking dat Karl May racistisch is – de overige 97% dus niet! Die drie (of meer, want in ons ooit zo mooie landje zal dat percentage wel wat hoger liggen) procent zou eens „Und Friede auf Erden” (inmiddels eindelijk na meer dan eeuw ook verkrijgbaar in een Nederlandse vertaling van Jan Willem van der Jagt 18: „En vrede op aarde”) om voor eens en altijd overtuigd te zijn van Mays uiterst oorbare en vreedzame bedoelingen! Als samenvatting zou ik hier kunnen volstaan met de ondertitel van een artikel van H. A. Gomperts 19 van 9 april 1955 in Het Parool: „Autodidactisch schrijver tekende Indiaan als méns” en Karl May (want om hem gaat het in dat artikel) was daarin zo ongeveer de eerste. Maar de „wokenees” is niet voor één drogreden gevangen: de arme May wordt, meer dan een eeuw na zijn dood, bovendien beschuldigd van „culturele toe-eigening”: de niet-erkende of ongepaste overname van een element of elementen van een cultuur of identiteit door leden van een andere cultuur of identiteit. Dit kan als controversieel worden ervaren, voornamelijk wanneer leden van een dominante cultuur stijlelementen van een sociaal-etnische minderheid overnemen. Aangezien wij Nederlanders ons dolgraag de „cultuur” en de knauwerige taal van het niet-indiaanse bevolkingsdeel van de Verenigde Staten toe-eigenen, heet dit verschijnsel bij ons ook wel „cultural appropriation”. Schei nou toch uit! Heeft Karl May zich ooit als indiaan verkleed (wél als Old Shatterhand en/of Kara Ben Nemsi, overigens)? Heeft hij ooit beweerd dat hij een indiaan ís? Integendeel: dankzij Karl May en diens liefde voor de vrijwel uitgeroeide indiaan is bij menig Nederlander en Duitser is de interesse voor de oorspronkelijke bewoners van de „Nieuwe Wereld” ontstaan! Zonder Winnetou zou de genocide op de indianen in het oude Europa net zo angstvallig zijn doodgezwegen als in het land van de daders. Kent u het blad De Kiva? (Bestaat dat eigenlijk nog? 20). De eerste ondertitel van dat blad, dat vanaf 1964 verscheen, was Tijdschrift voor indianen- en Karl May-vrienden; later is Karl May uit de ondertitel verdwenen, maar die eerste ondertitel geeft aan hoe wij tot onze interesse en liefde voor indianen zijn geraakt. In Duitsland bestaan talloze indianenclubs en de leden daarvan kleden zich als indianen – zij dus wel! –, voelen zich vaak indianen en bestuderen de indianen. Omdat de DDR-autoriteiten ervan overtuigd waren dat het steunen van de indianen een prima actie was, gericht tegen de imperialistische en gehate Amerikanen, stonden zij niet alleen de activiteiten van deze indianenclubs toe, maar ze tolereerden het zelfs dat deze clubs geld inzamelden voor de indianen in de reservaten. Verschillende leden van verschillende Oost-Duitse indianenclubs hebben na de val van de Muur Amerika bezocht; hoe groot was hun teleurstelling toen ze hoorden dat uiteraard nooit één rooie Ostmarkcent van hun gespaarde geld in Amerika was aangekomen!

„Einer der Wegbereiter für diese Wildwest-Faszination war und ist Karl May. Mit seinen Amerika-Romanen hat er wie kein anderer seiner Schriftstellerkollegen die Indianenbegeisterung in Deutschland geprägt und das Interesse am amerikanischen Westen nachhaltig geweckt. Wenn auch Karl May nicht allein der Urheber dieser Sehnsucht nach Amerika ist, so doch der wohl einflussreichste.”
(„Een van de pioniers van deze fascinatie voor het Wilde Westen was en is Karl May. Met zijn Amerika-romans drukte hij als geen ander van zijn collega-auteurs zijn stempel op het enthousiasme voor indianen in Duitsland en wekte hij blijvende interesse in het Amerikaanse Westen. Ook al is Karl May niet de enige bedenker van dit verlangen naar Amerika, hij is waarschijnlijk wel de meest invloedrijke.”)
(Stefan Wunderlich 21 in: Wieland Schnürch 22 (ed.) , „Karl May und München”, Bamberg/Radebeul, 2022, p. 229).

Wat blijft dan wel nog over om de Saksische schrijver van te beschuldigen? Het feit dat hij de oorspronkelijke bewoners van Amerika indianen noemt, zeker? Ach, kijk anno 2023 eens rond op Facebook: er zijn genoeg groepen van en voor indianen; de helft van hen noemt zich gewoon Indian. (Overigens heb ik nooit begrepen waarom dat woord in het Nederlands officieel met een kleine letter geschreven moet worden). Als Karl May, Gustave Aimard 23, Harriet Beecher-Stowe 24, James Fenimore Cooper 25, Gabriel Ferry 26 of Friedrich Gerstäcker 27 het in de negentiende eeuw over „Native Americans” had gehad, zou toch zeker helemaal niemand begrepen hebben over wie het verhaal ging? Natuurlijk zijn ook verscheidene indianen geïnterviewd over de „racistische” Karl May en vrijwel iedereen vindt dat de grote geliefde schrijver hier en daar de plank aardig misslaat wat betreft de leefwijze van de diverse stammen, maar zij beseffen opperbest dat Karl May een van deze eersten was die openlijk positief schreef over hen.

Afgelopen september betoogde onze uitstekende minister van justitie Dilan Yeşilgöz 28 (VVD) in de jaarlijkse HJ Schoo-lezing 29 terecht dat het zogenoemde „wokisme”, een radicaal-linkse stroming, een gevaar is voor onze democratische rechtsstaat. En dat niet alleen: het maakt iedereen gek en onzeker: wat wij gisteren nog mochten zeggen, mag vandaag ineens niet meer omdat weer een nieuwe groep zich beledigd voelt. Nog niet zo lang geleden bestelde je in een restaurant zonder blikken of blozen een zigeunerschnitzel; vandaag de dag zitten wij radeloos, redeloos en reddeloos in een restaurant, niet wetende of we nou een sinti- of een romaschnitzel moeten bestellen. De firma Davelaar liet twee jaar geleden weten dat hun bekende jodenkoeken in het vervolg verkocht zouden worden onder de naam „odekoeken”. Het Centraal Joods Overleg (CJO), dat de belangen behartigt van Joods Nederland, heeft nooit om de naamsverandering gevraagd. De Nederlandse Joden hebben nooit een probleem gehad met de naam jodenkoek. Kijk, dat noem ík nou culturele toe-eigening: wij, blanken, bepalen voor een ander waar hij of zij aanstoot aan moet nemen.

Cree trok een gezicht. „Vroeger was ik een indiaan, maar dat mag niet meer. Tegenwoordig ben ik een native American, een inheemse Amerikaan. Iemand heeft uitgemaakt dat ik dat prettiger vind.”
(Peter de Zwaan 30, „Feestelijke veldslagen in San Antonio”, Oud-Beijerland, 1999, p. 48).


Hoe onsterfelijk belachelijk maken de „woke” dwazen zich door aanstoot te nemen aan het woord „neger”! Nee, zij worden liever „zwarten” genoemd. Hoe dom kun je zijn? Het woord neger is afkomstig uit het Latijn, waar niger al meer dan tweeduizend jaar exact hetzelfde betekent, namelijk: zwart. Tja. En in hun „liedjes” vliegen de nigga’s je zowat om de oren. De voortdurend over van alles en nog wat geïrriteerde mevrouw in de Tweede Kamer 31, die stemmen heeft geronseld door een radicaal einde te maken aan elke vorm van integratie van het Surinaamse volksdeel in onze samenleving met haar boude bewering dat alle blanken racisten zijn en alle niet-blanken 24 uur per dag gediscrimineerd worden, heeft nog steeds niet in de gaten dat 85% van de Surinamers in dit land bewust niet op haar stemt omdat zij gewoonweg last hebben van de uitspraken van deze mevrouw, die haar partijtje dus beter Uit1 had kunnen noemen! We kunnen er gevoeglijk van uitgaan dat de overgrote meerderheid van de Surinamers in Nederland sinds 25 november 1975 serieuze pogingen doet om te integreren in onze samenleving; door het lompe gedrag van bijvoorbeeld deze parlementariër echter lijken deze pogingen definitief te stranden of worden de goedwillende Surinamers op z’n minst decennia teruggeworpen qua acceptatie. Maar ja, enige vorm van intelligentie mag je natuurlijk ook niet verwachten van iemand die haar „carrière” is begonnen als paaldanseres in een Amsterdamse homodisco; tegenwoordig zou zo iemand die helemaal niets kan, zelfs geen diploma tonen, een zogeheten „influencer” op sociale media worden. Het woord neger heeft slechts betrekking op kleur (niet wit, niet groen, niet pimpelpaars, maar zwart) en is absoluut geen waardeoordeel.
De schrijfster van Harry Potter, J. K. Rowling 32 kwam een jaar of wat geleden onder vuur te liggen toen zij kritiek had op de omschrijving „mensen die menstrueren” zoals „wokenezen” ons willen dwingen om vrouwen te noemen. Kort samengevat: vrouwen na de overgang of vrouwen die vanwege medische redenen niet menstrueren, worden dus door de (inter)nationale lastpostenbrigade niet als vrouwen beschouwd! Nou, wie discrimineert hier nu? Hè?
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de contraproductiviteit van het „woke” gewauwel. Kort na het begin van dit nieuwe jaar maakte de Karl-May-Verlag in Bamberg en Radebeul bekend dat de omzet van Karl May-boeken in 2022 enorm was toegenomen. Nog vele malen lachwekkender is het feit dat men de door Ravensburger Verlag uitgegeven en weer gecancelde boekjes nu op internet nog wel eens tegenkomt voor prijzen die ver boven de honderd euro liggen! Is dit nu wat de „wokianen” wilden: mensen die woekerwinsten maken op boekjes die door hún gezeur uit de handel zijn genomen?
En niet alleen dat: werkelijk alles wat deze „wokioten” doen of zeggen, is contraproductief, hetgeen natuurlijk levensgevaarlijk is: wie de laatste jaren wel eens in Duitsland is geweest, heeft waarschijnlijk net zo verbaasd als ik gekeken naar de afbeelding van Tȟatȟáŋka Íyotake 33 („Sitting Bull”, * ± 1831 , † 15 december 1890) op Duitse verkiezingsposters; nee, de goede man kan om meer dan één reden natuurlijk niet meedoen aan de Duitse verkiezingen, maar het is een poster van de AfD (Alternative für Deutschland). Boven het vermaarde opperhoofd van de Hunkpapa-Lakota stond in rode letters: „Gegen grenzenlose Zuwanderung!” („Tegen grenzeloze immigratie!”). Deze partij heeft dankzij de „wokeriken” het debat naar zich toegetrokken: Sven Tritschler 34 van de afdeling Noordrijn-Westfalen van de AfD verlootte in een YouTube-filmpje de laatste exemplaren van het gewraakte Ravensburger-boek, de afdeling Bautzen van de AfD trok door het hele land met het spandoek „Winnetou würde AfD wählen” („Winnetou zou op de AfD stemmen”) en de Junge Alternative uit Bautzen lieten zich uitgebreid fotograferen vóór het geboortehuis van Karl May in Hohenstein-Ernstthal met een spandoek waarop een an sich onschuldig citaat uit Mays „Und Friede auf Erden” te lezen stond: „Wer die Vergangenheit nicht achtet, der hat für die Zukunft keinen Wert” („Wie het verleden niet respecteert, heeft ook geen waarde voor de toekomst.”) en „Winnetou bleibt!” („Winnetou blijft!”). Ook de Nederlandse evenknie van de AfD, Geert Wilders’ PVV 35 – beide partijen zijn de „natuurlijke vijand” van de „wokenezen”, zeg maar de Apaches tegen de Sioux (de Sioux hebben Winnetou ook in 1874 al eens vermoord!) –, liet op Twitter meteen van zich horen: „Zieke woke werkelijkheid: indianenboeken lezen mag niet meer, maar een man mag zich wel tot vrouw verklaren.” Tja, deze partij spint natuurlijk het allerbeste garen bij het hele „woke” gezeur: bij elk Nederlands woord waarvan de extremisten ons het gebruik willen verbieden, krijgt de PVV er in de peilingen sowieso minstens 20.000 stemmen bij. De klimaatdrammers, een andere tak van de „woke” beweging, die zich uit protest tegen milieuvervuiling te pas en vooral te onpas vastlijmen op autosnelwegen en aan kunstwerken, hebben niet eens in de gaten hoezeer hun acties elk beschaafd mens op stang jagen. Is het u al eens opgevallen dat deze hooligans zich altijd vastkleven aan schilderijen uit de negentiende eeuw of ouder, maar nooit eens aan die waardeloze, „entartete” rommel van na de Tweede Wereldoorlog? Of ze nou een voetbalwedstrijd of het milieu aangrijpen als excuus om alles wat beschaafde mensen lief en dierbaar is kapot te maken, ze zijn en blijven ongewenste hooligans! Niet alleen zorgen zij met hun acties voor een nóg grotere ruk naar rechts, maar ook zorgen zij voor de échte milieuvervuiling, want zij moeten met al dan niet agressieve, milieu-onvriendelijke middelen weer losgemaakt worden. De door hun hersendode acties veroorzaakte files, waarin veel mensen met draaiende motor blijven staan, zijn ook niet al te best voor het milieu. In Duitsland is inmiddels een mooi spreekwoord ontstaan: „Ohne Hirn und ohne Arbeitgeber wird man einfach Klimakleber” („Zonder hersens en zonder werkgeven wordt men domweg klimaatklever”).
Om maar eens een stukje uit deel 20 van een nogal bekende Nederlandse jongensboekenserie te citeren:

„Jullie zain gek. Alle eendjes zwemmen in het water. Okido.”

In deze serie boeken schuilen tal van aforistische wijsheden.

Via dat citaatje kom ik natuurlijk terecht bij onze geliefde Bob Evers-serie 36, want deze of gene zal zich inmiddels wel afvragen wat dit oeverloze verhaal over Karl May te maken heeft met „onze” serie. Ja, ook „onze” serie zal vroeg of laat onder vuur van de „woke” gemeenschap komen te liggen. Met name in de in 1950 verschenen delen „Drie jongens op een onbewoond eiland” en „De strijd om het goudschip” wordt het woord nikker vaker gebruikt dan in de gemiddelde scheldpartij van deze mensen, door sommigen rap- of hiphop-„muziek” genoemd. Tja, dat woord had in het Europa van halverwege de twintigste eeuw nou eenmaal niet de beladen klank die het in Amerika had en het kwam dus gewoon voor in kinderboeken. Tamelijk zinloos om daar nu nog over te zeuren in plaats van met gepaste trots te zeggen: „Kijk eens hoe „wij” toen schreven en welke ontwikkeling „wij” in de laatste vijftig jaar hebben doorgemaakt.” Ook in de Engelstalige delen van Biggles-serie die rond 1950 verschenen, wordt het woord niggers veelvuldig gebruikt; in de Nederlandse vertaling in de Biggles-serie bij Het Spectrum is de term vrij standaard vervangen door negers. De auteur, W. E. Johns 37, klinkt in 1959 in „The Biggles Book of Heroes” haast verontschuldigend als hij het heeft over de ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley 38:

Stanley went on alone, one white man in a country of black savages. Savages they were in those days.

In die dagen, ja, maar „nu”, in Johns’ tijd, dus niet meer. Echter, ook de voormalige Engelse piloot die meer dan honderdzestig boeken op zijn naam heeft staan, viel ten prooi aan ongefundeerde beschuldigingen van racisme. Op geniale wijze neemt Johns „wraak” op zijn criticasters door Biggles in het laatste, onvoltooide deel van de serie, „Biggles does some homework” (in 2016 verschenen in een Nederlandse vertaling, „Biggles en de nieuwe rekruut”) te laten opvolgen door „Minnie” Mackay, half Schots, half indiaans. Toch wel vooruitstrevend, zeker in die tijd en in dat land waarvan de „grootste Brit aller tijden”, Winston Churchill 39, in 1937 tegenover de Palestinian Royal Commission (Peel Commission 40) nog had verklaard:

„I do not admit for instance, that a great wrong has been done to the Red Indians of America or the black people of Australia. I do not admit that a wrong has been done to these people by the fact that a stronger race, a higher-grade race, a more worldly wise race to put it that way, has come in and taken their place.”.

Laten wij het er nou eens gewoon op houden dat iedereen een kind is van zijn tijd, zijn omgeving en de gangbare culturele achtergrond. Toevallig schrijft Karl May in zijn autobiografie „Mein Leben und Streben” (p. 222) een zeer treffende gelijkenis:

„Goethe, auf einer einsamen Insel aufgewachsen, wäre nicht Goethe geworden.”
(„Als Goethe 41op een eenzaam eiland was opgegroeid, zou hij nooit Goethe zijn geworden.”)

En zo is het natuurlijk maar net!
In het Nederlandse taalgebied is op het gebied van kinderboeken bekend – of berucht, zo je wilt – „Oki en Doki bij de nikkers” (1957) van de onderwijzer Henri Arnoldus 42. In 1971 werd de titel veranderd in „Oki en Doki bij de negers” en in 1982 in „Oki en Doki op een eiland”; in dat laatste jaar werd ook de voorkant, getekend door Carol Voges 43 en Oki en Doki tonend in twee grote ketels die omringd werden door likkebaardende inboorlingen, vervangen door Oki en Doki die met een plunjezak over het eiland lopen. Ook in Bob Evers is de veranderende tijdgeest te bespeuren: zo werden ook de talloze nikkers in de eerste drukken van „Drie jongens op een onbewoond eiland” en „De strijd om het goudschip” in 1965 bij de omzetting van hardcovers naar pockets vervangen door negers, maar vaker nog door de term wilden, dus of er nou werkelijk sprake is van een verbetering, waag ik te betwijfelen: als ik (al dan niet via de Caraïbische omweg) uit Afrika afkomstig was, zou ik toch echt liever een neger dan een wilde genoemd willen worden.
En juist deze voorbeelden maken duidelijk waar het hem bij de schreeuwende minderheid aan schort: natuurlijk waren Johns, Arnoldus en Van der Heide géén racisten. Sterker nog: als de „wokeriken” nou eens de moeite zouden nemen om de genoemde boeken van Van der Heide gewoon te lezen in plaats van enkel en alleen het aantal nikkers te tellen, zullen zij tot hun verbazing zien dat hij in die twee deeltjes juist positief schrijft over de Mela- en Polynesische bevolking: de jacht op negers door de overgebleven muiters van de „Frisco” onder leiding van O’Connor wordt bepaald neergezet als een uiterst misdadige handeling; de eilandnegers beschouwen de blanken (terecht) als een raar soort indringers:

„Zoals sommige vogels in verschillende landen bij de wet beschermd zijn, zo werden eeuwenlang die vreemde vogels, de blanken, in de Pacific door een ongeschreven wet beschermd.”

De laatst overgeblevene op de Frisco, machinist MacGarrigle, door de eilandbewoners in Van der Heide’s nep-„Polynesisch” „Hata Maui Iata”, de „Brullende Blanke Duivel” genoemd, wordt als volgt omschreven:

„Onze merkwaardige Schot was een Christelijk man en geloofde met overtuiging, dat het niet geoorloofd was, een medemens, ook al was deze zwart, bruin of geel, te doden, ook niet uit zelfverdediging, zolang men zich kon redden door de tegenstander op een andere wijze buiten gevecht te stellen.”

In „Een overval in de lucht” wordt de negerchauffeur van geoloog Bermondsey door Van der Heide afgeschilderd als een willoos slachtoffer van de blanke vliegtuigkaper Breitstein. Marleen Wijma 44 was in 1980 de eerste die in het scholierenblad Tikker gewag maakte van het feit dat negers in de Bob Evers-serie regelmatig aangeduid zouden worden als aapmens of chimpansee: welnu, dit past meer bij het begrip framing dan bij de werkelijkheid: zegge en schrijve twee mensen in de serie worden aangesproken met het woord aapmens: Bonzo, de handlanger van Hennie Schol en de Dobermannen, en Jake – soms ook Joe –, de eigenaar van „Harry’s Bar” in Honolulu/Ha. Van beiden wordt echter nergens beweerd dat zij negers zijn. In „Tumult in een toeristenhotel” staren Jan en Arie journalist Piffle aan of die een chimpansee is. En Piffle is uiteraard zo blank als jullie en ik. In het typoscript en in de eerste druk van het nog in 1965 door Van der Heide geschreven gedeelte van „Een zeegevecht met watervrees” lezen wij nog:

„Het was zo nu en dan duidelijk te merken, dat de tijden van de meerderwaardigheid van het blanke ras in Afrika hier en daar voorbij waren. Het vervelende was alleen, dat je nooit helemaal zeker wist, op welke schepen, in welke havens of op welke dagen ze voorbij waren. Je liep evenveel kans, dat een neger zijn pet voor je afnam, als dat hij je een peut op je neus gaf.”

Het zal wel aan mij liggen, maar ik zie dit niet als een uiting van racisme, maar meer als een constatering van de veranderende wereld, waarbij men zelfs nog zou kunnen aanvoeren dat de term „meerderwaardigheid van het blanke ras” eerder sarcastisch jegens de blanken, die zich inderdaad in een grijs verleden „meerderwaardig” voelden, bedoeld is. In latere drukken schijnt deze passage overigens geschrapt te zijn.

Net als Karl May laat Van der Heide zich overigens nergens negatief uit over indianen. Wellicht is hij daartoe, net als wij, aangezet door Karl May, die hij overduidelijk, maar niet al te zorgvuldig, heeft gelezen. Sterker nog: hij staat, net als wij en met dank aan Karl May, aan de kant van de indianen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het begin van „Trammelant op Trinidad”:

Bob keek boos op:
„Wij, Amerikanen zijn een vredelievend volk. Geen kolonie-rovers. Dat weet iedereen.”
Jan Prins keek ongelovig:
„Leren ze dat jullie op school? En hoe denken de indianen erover?”
„Dat is heel wat anders! Die ...”

Of het knotsgekke verhaal over indianen die in reservaten wonen waar olie wordt gevonden uit „Lotgevallen rond een locomotief”. Helaas strookt deze door Bob vertelde anekdote bepaald niet met de werkelijkheid: „They made us many promises, more than I can remember. But they kept but one – They promised to take our land ... and they took it,” weet u nog? De hardnekkige anekdote wordt warempel overgenomen door Peter de Zwaan:

‘Wij waren al beschaafd toen jullie nog dachten dat indianen er alleen waren om uit te roeien of op te sluiten in reservaten vol rotsen en heet zand,’ zei Jan.
Arie viel hem bij. ‘Waar jullie later veel spijt van kregen omdat onder dat zand zowaar olie bleek te zitten. Waarna de indianen eigenlijk een stukje verderop moesten. Zonder een paar politici en enkele rechters die zowaar de wet goed hadden gelezen was dat nog gelukt ook.’
(Peter de Zwaan, „Maxibotsing op een minibaan”, p. 122).

Helaas, Peter, dat lukte dus maar al te goed 😢 …
En ten slotte beschrijft Willem zelf de misdaden van de o zo veel geroemde conquistadores in een van zijn laatste boeken, „Bob Evers belegert Fort B”:

De roofgierige Spanjaarden, kort na het jaar 1500, kwamen daar snel achter en wisten die indianen „ertoe te bewegen” hen de plaatsen aan te wijzen waar die edelstenen vandaan kwamen.
„Ertoe te bewegen” is natuurlijk netjes uitgedrukt. Je wordt gemakkelijk „ergens toe bewogen” als je aan één grote teen ondersteboven wordt opgehangen boven een brandend houtskoolvuur.
Ongeveer een eeuw lang gebruikten de Spanjaarden de indianen als slaven bij het ontginnen der rotsmijnen, tot gans Zuid-Amerika in opstand kwam en een einde maakte aan de Spaanse overheersing en uitbuiting.

Al deze voorbeelden maken voor mij in elk geval duidelijk dat Van der Heide absoluut niet racistisch was in zijn uitlatingen over negers en indianen. Al zal iemand „qui mal y pense” (en daarmee dus hartstikke „honi soit”, zoals de spreuk van de Britse Orde van de Kousenband luidt) er uiteraard voldoende munitie in kunnen „lezen” om Van der Heide op een modern soort „Index librorum prohibitorum45 te plaatsen, net als Karl May en W. E. Johns en, ach, eigenlijk alle schrijvers van vroeger.

Als lid van de Karl-May-Gesellschaft, de Karl May Vereniging, de Silberbüchse e.V., de Förderverein Karl-May-Museum en de International Biggles Association én buitengewoon honorair lid van het Bob Evers Genootschap rust op mijn schouders echter de zware „white man’s burden” om „mijn” schrijvers te verdedigen, desnoods te vuur en te zwaard, tegen dit soort „woke” zottigheden!


  [1]In: Bob Evers Nieuwsbrief 60, januari 2023.
  [2]Mike Marzuk (* 30 september 1969) is een Duits regisseur; bekende films van hem zijn „ Weißt was geil wär...?!”, „Fünf Freunde”, „Verrückt nach Fixi” en „Der junge Häuptling Winnetou”.
  [3]Gesa Scheibner (* 1990) is een Duits draaiboekauteur en assisent-regisseur; van haar hand zijn de draaiboeken van vier aflevering van de soapserie Verbotene Liebe, een aflevering van Gute Zeiten, schlechte Zeiten, twintig afleveringen van Sturm der Liebe, vierentwintig afleveringen van Wir en de film „Der junge Häuptling Winnetou”.
  [4]Karl-Heinz March (* 1947) is een Duits schrijver en componist, vooral van kindermusicals; bekend van hem zijn o.a. „Aschenputtel – Das Musical”, „Das Biest, das im Regen kam” en „Klaus Störtebäckchen”.
  [5]Sophie von Stieber was lerares te Atzgersdorf bij Wenen en een fan van Karl May. Op een bewaard gebleven kaartje d.d. 21 maart 1899 aan haar noemde Karl May voor het eerst – voor zover we weten – Winnetou’s geboortejaar (1840) en zijn sterfdatum (21 september 1874).
  [6]Lu Droop-Fritzsch (geboren als Marie Martha Luise Fritsch, * 15 januari 1890 , † 22 augustus 1959) was een fan van Karl May. Zij stond model voor Karl Mays romanfiguur Merhameh. Op 5 oktober 1912 trouwde zij met de Karl May-kenner Dr. Adolf Droop (voluit: Dr. phil. Eduard Julius Adolf Droop, * 6 september 1882 , † 26 december 1938), van wie zij in 1922 weer scheidde. Zij was werkzaam als draaiboekauteur. In 1920 richtte zij met haar man, Klara May, Dr. Euchar Albrecht Schmid (* 29 augustus 1884 , † 15 juli 1951) en anderen de Ustad-Film-Gesellschaft op en was als draaiboekauteur verantwoordelijk voor de eerste drie (stomme) Karl May-films, „Auf den Trümmern des Paradieses”, „Die Todeskarawane” en „Die Teufelsanbeter”. Er waren nog concrete plannen voor nog twee films naar Karl May, „Vom Stamme der Verfluchten” en „Old Shatterhand” en wat minder concrete plannen voor nog eens acht verdere verfilmingen van Karl Mays romans, maar wegens een ontstellend gebrek aan belangstelling voor de eerste drie films ging de Ustad-Film-Gesellschaft in 1921 reeds failliet. Vanaf 1942 was zij werkzaam als vertaalster op het bureau van admiraal Wilhelm Franz Canaris (* 1 januari 1887 , † 9 april 1945).
  [7]Pierre Brice (artiestennaam van Pierre Louis Baron le Bris, * 6 februari 1929 , † 6 juni 2015) was een Frans acteur, die in maar liefst elf van de zeventien grote Karl-May-verfilmingen in de jaren ’60 de rol van Winnetou speelde: „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Old Shatterhand” (1964), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Unter Geiern” (1964), „Der Ölprinz” (1965), „Winnetou, 3. Teil” (1965), „Old Surehand, 1. Teil” (1965), „Winnetou und das Halbblut Apanatschi” (1966), „Winnetou und sein Freund Old Firehand” (1966) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968). Voorts speelde hij nogmaals de rol van Winnetou in de tv-series „Mein Freund Winnetou” (1980) en „Winnetous Rückkehr (1998) en trad hij een aantal malen op als gastacteur (uiteraard eveneens in de rol van Winnetou) bij de Karl-May-Spiele van Elspe en Bad Segeberg.
  [8]Lex Barker (voluit: Alexander Crichlow Barker Jr., * 8 mei 1919 , † 11 mei 1973) was een Amerikaans acteur, die in vijf films furore maakte als Tarzan; in Europa was zijn eerste grote rol die van Robert – de verloofde van de vrouwelijke hoofdrolspeelster Sylvia (Anita Ekberg) – in de klassieker „La dolce vita” van Federico Fellini, alvorens hij optrad in maar liefst twaalf van de zeventien grote Karl-May-verfilmingen in de jaren ’60: als Old Shatterhand in „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Old Shatterhand” (1964), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Winnetou, 3. Teil” (1965), „Winnetou und das Halbblut Apanatschi” (1966) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968); als Kara Ben Nemsi in „Der Schut” (1964), „Durchs wilde Kurdistan” (1965) en „Im Reiche des silbernen Löwen” (1965); als Dr. Sternau in „Der Schatz der Azteken” (1965) en „Die Pyramide des Sonnengottes” (1965).
  [9]Thilo Petry-Lassak (pseudoniem: THiLO, * 11 december 1970) is een Duitse kinderboekenschrijver en beeldend kunstenaar. Hij schreef o.a. de kinderboekenseries Abenteuer Wildnis, Der rostige Robert, 1001 Abenteuer, 3 für alle Fälle, Die magische Insel en 4 durch die Zeit plus de twee op bevel van de „woke” bevelhebbers weer uit de handel genomen boekjes „Der junge Häuptling Winnetou”.
[10]Tom Silver is een personage dat niet in de boeken van Karl May voorkomt, maar alleen in de film „Der junge Häuptling Winnetou”.
[11]Arendsoog alias Bob Stanhope en zijn indiaanse vriend Witte Veder waren figuren uit de Arendsoog-serie van Jan Nowee (* 17 juli 1901 , † 9 oktober 1958) en later diens zoon Paul Nowee (* 25 juni 1936 , † 30 september 1993).
[12]Nagi-Nita is een personage dat niet in de boeken van Karl May voorkomt, maar alleen in de film „Der junge Häuptling Winnetou”.
[13]Todd Crow is een personage dat niet in de boeken van Karl May voorkomt, maar alleen in de film „Der junge Häuptling Winnetou”.
[14]Kapitein Jack Sparrow is een fictieve piraat en een hoofdpersonage uit de films „Pirates of the Caribbean: The Curse of the Black Pearl”, „Pirates of the Caribbean: Dead Man’s Chest”, „Pirates of the Caribbean: At World’s End”, „Pirates of the Caribbean: On Stranger Tides” en „Pirates of the Caribbean: Dead Men Tell No Tales”. In de films wordt hij vertolkt door de Amerikaanse acteur Johnny Depp (voluit: John Christopher Depp II, * 9 juni 1963).
[15]Mehmet Kurtuluş (* 27 april 1972) is een Duits-Turkse acteur, die zowel in het theater als in de film optreedt. Hij speelde zeven maal de Hamburgse Tatort-commissaris Cenk Tosun; daarnaast speelde hij in o.a. de Duitse films „Nackt” van regisseuse Doris Dörrie (* 26 mei 1955), „Gegen die Wand” (waarvan hij co-producer was), „Fünf Freunde 4” en in de film „Der junge Häuptling Winnetou” speelt hij Intschu-tschuna; beide laatste films zijn van regisseur Mike Marzuk (* 30 september 1969). In de Turkse film „Abdülhamid Düşerken” („Der Sturz Abdülhamids”) speelde hij de rol van binbaşı Şefik (en alleen dankzij Karl May weten wij wat een binbaşı („Bimbaschi”) is!
[16]Maȟpíya Lúta (Red Cloud, * 1822 , † 10 december 1909) was van 1868 tot 1909 een van de leiders van de Oglala-Lakota. Hij versloeg de U.S. Army diverse malen in de naar hem genoemde Red Cloud’s War, o.a. in de Fetterman Fight op 21 december 1866.
[17]Redbone was een Amerikaanse rockband, die voor het grootste deel bestond uit indianen en afstammelingen van indianen. De band bestond uit zanger/gitarist Lolly Vegas (eigenlijk: Candido Albelando Vasquez, * 2 oktober 1939 , † 4 maart 2010), zanger/bassist Pat Vegas (eigenlijk: Patrick Morales Vasquez, * 17 maart 1941, zanger/gitarist Tony Bellamy (voluit: Robert Anthony Bellamy, * 12 september 1940 , † 25 december 2009) en drummer Pete „Last Walking Bear” DePoe (* 21 augustus 1943). Drummer DePoe, die het trommelen bij ceremoniële feesten en pow-wows geleerd heeft, was of is de enige volbloed indiaan, een Tsitsista (Cheyenne). De drie andere bandleden zijn zogeheten „stadsindianen”, van deels Latijn-Amerikaanse en deels indiaanse afstamming (Yoeme (Yaqui) en Shoshone). De grootste hits van de band waren „Maggie”, „The Witch Queen of New Orleans”, „Fais-Do”, „Poison Ivy”, „We Were All Wounded at Wounded Knee” (d.w.z. in Europa – in Nederland en België nummer 1 –, maar in Amerika werd het nummer niet eens uitgebracht, zelfs niet op verzamelelpees), „Wovoka”, „Come and Get Your Love” en „Suzi Girl”.
[18]Jan Willem van der Jagt is een Nederlands (gepensioneerd) classicus, vertaler en vice-voorzitter van de Karl May Vereniging.
[19]Hans Albert Gomperts (voluit: Henri Albert Gomperts, publicerend als H. A. Gomperts, * 26 december 1915 , † 18 september 1998) was een Nederlandse letterkundige, essayist, dichter en literair criticus. In 2003 verschenen de verzamelde essays van H.A. Gomperts (1915-1998) onder de titel „Intenties 1”, „Intenties 2” en „Intenties 3” bij Meulenhoff in Amsterdam; in een van de delen Intenties staat een herdruk van zijn artikel „Karl May ontsloot nieuwe wereld van helden. Autodidactisch schrijver tekende Indiaan als méns” dat oorspronkelijk op 9 april 1955 in Het Parool was verschenen.
[20]Het tijdschrift De Kiva bestaat sinds 1964 en werd aanvankelijk onder de titel De Kiva. Tijdschrift voor indianen- en Karl May-vrienden uitgegeven door de Rotterdamse boekhandelaar Jacobus Heyink (* 1906 , † juli 1997), maar later door anderen. De website is al een tijdje niet meer bijgewerkt.
[21]Stefan Wunderlich (* 1959) is een apotheker en Karl May-liefhebber in München, die regelmatig lezingen geeft over de bronnen en voorbeelden van Karl May.
[22]Wieland Schnürch (* 1953) is een Duits rechtsgeleerde, historicus, filosoof en uitgever. Hij verzorgde de uitgave van de verzamelbundel „Karl May und München”, Bamberg/Radebeul, 2022.
[23]Gustave Aimard (pseudoniem van Olivier Aimard, * 13 september 1818 , † 20 juni 1883) was een Franse reiziger in Noord- Amerika, Spanje en Turkije en schrijver van avonturenromans. Beroemd zijn zijn „Les Trappeurs de l’Arkansas”, „Le Chercheur de pistes”, „La Fièvre d’Or”, „Les Chasseurs d’Abeilles”, „Le Cœur de pierre”, „L’Araucan”, „Les scalpeurs blancs”, „Par mer et par terre” en, samen met Jules Berlioz d’Auriac (* 9 juli 1820 , † 16 september 1913) geschreven, „Jim, l’Indien”.
[24]Harriet Beecher Stowe (* 14 juni 1811 , † 1 juli 1896) was een Amerikaanse abolitioniste en schrijfster die met haar roman „Uncle Tom’s Cabin; or, Life among the Lowly” uit 1852 de heersende opvattingen over slavernij beïnvloedde. Haar andere boeken hadden beduidend minder succes. De Nederlandse vertaling droeg tot 1982 de titel „De negerhut van Oom Tom” (Fries „De Negerhutte fan Omke Tom”), maar daarna moest dat „De hut van Oom Tom” (Fries: „De hutte fan Omke Tom”).
[25]James Fenimore Cooper (* 15 september 1789 , † 14 september 1851) was een Amerikaans schrijver, die vooral bekendheid verwierf met zijn zeeverhalen en historische verhalen, de vijfdelige Leatherstocking Tales: „The Deerslayer. The First War Path”, „The Last of the Mohicans. A Narrative of 1757”, „The Pathfinder. The Inland Sea”, „The Pioneers. The Sources of the Susquehanna; A Descriptive Tale” en „The Prairie. A Tale”, met Natty Bumppo (bijgenaamd „Leatherstocking” en „Hawkeye”) in de hoofdrol; het tweede boek uit deze reeks, „The Last of the Mohicans” wordt door vriend en vijand beschouwd als zijn meesterwerk.
[26]Gabriel Ferry (eigenlijk Eugène Louis Gabriel Ferry de Bellemare, * 29 november 1809 , † 5 januari 1852) was een Frans auteur, voornamelijk van avonturenromans, waarvan „Une guerre en Sonora – souvenirs des côtes de l’Océan Pacifique”, „Les Squatters – La clairière du bois des Hogues, récit des côtes et de la mer”, „Costal l’Indien ; roman historique. Scènes de la guerre de l'indépendance du Mexique”, „Les Révolutions du Mexique” en „Les aventures d’un Français au pays des caciques” bekend zijn, maar dank zij de bewerking van „Le Coureur des bois” voor kinderen door Karl May is deze roman zijn bekendste werk geworden.
[27]Friedrich Gerstäcker (voluit: Friedrich Wilhelm Christian Gerstäcker, * 10 mei 1816 , † 31 mei 1872) was een Duitse schrijver van avonturenromans, zoals „Die Regulatoren in Arkansas”, „Die Flußpiraten des Mississippi”, „Tahiti”, „Nach Amerika!”, „Der kleine Goldgräber in Kalifornien”, „Waidmanns Heil” en „Unter dem Aequator”.
[28]Dilan Yeşilgöz-Zegerius (* 18 juni 1977) is een Nederlands politica van Turks-Koerdische afkomst. Van 23 maart 2017 tot 3 september 2021 was zij namens de VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) lid van de Tweede Kamer, van 25 mei 2021 tot 10 januari 2022 was zij demissionair staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en vanaf 10 januari 2022 is zij minister van Justitie en Veiligheid in het kabinet-Rutte IV.
[29]De HJ Schoo-lezing is een jaarlijkse lezing, georganiseerd door Elsevier Weekblad, en is vernoemd naar de oud-hoofdredacteur Hendrik Jan Schoo (1945-2007). De lezing wordt omschreven als prestigieus en geldt als „de officieuze opening” van het parlementaire jaar. De uitgebreide en geannoteerde teksten van de lezingen worden in boekvorm uitgegeven door Elsevier Boeken, de boeken-uitgeverij van Elsevier; de lezing van mevrouw Yeşilgöz droeg de titel „Doen wat nodig is om onze democratische rechtsstaat te beschermen” en is als boek verkrijgbaar onder ISBN 9789463481052.
[30]Peter de Zwaan (voluit: Peter Johannes de Zwaan, * 17 augustus 1944) is een Nederlands schrijver van vooral jeugdboeken en thrillers; bekend werd hij vooral als auteur van de Bob Evers-serie, als opvolger van Willy van der Heide (pseudoniem van Wilhelmus Henricus Maria van den Hout, * 3 juni 1915 , † 24 februari 1985). De Zwaan voltooide de delen 33 en 36 van de serie en bewerkte de delen 34 en 35, die in de jaren ’70 illegaal en met een wat ruwer taalgebruik waren uitgegeven. Daarna voegde hij (t/m 2023) nog 36 delen toe aan de serie. Zijn thrillers werden in het verleden regelmatig genomineerd voor De Gouden Strop, maar hij won deze prestigieuze prijs slechts eenmaal, voor „Het alibibureau”. Elders op deze website is redelijk wat informatie over deze serie en de schrijvers ervan te vinden.
[31]Bedoeld wordt Sylvana Simons (voluit: Silvana Hildegard Simons, * 31 januari 1971), een Nederlands parlementslid, notoir querulante en voormalig danseres en televisie- en radiopresentatrice. Ze is partijleider van BIJ1 en namens die partij sinds 2021 Tweede Kamerlid. Het is een eenpersoonsfractie, ze is dus ook fractievoorzitter.
[32]J. K. Rowling (voluit: Joanne Rowling, * 31 juli 1965) is een Britse schrijfster, die het bekendst is als auteur van de zevendelige Harry Potter-fantasy-serie, waarvan wereldwijd meer dan 500 miljoen exemplaren van verkocht zijn.
[33]Tȟatȟáŋka Íyotake („De stier die gaat zitten”, in het Engels niet geheel correct vertaald als Sitting Bull, * ± 1831 , † 15 december 1890) was het opperhoofd van de Hunkpapa-Lakota-Sioux die vooral bekendheid verwierf door zijn jarenlange verzet tegen de genocide op het indiaanse volk door de Amerikanen.
[34]Sven Tritschler (voluit: Sven Werner Tritschler, * 23 november 1981) is lid van de fractie van de AfD (Alternative für Deutschland) in het deelstaatparlement (Landtag) van Noordrijn-Westfalen sinds 2017.
[35]Geert Wilders (* 6 september 1963) is een Nederlands politicus, voorzitter en enig lid van de rechts-populistische PVV (Partij voor de Vrijheid) en al sinds 1998 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
[36]Bob Evers is de populairste Nederlandse jongensboekenserie uit de jaren ’50 en verder. De eerste 32 delen plus de delen 34 en 35 (en fragmenten van de delen 33 en 36) zijn geschreven door Willy van der Heide (pseudoniem van Wilhelmus Henricus Marie van den Hout, * 3 juni 1915 , † 24 februari 1985), de delen 37 t/m 71 (stand: 2023) dood Peter de Zwaan (voluit: Peter Johannes de Zwaan, * 17 augustus 1944), die ook de delen 33 en 36 voltooide en de delen 34 en 35 bewerkte. Elders op deze website is redelijk wat informatie over deze serie en de schrijvers ervan te vinden.
[37]W. E. Johns (voluit: William Earl(e) Johns, * 5 februari 1893 , † 21 juni 1968) was een Engelse piloot en auteur, die meer dan honderdzestig boeken schreef, waarvan de honderdeendelige Biggles-serie het bekendst is geworden.
[38]Henry Morton Stanley (* 28 januari 1841 , † 10 mei 1904) was een Brits-Amerikaans journalist en ontdekkingsreiziger, die er in 1871 op uit werd gestuurd om de vermiste David Livingstone op te sporen; hij vond hem inderdaad, in Ujiji (aan de oostelijke oever van het Tanganyikameer), en begroette hem met de wereldberoemde woorden „Dr. Livingstone, I presume?” In Belgische dienst stichtte hij in 1881 Leopoldstad (het huidige Kinshasa) en in 1887 werd hij er nogmaals op uit gestuurd, nu om de verdwenen Emin Pasja op te sporen, die hij uiteindelijk aantrof in Wadelai (in de Egyptische provincie Equatoria, het huidige Zuid-Soedan en het noorden van Oeganda). Samen ontdekten Stanley en Emin Pasja het Edwardmeer (op de grens van de huidige staten Kongo-Kinshasa en Oeganda) en Mount Ruwenzori (op de grens van de huidige staten Kongo-Kinshasa en Oeganda). De zes toppen van dit bergmassief zijn alle genoemd naar ontdekkingsreizigers; de hoogste is Mount Stanley, een andere heet Mount Emin.
[39]Winston Churchill (voluit: Sir Winston Leonard Spencer-Churchill, * 30 november 1874 , † 24 januari 1965) was een Brits politicus van de Conservative Party en premier van het Verenigd Koninkrijk van 1940 tot 1945 en van 1951 tot 1955. Daarnaast was hij een productief en succesvol schrijver en won hij in 1953 de Nobelprijs voor Literatuur voor zijn geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
[40]De Palestine Royal Commission, officieus de Peel Commission genaamd, was een Britse parlementaire enquêtecommissie, die in 1936 onder leiding van Lord Peel (voluit: William Robert Wellesley Peel, 1st Earl Peel, GCSI, GBE, TD, PC, DL, * 7 januari 1867 , † 28 september 1937) werd aangesteld om de oorzaken van de onrust in het door Groot-Brittannië bestuurde Mandaat Palestina te onderzoeken. Op 7 juli 1937 publiceerde deze commissie een rapport waarin voor het eerst werd gesteld dat het mandaat van de Volkenbond onwerkbaar was geworden en de opdeling in twee staten werd aanbevolen. Het probleem zat ’m hierin, dat de Britten de Arabische stammen gedurende de Eerste Wereldoorlog hadden opgestookt om in opstand te komen tegen het Ottomaanse Rijk, met onafhankelijkheid in het vooruitzicht. Het mandaatgebied Palestina hadden deze snode Britten echter zowel aan de daar sinds mensenheugenis wonende Palestijnen als aan de Joden (Balfour Declaration) beloofd. Het is geen wonder dat beide partijen, Palestijnen en Joden, tegen het voorstel van de Palestine Royal Commission waren.
[41] Johann Wolfgang Goethe (* 28 augustus 1749 , † 22 maart 1832; sinds 1782 von Goethe) was de grootste dichter en dramaturg die Duitsland ooit gekend heeft; daarnaast was hij wetenschapper, romanschrijver, filosoof, natuuronderzoeker en staatsman. Bekende werken van hem zijn (o.a.) „Heidenröslein”, „Wandrers Sturmlied”, „Götz von Berlichingen”, „Die Leiden des jungen Werthers”, „Egmont”, „Iphigenie auf Tauris”, „Torquato Tasso”, „Der Erlkönig”, „Römische Elegien”, „Reineke Fuchs”, „Wilhelm Meisters Lehrjahre”, „Xenien” (samen met Friedrich (von) Schiller);, „Faust. Eine Tragödie”, „Hermann und Dorothea” „Pandora”, „Wilhelm Meisters Wanderjahre”, „Die Wahlverwandtschaften”, „Zur Farbenlehre”, „Aus meinem Leben. Dichtung und Wahrheit”, „Italienische Reise”, „Über Kunst und Altertum”, „West-östlicher Divan”, „Marienbader Elegie”, „Faust. Der Tragödie zweiter Teil” en „Einzelnheiten, Maximen und Reflexionen”.
[42]Henri Arnoldus (voluit: Johannes Hendricus Willem Arnoldus, * 22 februari 1919 , † 19 december 2002) was een Nederlandse schoolmeester die bekend is geworden als auteur van een aantal les- en kinderboeken. Zijn bekendste serie was Pietje Puk (46 delen), maar ook Tup en Joep (20 delen), Oki en Doki (20 delen) en twaalf delen uit de Veldboeket-serie, waarbij Arnoldus zich vooral op de jongste leeftijdscategorie richtte, en Carel Beke (voluit: Carolus Adrianus Beke, * 29 september 1913 , † 27 december 2007) – bekend van Pim Pandoer – in deze serie eveneens twaalf verhalen schreef voor de bovenbouw van de lagere school.
[43]Carol Voges (voluit: Carel Willem Voges, * 19 juni 1925 , † 9 januari 2001) was een Nederlands illustrator, striptekenaar en schrijver. Zijn bekendste werk is de tekststrip „De avonturen van Pa Pinkelman”, geschreven door Godfried Bomans (voluit: Godfried Jan Arnold Bomans, * 2 maart 1913 , † 22 december 1971), die van 1945 tot 1952 in De Volkskrant verscheen. Hij illustreerde ook de series Pietje Puk (46 delen), Tup en Joep (20 delen) en Oki en Doki (20 delen) van Henri Arnoldus (voluit: Johannes Hendricus Willem Arnoldus, * 22 februari 1919 , † 19 december 2002) en diverse delen uit de Veldboeket-serie van Henri Arnoldus en Carel Beke (voluit: Carolus Adrianus Beke, * 29 september 1913 , † 27 december 2007). Als volkomen mislukt gelden zijn zestien omslagtekeningen van de toen 32 delen tellende Bob Evers-serie, begin jaren tachtig (om precies te zijn: de delen 1, 2, 3, 13, 15, 18, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 29, 30 en 31). Uitgeverij De Eekhoorn heeft Voges en ons de overige zestien delen bespaard.
[44]Marleen Wijma-van der Laan is of was een Nederlands receptie-esthetica en schilderes; zij recenseerde jeugdboeken, o.a. voor het scholierenblad Tikker en Lexicon voor de jeugdliteratuur.
[45]De „Index librorum prohibitorum” (Lijst van verboden boeken) of kortweg de Index was van 1559 tot 1966 een door de paus vastgestelde lijst van boeken die katholieken niet mochten lezen omdat ze door de Rooms-Katholieke Kerk verwerpelijk werden geacht. De laatst uitgegeven lijst uit 1948 omvatte ongeveer 4000 titels die geacht werden ofwel ketterij te bevatten, ofwel moreel verwerpelijk, ofwel te expliciet seksueel te zijn.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website