Karl May

Herman Tromp 1


Karl Friedrich May werd op 25 februari 1842 geboren in Hohenstein, een dorpje in het Ernsttahl 2 in het toenmalige Saksen (nu DDR). In het gezin May werden in totaal veertien kinderen geboren; alleen Karl en vier zusjes bleven langer dan een jaar in leven. De levensomstandigheden waren slecht. De vader was wever van beroep en revolutionair lid van vrijkorpsen in zijn vrije tijd. Hij verdiende te weinig om zijn gezin, inclusief de beide oma’s, goed te voeden. Geregeld cafébezoek verminderde het beschikbare huishoudgeld behoorlijk.
Door een complicatie bij een slecht behandelde aandoening werd Karl op jonge leeftijd blind. Pas op zijn vijfde jaar kreeg hij na een operatie het gezichtsvermogen terug. In zijn blinde kleutertijd vertelde zijn grootmoeder hem verhalen en sprookjes. Ze was een geboren vertelster, zodat Karl zich de situaties goed kon voorstellen.
Na de operatie werd Karl naar school gestuurd, maar hij moest ook zorgen voor extra inkomsten. Zo werd hij door zijn vader meegenomen naar het plaatselijk café om daar als kegeljongen te werken. Ook assisteerde hij in de eveneens bij dat café behorende uitleenbibliotheek, die hij ondertussen volledig doornam: gebedenboeken, avonturenromans, wiskundige beschouwingen of verzamelde preken, het maakte hem niets uit. Alles wat hij las nam hij voorwaar aan. Zo liep hij eens van huis weg om bij één van zijn favoriete verhaalfiguren geld te gaan lenen voor zijn behoeftige familie.
In 1857 ging Karl leren voor onderwijzer op de kweekschool in Waldenburg. Een studiebeurs stelde hem daartoe in staat. Binnen twee jaar werd hij van school gestuurd, omdat men hem ervan verdacht kaarsen te hebben gestolen. Kaarsen die hij thuis met Kerst als geschenk wilde geven. Op een andere kweekschool maakte hij vervolgens zijn studie af. Hij ging werken als onderwijzer, maar ook dat leverde hem veel trammelant op. Op zijn tweede school werd hij, weer met Kerst, betrapt op diefstal van een horloge en twee pijpen. Hij werd ervoor veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf.
Daarna volgde een periode van tien jaar, waarin hij regelmatig in de gevangenis verbleef. Hij ontwikkelde zich tot een creatieve misdadiger, die zich bijvoorbeeld uitgaf voor een inspecteur van politie die winkelkassa’s op vals geld controleerde en vervolgens het als vals aangemerkte geld ter controle in eigen zak stak. Hij speelde ook de rol van legerofficier, van geestelijke, van baron of van dokter en klopte zo de mensen het geld uit de zak. Bij een arrestatie wist hij zelf een keer te ontsnappen door uit een rijdende trein te springen.
Het waren geen grote misdaden die hij beging, toch bouwde hij er een reputatie mee op zoals blijkt uit een krantebericht uit 1869: ‘Gisternacht rukten 25 gendarmes, de politienheden uit de omgeving en een sectie van de brandweer uit Ernsttahl uit om in de Hohensteinse bossen de beruchte May op te sporen.’
Als verklaring voor zijn criminaliteit noemt May in zijn autobiografische schets Meine Beichte 3 (1908) dat zijn daden werden ingegeven door wraakgevoelens jegens de maatschappij. Een afkeer die hem ervan weerhield de realiteit onder ogen te zien en hem in een droomwereld liet leven.
In de gevangenis van Waldheim, waar hij van 1870-1874 verbleef, trof hij het met een soepel regime dat hem toestond veel te lezen. Hij verdiepte er zich in de gewoonten van andere volken. Daar leerde hij onderscheid te maken tussen de realiteit en zijn dromen. Dat lukt hem vooral door te gaan schrijven.
Plotseling lukte het May zijn romantische natuur op een positieve manier te benutten: hij begon reisverhalen te schrijven, verhalen over Indianen, prairielopers en woestijnruiters, zonder dat hij de beschreven gebieden zelf bezocht had. Escapistisch voor hemzelf, maar tegelijk een broodwinning, want een paar bladen namen ze op.
Na de tijdschriften kwamen de boeken. Niet alleen reisverhalen, maar ook historische en psychologische romans, spookverhalen, gedichten en liederen. Zijn volledig werk, dat door de Karl May-Verlag wordt uitgegeven omvat 74 delen.
De boeken maakten hem een rijk man, die in 1899 een reis via Egypte naar Java kon maken en in 1908 eindelijk Amerika kon bezoeken. Ze leverden hem ook roem en waardering op, waardoor hij in contact kwam met de hoogste kringen. Ze bezorgden hem ook veel narigheid en afgunst van mensen die hem een leugenaar en een bederver der zeden noemden. May overleed op 29 maart 1912 4, murw van de gerechtelijke processen die hij tegen deze aantijgingen voerde.

Werk   In het begin van zijn carrière als schrijver publiceerde May zijn werk in bladen met namen als Das Familienblatt, Heimgarten, Neues Unterhaltungsblatt, Frohe Stunden, Feierstunden of Abendstunden.
Ook schreef hij in die tijd onder exotische pseudoniemen een aantal zogenaamde Hintertreppenromans, triviale romans in afleveringen die vooral aan dienstbodes aan de trap van de achterdeur werden verkocht. May schreef als een bezetene vanwege het geld dat hij ermee verdiende. In het Karl May-museum in Bamberg is nog te zien hoe hij te werk ging. Hij had bij het schrijven zo’n haast dat hij zich niet de tijd gunde zijn pen in de inktpot te dopen. Liever kwakte hij een plasje inkt op het tafelkleed 5. De inktvlek is daar één van de vele curiositeiten.
In 1879 verscheen een eerste bundeling van bestaande verhalen onder de naam van Old Firehand 6 en wat later kwam zijn eerste echte boek (Winnetou I 7) onder zijn eigen naam uit.
Het grote succes kwam, toen hij in de tweede helft van de jaren tachtig aan een jongerentijdschrift 8 ging meewerken. Dit heeft geresulteerd in een zevental boeken die oorspronkelijk voor de jeugd bedoeld zijn, daaronder zijn De zoon van de berenjager, De schat in het zilvermeer en Winnetou 9. Het belangrijkste kenmerk van deze jeugdboeken is dat het thema van goed en kwaad op een bijna sprookjesachtige manier wordt uitgewerkt. De verhaalfiguren en de omstandigheden hebben dan een symbolische waarde.
De andere reis- en avonturenverhalen waren niet speciaal voor jongeren geschreven. Volgens Gomperts 10 behoort hij ‘tot het soort auteurs dat tegen wil en dank in de kinderkamer terecht komt, waar Defoe 11, Swift 12, Dickens 13 en Van Lennep 14 hem zijn voorgegaan’. In zijn artikel uit 1955 probeert hij ook de oorzaak daarvan te vinden. In de eerste plaats noemt Gomperts de verhalen van Karl May spannend als detectives, daarnaast zijn de beschrijvingen zo levendig, dat ze het landschap en de gebeurtenissen bijzonder plastisch en zichtbaar maken. Bovendien ‘is er de atmosfeer van de open lucht, van het vrije jagersleven te paard, zonder politie, zonder slagers, kruideniers en benzinepompen’. Ten slotte zijn er de hoofdpersonen, waarmee de lezer zich maar wat graag wil identificeren.
Ook Godfried Bomans 15 waagt zich in een negatief artikel (Het ruikt hier naar gas) aan een verklaring voor de populariteit bij jongens van de als zodanig niet voor hen bedoelde boeken van Karl May. Naast mogelijke oorzaken als de superioriteit van figuren als Old Shatterhand en de eenvoudige opbouw van de boeken, die hij vergelijkt met een kruissteek (de ene steek is dat Old Shatterhand en Winnetou worden gevangen genomen en de tweede, die er haaks op staat, dat ze weer vrij komen) zoekt hij het vooral in de mystiek. Hij vergelijkt de boeken van May met een opera van Wagner 16. De inhoud daarvan komt volgens Bomans niet uit boven ‘padvinderij voor gevorderden’, maar tegelijk geeft de muziek daar zoveel extra’s aan, dat het de luisteraar/kijker fascineert.
Zo ziet Godfried Bomans de boeken van Karl May als een brok emotionele lading rond een onduidelijke en amorfe kern. Maar het is juist deze combinatie die jongens zo fascineert. Jongens in de leeftijd van twaalf tot vijftien zijn daar des te ontvankelijker voor, want ‘zij zitten met een voorraad toewijding die nergens op gericht kan worden, want het godenbeeld van de vader is juist omgevallen en dat van de vrouw nog niet opgericht. In dit vacuüm treden plotseling Winnetou en Old Shatterhand naar voren’.
Curieus is een in 1969 door Arno Schmidt 17 in zijn boek Situra und der Weg dorthin gelanceerde interpretatie van Mays werk. Volgens Schmidt berust de aantrekkingskracht die de boeken van May op mannen uitoefent op de homo-erotische sfeer erin. Het bewijs voor zijn bewering leverde Schmidt door een analyse van de landschapsbeschrijvingen, waarin allerlei seksuele impulsen verborgen (zouden) zitten.
De meer gehoorde verklaring voor de populariteit van Karl Mays boeken is echter dat er van zijn boeken een grote aantrekkingskracht uitgaat. De sfeer- en landschapsbeschrijvingen zijn suggestief, de types kunnen zo uit een wild-westfilm zijn weggelopen, de dialogen zijn puntig en geestig en op elke bladzijde gebeurt iets spannends. Bovendien berust die populariteit voor een groot deel op het feit dat de boeken van May meestal niet als fictie worden gelezen, maar als verslagen van werkelijk beleefde avonturen. Dit heeft aan de ene kant te maken met een zekere onervarenheid van de lezer die de ik-vorm van de meeste verhalen te serieus neemt en het spel met de namen niet doorziet, aan de andere kant legt het de nadruk op de meeslepende vertelwijze van Karl May, die de lezer in de wereld van het boek weet te trekken.
Karl May vond het leuk of had de behoefte zich met zijn verhaalfiguren te identificeren. In zijn boeken, maar ook daarbuiten. Zo liet hij zich graag als Old Shatterhand fotograferen. Toen Karl May op het toppunt van zijn roem werd ontvangen in het keizerlijk paleis in Wenen, vroeg hij ‘zal ik als cowboy of als schrijver met u converseren?’ Een vreemde maar ware opmerking, want voor hem waren beide onderling verwisselbaar. Het is niet moeilijk aan te tonen dat Karl May het in zijn avonturenboeken over zichzelf had. Zo is niet alleen Old Shatterhand, maar ook Kara Ben Nemsi het alter ego van Karl May.
Het volgende fragment laat dat heel duidelijk zien. Kara Ben Nemsi brengt hierin een bezoek aan Sjekib Halil Pasja.

‘Nadat hij me een tijdlang van boven tot onder had bekeken vroeg hij:
‘Hoe heet u?’
‘Ik heb verschillende namen, excellentie.’
‘Verschillende? Ik dacht dat een mens maar een naam had!’
‘Meestal wel. Bij mij ligt het anders, omdat men mij in elk land en bij elk volk dat ik bezocht, een andere naam gaf.’
‘U heeft dus veel landen en volkeren gezien?’
‘Ja.’
‘Hoe oud was u toen u wegging uit Almanja?’
‘Ik telde achttien jaren toen ik overzee naar de Nieuwe wereld ging.’
‘En wat doet u?’
‘Ik schrijf artikelen en boeken over wat ik in die landen meemaak en over de mensen die ik er ontmoet.’ ’


Dit levensverhaal van de papieren Kara Ben Nemsi vertoont veel overeenkomst met dat van de echte Karl May, inclusief zijn verzonnen bezoeken aan Amerika. Een procé dé dat mutatis mutandis ook in de Old Shatterhand-boeken voorkomt. Aan het eind van veel delen kondigt Old Shatterhand aan dat hij teruggaat naar de oude wereld om zijn belevenissen op schrift te zetten. Het begin van een nieuw avontuur geeft soms een kleine toelichting dat Old Shatterhand tussendoor even naar het Midden-Oosten is geweest. Het toepassen van zo’n dubbelgangersconstructie is op zich al een typisch romantisch kenmerk.
Nog duidelijker toont hij het romantisch gevoel door zijn opvallende uitwerking van het ‘Dort wo du nicht bist, ist das GIück’. En May had natuurlijk alle reden te verlangen naar romantische verten. Hij had de westerse wereld als hard en onrechtvaardig ervaren. In zijn papieren wereld kon hij alles beter maken. Sommigen beweren dat May zich in zijn boeken afzet tegen die mensen in Duitsland, van wie hij meende, dat zij hem onrecht hadden aangedaan.
Naast psycho-analytische duiding staat de sociaal-historische interpretatie. Daarin is Karl May de schrijver die uitdrukking geeft aan de collectieve fantasieën van het laat negentiende-eeuwse burgerdom. De superioriteit van Old Shatterhand en van Kara Ben Nemsi om in alle situaties hun autonomie te bewaren, beantwoordt aan de wensvoorstelling van de burger zich te handhaven in een moderne wereld, waarin zijn vrijheid door technologie en bureaucratie steeds meer wordt bedreigd.
In ons land werd in 1890 het eerste boek van Karl May onder zijn eigen naam uitgebracht. Dat was De oude dood (Reisavonturen in Mexico). Het werd uitgegeven door W. H. J. van Nooten 18 in Haarlem.
Uitgeverij Becht 19 heeft de langste traditie met May-uitgaven. De eerste werden uitgegeven met tekeningen van Jan Sluyters 20. Later werden ze tot de helft ingekort en geïllustreerd door Hans G. Kresse 21.
Uitgeverij Het Spectrum bracht vanaf 1962 in totaal vijftig pockets met Karl May-verhalen uit. In 1983 is de uitgeverij gestart met moderne uitgaven. Daarnaast zijn er allerlei min of meer bewerkte versies te koop. Onder andere die van Omega Boek met bewerkingen van Pieter Grashoff 22.

Waardering   Zoals hierboven is aangetoond deed Karl May een appèl op zijn lezers en wist hij daarbij precies de juiste snaar te raken. Het gevolg daarvan was dat zijn boeken zeer goed werden verkocht.
Uitgeverij Münchmeyer 23 wilde die belangstelling uitbuiten en bracht vijf hierboven genoemde Hintertreppenromans uit, maar nu onder de naam van Karl May.
Het verwekte groot schandaal, want plotseling bleek May een schrijver te zijn die door prikkelende passages de zeden bedierf. May heeft geprobeerd aan te tonen dat de gewraakte passages niet van zijn hand waren, maar er door de uitgever waren ingezet.
In de woelige periode die daarna ontstond heeft men gepoogd Karl May helemaal onderuit te halen door hem af te schilderen als een leugenaar, die het deed voorkomen of hij eigen belevenissen vertelde, maar tot dan toe nooit in Amerika was geweest.
Bovendien rakelden vijanden zijn misdadige verleden op. De hetze die gevoerd werd kwam hierop neer dat een populaire schrijvende misdadiger door zijn invloed op de jeugd een gevaar voor het vaderland betekende.
Het is daarna steeds zo gebleven dat May fans had èn felle bestrijders. De één was vóór vanwege zijn christelijke moraal; de ander was tegen vanwege de door May vertolkte Übermenschgedachte. De één prees zijn plastische beschrijvingen; de ander verwierp zijn gezwollen taal.
Bij ons kwalificeerde Nienke van Hichtum 24 zijn werk als ‘ellendig prikkelend sensatiegeschrijf’, maar Gomperts en Bomans erkennen dat zij door zijn verhalen gegrepen worden. In Duitsland prees Albert Schweitzer 25 zijn ‘vredelievendheid’.
Sommigen zien in May de verwoorder van de fascistische denkbeelden, maar in 1944 werd zijn werk door de Gestapo aangemerkt als ‘pacifistisch en weerkrachtondermijnend’. De straat in zijn woonplaats Radebeul werd in 1932 omgedoopt in Karl May-strasse. Na de oorlog maakten de Oostduitsers daar de Hölderlingstrasse van.
In 1960 gaf Oost-Duitsland toestemming een wagonlading May-curiosa uit de blokhut Bärenfett achter zijn huis in Radebeul naar een nieuw May-museum in Bamberg (West-Duitsland) te exporteren. Oost-Duitsland wilde van hem af, ook weer beducht voor de slechte invloed van zijn boeken op de jeugd. Een paar jaar later vindt men dat er van het werk van May ‘produktieve impulsen voor de vorming van de socialistische persoonlijkheid’ uitgaan.
Bij ons wordt door de bibliotheekwereld het werk van May beschouwd als gewelddadige jongenslectuur. De boeken worden daarom mondjesmaat ingekocht. Maar van de in 1962 uitgebrachte serie Karl-May boeken ‘voor vader en zoon’ van uitgeverij Het Spectrum zijn meer dan drie miljoen exemplaren verkocht. Karl May blijft bij ons, maar ook in Duitsland, een controversieel figuur. De belangrijkste oorzaak daarvan is dat zijn werk past binnen de romantische traditie, maar daar vaak los van wordt gezien. May dichtte zichzelf een hoge opdracht toe. Door de verkondiging van een gemoedelijk Duits-nationalistisch, religieus-verdraagzaam optimisme wilde hij de vragen en problemen van de mensheid oplossen. Door de veranderde tijdsomstandigheden, maar ook doordat de boeken van May steeds weer werden aangepast aan de smaak van het veranderende publiek, verdween steeds meer van de oorspronkelijke bedoelingen van de schrijver. Dat niet iedereen het daarmee eens is bewijst het initiatief van Greno Verlag 26, die tot het eind van de eeuw in honderd delen de volledige May wil uitbrengen, authentiek, becommentarieerd en wetenschappelijk verantwoord.
In Duitsland is de belangstelling voor Karl May nog steeds overweldigend. Jaarlijks worden ruim drie miljoen exemplaren van zijn werk verkocht. Het in 1969 opgerichte Karl May-Gesellschaft is de grootste literaire vereniging van Duitsland. In een artikel in Vrij Nederland van juni 1987 27 wordt echter gesteld dat er in ons land nog maar weinig vraag is naar de boeken van May. ‘In onze lage landen bij de zee lijkt de man morsdood.’

Bibliografie

Het oeuvre van Karl May is dermate omvangrijk en de diverse boeken zijn zo vaak vertaald en bewerkt, dat het niet mogelijk is een volledige lijst te geven van zijn in het Nederlands vertaalde boeken. Bij de hier volgende opsomming is gekozen voor de belangrijkste, nog verkrijgbare uitgaven.

Der Sohn des Bärenjägers (1887-1890): De zoon van de berenjager. Bewerkt door D. L. Uyt den Boogaerdt. Amsterdam, Becht, 1984 (13e druk). Nederlandse bewerking van H. A. Richel-Van der Hoog. Utrecht, Het Spectrum, 1983 (13e druk).
Das Vermächtnis des Inka (1890): Het testament van de Inca. Bewerkt door Marcel Parren. Utrecht, Het Spectrum, 1978 (3e druk).
Die Sklavenkarawane (1890): De slavenkaravaan. Vertaald door F. R. Janse. Utrecht, Het Spectrum, 1974 (2e druk).
Der Schatz im Silbersee (1891): De schat in het Zilvermeer. Bewerkt door D. L. Uyt den Boogaerdt. Amsterdam, Becht, 1982 (8e druk). Nederlandse vertaling van J. Meyknecht-Grossouw. Utrecht, Het Spectrum, 1982 (13 druk). Nederlandse bewerking van P. Grashoff. Amsterdam, Omega, 1976.
Durchs wilde Kurdistan (1892): Door het wilde Koerdistan. Vertaald door M. Van Oort-Lau. Utrecht, Het Spectrum, 1984 (6e druk).
Durch die Wüste (1892): Kara-Ben-Nemsi, de held uit het Avondland. Bewerkt door Greta. Amsterdam, Becht, 1949 (6e druk). Nederlandse vertaling Kara ben nemsi, de held uit de woestijn van L. Montagne-Andres. Utrecht, Het Spectrum 1982 (9e druk).
Winnetou (1892): Winnetou, het opperhoofd der Apachen. Bewerkt door J. van der Weyden. Amsterdam, Becht, 1984 (15e druk). Nederlandse vertaling Winnetou, het grote opperhoofd van Margot Bakker. Bewerkt door M. Zwiers. Met illustraties van Waldemar Post. Utrecht, Het Spectrum, 1983 (13e druk). Nederlandse bewerking Winnetou I van Pieter Grashoff. Amsterdam, Omega, 1980 (4e druk).
In den Schluchten des Balkan (1892): In de rotskloven van de Balkan. Vertaald door G. A. J. Emonds. Utrecht, Het Spectrum, 1976 (5e druk).
Winnetou II (1892): Old Shatterhand. Vertaald door Margot Bakker. Utrecht, Het Spectrum, 1982 (14e druk).
Winnetou III (1892): De dood van Winnetou (gebaseerd op Winnetou III en Satan und Ischariot). Vertaald door P. H. Oosterbaan. Utrecht, Het Spectrum, 1983 (9e druk). Nederlandse vertaling De zwarte mustang (gebaseerd op Winnetou III en Halbblut) van Fie Zegerius. Utrecht, Het Spectrum, 1983 (13e druk). Nederlandse bewerking De dood van Winnetou) van P. Grashoff. Amsterdam, Omega, 1981 (2e druk).
‘Weihnacht’ (1893): Winnetou en de goudzoekers. Vertaald door C. H. Schaap. Utrecht, Het Spectrum, 1983 (13e druk).
Der Ölprinz (1895): De Oliekoning. Vertaald door L. M. van Wijnen. Utrecht. Het Spectrum, 1983 (9e druk).
Old Surehand II (1895): Het geheim van Old Surehand. Vertaald door H. J. A. Masset. Utrecht, Het Spectrum, 1984 (11e druk).
Der schwarze Mustang (1896): De zwarte mustang. Bewerkt door D. L. Uyt den Boogaerdt. Amsterdam, Becht, 1983 (8e druk). Nederlandse vertaling van Fie Zagerius. Utrecht, Het Spectrum, 1983 (13e druk).
Im Reiche des siberen Löwen I und II (1898/1899): De smokkelaars van de Tigris. Vertaald door C. Verlinden-Bakx. Utrecht, Het Spectrum, 1976 (6e druk).
Winnetous Erben (1910): De boodschap van Winnetou. Vertaald door T. Vos-Dahmen von Buchholz. Utrecht, Het Spectrum, 1982 (9e druk). Nederlandse bewerking Het testament van Winnetou van P. Grashoff. Amsterdam, Omega, 1981 (2e druk).
Zepter und Hammer (1926): De admiraal van de sultan. Vertaald door H. A. Richel-Van der Hoog. Utrecht, Het Spectrum, 1977 (6e druk).
Over Karl May
H. A. Gomperts, Karl May ontsloot nieuwe wereld van helden; autodidactisch schrijver tekende indiaan als mens. In: bron onbekend, waarschijnlijk Het Parool, ca. 1955. 28
Godfried Bomans, Het ruikt hier naar gas; een poging tot begrip van Karl May. In: Elseviers Weekblad, 24-8-1963.
Arno Schmidt, Sitara und der Weg dorthin; eine Studie über Wesen, Werk und Wirkung Karl Mays. Frankfurt am Main, 196o.
E. van Linden m.m.v. C. J. Schuurman, Dr. Karl May. Bennebroek, 1976.
Karl May, ‘Ich’; Karl Mays Leben und Werk; mit Beiträgen von Karl May: Bevat ook: Meine Beichte, Mein Leben und Streben en Empor ins Reich der Edelmenschen. Bamberg, 1976.
F. C. de Rooy, Karl May en zijn wereld; portret van Karl May gebaseerd op eigen werk; samenstelling en toelichting F. C. de Rooy; met vertalingen uit het Duits door T. Vos-Dahmen von Buchholz en F. C de Rooy. Utrecht, Het Spectrum, 1978 (3e druk).
Anneke van Ammelrooy, Karl May is al 70 jaar dood maar zijn lezers gaan nog steeds met elkaar op de vuist. In: De Volkskrant, 3-4-1982.
H. Kakebeeke, Kara Ben nemsi is terug. In: Leestekens, jaargang 3 (1983), blz. 178-182.
Wim Zaal, Honderd jaar Karl May: Ugh!; Een bleekgezicht uit Saksen. In: Elseviers magazine, jaargang 40 (1984), nr. 37.
Gerda Meijerink, Karl May: een rover, een leugenaar, een groot schrijver, een antikoloniale vredesstichter, een pacifist of dat alles tegelijk? In: Vrij Nederland, 20-6-1987.
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, Knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 11 (1987), nr. 6.


  [1]In: Lexicon Jeugdliteratuur 20, juni 1989.
  [2]Karl May werd geboren in het stadje Ernstthal (niet: Ernsttahl), dat op 1 januari 1898 met het naburige Hohenstein samengevoegd werd tot Hohenstein-Ernstthal. Er bestaat dus niet zoiets als een Ernst-dal. Formeel klopt zelfs de term „Saksen” niet eens, want in 1842 maakte Ernstthal deel uit van het gebied van de graven van Schönburg-Hinterglauchau (terwijl Hohenstein onder de graven van Schönburg-Forderglauchau viel). Pas in 1878, toen de grafelijke families hun gezamenlijke territoria aan het Koninkrijk Saksen verkochten, werd Karl May officieel Saksisch onderdaan.
  [3]Meine Beichte” is sinds 1917 opgenomen in „»ICH« Karl May • Leben und Werk” (Gesammelte Werke, Band 34).
  [4]30 maart 1912.
  [5]Tafelblad.
  [6]„Old Firehand” verscheen in 1875 onder de titel „Aus der Mappe eines Vielgereisten. von Karl May. Nr. 2. Old Firehand” in het Deutsches Familienblatt en later nog in andere tijdschriften. Er is geen sprake van een verzamelbundel; die kwam er pas in 1967, toen veertien korte verhalen onder de verzamelnaam „Old Firehand” als Band 71 aan de Gesammelte Werke werden toegevoegd.
  [7]Winnetou I” verscheen in 1893 en was zeker niet Karl Mays eerste echte boek.
  [8]Bedoeld wordt Der gute Kamerad, een jongenstijdschrift dat tussen 1887 en 1944 en tussen 1951 en 1968 werd uitgegeven door Wilhelm Spemann (voluit: Johann Wilhelm Spemann, * 24 december 1844 , † 29 juni 1910) in Stuttgart en zijn opvolgers. Voor dit tijdschrift schreef Karl May tussen 1887 en 1897 vierentwintig (en mogelijk zelfs 27) korte en langere verhalen, waaronder zijn zeven, speciaal voor de jeugd geschreven verhalen die later in boekvorm zijn verschenen: „Der Sohn des Bärenjägers” en „Der Geist des Llano estakado”, „Kong Kheou, das Ehrenwort”, „Die Sklavenkarawane” „Der Schatz im Silbersee”, „Das Vermächtnis des Inka”, „Der Ölprinz” en „Der schwarze Mustang”. Deze boeken zijn in bewerkte vorm en soms met andere titels tussen 1913 en 1917 in de Gesammelte Werke opgenomen als Band 35 t/m 41; zes ervan zijn ook opgenomen in de Nederlandse Karl May Pockets, terwijl de bewerkte versie van „Kong Kheou, das Ehrenwort” („Der blaurote Methusalem”) als „Der pimpelpaarse Methusalem” bij diverse andere Nederlandse uitgevers is verschenen.
  [9]Zoals we in noot 8 al konden zien, is „Winnetou” dus niet speciaal voor kinderen geschreven. De boeken die Karl May voor de jeugd schreef, zijn vrij makkelijk te herkennen, want die zijn niet in de ik-vorm geschreven, al komt Old Shatterhand er af en toe in voor.
[10]Hans Albert Gomperts (voluit: Henri Albert Gomperts, publicerend als H. A. Gomperts, * 26 december 1915 , † 18 september 1998) was een Nederlandse letterkundige, essayist, dichter en literair criticus. In 2003 verschenen de verzamelde essays van H.A. Gomperts (1915-1998) onder de titel „Intenties 1”, „Intenties 2” en „Intenties 3” bij Meulenhoff in Amsterdam; in een van de delen Intenties staat een herdruk van zijn artikel „Karl May ontsloot nieuwe wereld van helden. Autodidactisch schrijver tekende Indiaan als méns” dat oorspronkelijk op 9 april 1955 in Het Parool was verschenen.
[11]Daniel Defoe (geboren als Daniel Foe, * ± 1660 , † 24 april 1731) was een Engels schrijver, journalist en spion en wordt wel beschouwd als een der grondleggers van de Engelse roman. Zijn oeuvre omvat meer dan 350 titels, maar hij is vooral bekend geworden met twee daarvan, „Robinson Crusoe” (1719) en „The Fortunes and Misfortunes of the Famous Moll Flanders” (1722).
[12]Jonathan Swift (* 30 november 1667 , † 19 oktober 1745) was een Iers schrijver, wiens bekendheid uitsluitend gebaseerd is op de satirische roman „Gulliver’s Travels” (voluit: „Travels into Several Remote Nations of the World, in Four Parts. By Lemuel Gulliver, First a Surgeon, and then a Captain of Several Ships”) uit 1726.
[13]Charles Dickens (voluit: Charles John Huffam Dickens, * 7 februari 1812 , † 9 juni 1870) was een van de belangrijkste Engelse schrijvers tijdens het victoriaans tijdperk, die tot na de Eerste Wereldoorlog Engelands populairste schrijver bleef. Hij verwierf bekendheid met „The Pickwick Papers” (voluit: „The posthumous papers of the Pickwick Club”), „Oliver Twist”, „Nicholas Nickleby”, „David Copperfield”, „Great Expectations”, „A Christmas Carol” en „A tale of two cities”.
[14]Jacob van Lennep (* 24 maart 1802 , † 25 augustus 1868) was een Nederlands schrijver, dichter, taalkundige en politicus. Bekende werken van hem zijn o.a.: „Nederlandsche Legenden, in rijm gebracht”, „De roos van Dekama : een verhaal”, „De lotgevallen van Ferdinand Huyck”, „De twee admiralen ; Een schaking in de zeventiende eeuw”, „Merkwaardige kasteelen in Nederland”, „De lotgevallen van Klaasje Zevenster”, „De vermakelijke Latijnsche spraakkunst, ten nutte der jeugd / samengest. door een liefhebber der Latijnsche tale, en opgeluisterd met boekdruk-etsen door Johannes Kachelius” en „De Zomer van 1823”.
[15]Godfried Bomans (voluit: Godfried Jan Arnold Bomans, * 2 maart 1913 , † 22 december 1971) was een Nederlandse schrijver, columnist en mediapersoonlijkheid. Zijn bekendste boeken zijn „Pieter Bas”, „Erik of het klein insectenboek”, „De avonturen van Pa Pinkelman”, „Avonturen van Tante Pollewop” en de lagere school-lectuur-serie „Pim, Frits en Ida”. Van zijn hand is het artikel „Het ruikt hier naar gas. Een poging tot begrip van Karl May” in Elseviers Weekblad, 24 augustus 1963, elders op deze site.
[16]Richard Wagner (voluit: Wilhelm Richard Wagner, * 22 mei 1813 in Leipzig , † 13 februari 1883) was een Duits componist, dramaturg, dichter, schrijver, theaterregisseur en dirigent. Zijn opera’s „Die Feen”, „Das Liebesverbot oder Die Novize von Palermo”, „Rienzi, der Letzte der Tribunen”, „Der fliegende Holländer”, „Tannhäuser und der Sängerkrieg auf Wartburg”, „Lohengrin”, „Der Ring des Nibelungen, ein Bühnenfestspiel für drei Tage und einen Vorabend” (bestaande uit „Das Rheingold (Vorabend)”, „Die Walküre (Erster Tag)”, „Siegfried (Zweiter Tag)” en „Götterdämmerung (Dritter Tag)”), „Tristan und Isolde”, „Die Meistersinger von Nürnberg” en „Parsifal, ein Bühnenweihfestspiel” gelden nog steeds als het onbetwiste hoogtepunt van de Duitstalige operacomposities. Daarnaast heeft hij nog talloze orkestwerken, waaronder twee symfonieën, gecomponeerd.
[17]Arno Schmidt (* 18 januari 1914 , † 3 juni 1979) was een Duits auteur, wiens bekendste werken „Das steinerne Herz” (1956), „Die Gelehrtenrepublik” (1957) en „KAFF auch Mare Crisium” (1960) zijn.
Hij heeft in diverse essays geponeerd dat Karl May een prominente plaats in de Duitse literatuurgeschiedenis verdient, maar in zijn bekende werk „Sitara und der Weg dorthin – Eine Studie über Wesen, Werk und Wirkung Karl Mays” (1963) probeerde hij aan te tonen dat Karl May een verkapte homo was, hetgeen door Heinz Stolte en Gerhard Klußmeier in hun brochure „Arno Schmidt & Karl May” afdoende weerlegd werd.
[18]W. H. J. van Nooten was een (mij) onbekende uitgeverij te Haarlem. Zie J. C. Oosterbaan, „Een ketting van boeken”, Krabbendijke: Van Velzen, 19991, p. 13: ook Oosterbaan weet niets te melden over Van Nooten.
[19]Herman Johan Wilhelm Becht (* 25 maart 1862 , † 26 februari 1922) was aanvankelijk handelsreiziger voor Van Holkema & Warendorf, maar al in 1892 vestigde hij zijn eigen uitgeverij in Amsterdam. In het logo van de uitgeverij stonden de initialen H.J.W.B. voor de zinsnede „Hebt In Werken Bevrediging”. In 1986 werd de uitgeverij overgenomen door Johannes Hendricus Gottmer (* 1902 , † 1974: Gottmer Uitgevers Groep) in Haarlem; de boeken van Becht verschijnen echter nog steeds onder hun eigen naam.
[20]Jan Sluijters (ook gespeld als Sluyters, voluit: Johannes Carolus Bernardus Sluijters/Sluyters, * 17 december 1881 , † 8 mei 1957) was een Nederlandse kunstschilder, illustrator, tekenaar en ontwerper van affiches, postzegels en boekbanden. Hij schilderde achtereenvolgens in de stijlen van het symbolisme, art nouveau, fauvisme, kubisme, futurisme en luminisme. Voor Uitgeverij H. J. W. Becht illustreerde hij talloze boeken, waaronder de Nederlandse Karl May-uitgaven.
[21]Hans G. Kresse (voluit: Hans Georg Kresse, * 3 december 1921 , † 12 maart 1992) was een Nederlands illustrator en striptekenaar, wiens beroemdste reeks Eric de Noorman was, maar ook zijn tiendelige Indianenreeks, een reeks stripboeken over de geschiedenis van de indianen in Noord-Amerika (1973-1982), verdient aandacht.
[22]Pieter Grashoff (* 24 juni 1927 , † 7 maart 2010) was een Nederlands onderwijzer, schrijver en vertaler. In totaal schreef Grashoff ruim 200 boeken, voornamelijk kinderboeken, waarvan meer dan 6 miljoen exemplaren verkocht werden. Ook heeft hij ongeveer 150 vertalingen, voornamelijk uit het Duits, op zijn naam staan. Hij debuteerde in 1949 met „Villa De Zeester”, dat hij schreef met zijn toenmalige vrouw Cok Hoogesteeger. Zij schreven samen onder het pseudoniem Cok Grasshoff, een naam die Pieter ook na hun scheiding begin jaren ’60 bleef gebruiken, want hij schreef voornamelijk boeken gericht op meisjes, en dacht dat zijn boeken beter zouden verkopen wanneer er een vrouwennaam op de omslag stond. De meeste kinderboeken van Cok Grashoff zijn in serieverband geschreven, waarvan Floortje (Bellefleur), Claudia, Belinda en Drie Jongens de bekendste zijn. De Drie Jongens-serie was bedoeld voor jongens en verscheen daarom onder zijn eigen naam.
[23]Heinrich Gotthold Münchmeyer (* 29 juni 1836 , † 6 april 1892) was uitgever en colportageboekhandelaar in Dresden.
Van maart 1875 tot december 1876 was Karl May aan deze uitgever verbonden en redigeerde hij de tijdschriften Der Beobachter an der Elbe (dat van 1874 tot 1875 bestond), Deutsches Familienblatt. Wochenschrift für Geist und Gemüth zur Unterhaltung für Jedermann (1875-1877; hierin publiceerde May zijn eerste indianenverhalen), Schacht und Hütte. Blätter zur Unterhaltung und Belehrung für Berg- Hütten- und Maschinenarbeiter (1875-1876) en Feierstunden am häuslichen Heerde. Belletristisches Unterhaltungs-Blatt für alle Stände (1876-1877; hierin publiceerde May zijn eerste verhalen over de Oriënt).
Tussen 1882 en 1887 schreef Karl May zijn vijf grote colportageromans voor Verlag H. G. Münchmeyer: „Waldröschen oder die Rächerjagd rund um die Erde” (december 1882-augustus 1884; 2.612 pagina’s), „Die Liebe des Ulanen – ein packender Fortsetzungsroman über den deutsch-französischen Krieg 1870/71” (september 1883-oktober 1885; 1.724 pagina’s), „Der verlorne Sohn oder Der Fürst des Elends. Roman aus der Criminal-Geschichte” (augustus 1884-juli 1886; 2411 pagina’s), „Deutsche Herzen – Deutsche Helden” (december 1885-januari 1888; 2.610 pagina’s) en „Der Weg zum Glück – Höchst interessante Begebenheiten aus dem Leben und Wirken des Königs Ludwig II. von Baiern” (juli 1886-augustus 1888; 2.616 pagina’s).
Mays vijf colportageromans werden vanaf 1901 met enkele toegevoegde passages opnieuw uitgegeven door Uitgeverij H. G. Münchmeyer, die inmiddels was overgenomen door Adalbert Fischer (voluit: Johannes Adalbert Fischer, * 3 december 1855 , † 7 april 1907). Münchmeyer zelf was toen al lang overleden.
[24]Nienke van Hichtum (Fries: Nynke fan Hichtum, pseudoniem van Sjoukje Maria Diderika Bokma de Boer, * 13 februari 1860 , † 9 januari 1939) was een Nederlandse en Friese vertaalster en kinderboekenschrijfster. Haar bekendste boek is het flauwe „Afke’s tiental”, dat op elke bladzijde met socialistische propaganda doordesemd is. Zij was een tijdje getrouwd met de dichter, advocaat en socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra (* 20 april 1860 , † 12 mei 1930), die in een zielige poging om de omwenteling in Duitsland na te apen, in november 1918 ook in Nederland de socialistische revolutie wilde uitroepen.
Haar anti-Karl-May-schotschrift met de titel „Wat wordt er gedaan” publiceerde zij op 7 mei 1910 in het tijdschrift Het Kind.
[25]Albert Schweitzer (* 14 januari 1875 , † 4 september 1965) was een Duits medicus, luthers theoloog, filosoof en schrijver; hij ontving in 1952 de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn in woord en daad uitgedragen dogma ‘Eerbied voor al het leven’.
[26]Het Greno-Verlag werd in het najaar van 1984 in Nördlingen opgericht door Franz Greno (* 4 september 1948).
[27]Bedoeld wordt het artikel „Karl May: een rover, een leugenaar, een groot schrijver, een antikoloniale vredesstichter, een pacifist of dat alles tegelijk? Bij diens vijfenzeventigste sterfdag: een portret van de geestelijke vader van Winnetou, de nobelste aller mensen en de onoverwinnelijke Old Shatterhand” van Gerda Meijerink in Vrij Nederland van 20 juni 1987.
[28]Inmiddels weten we zeker dat het artikel van Gomperts op 9 april 1955 inderdaad in Het Parool is verschenen (vgl. noot 10).



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website