“KAMERAAD” KARL MAY IN DE DDR

Ines Stassen 1

In vooral de Westduitse, maar ook in de Nederlandse pers wordt de laatste tijd nogal wat aandacht besteed aan de rehabilitatie van Karl May in Oost-Duitsland.
Aan dat eerherstel gaat een lange geschiedenis vooraf.

In 1945 kwam Radebeul, waar de Karl-May-Verlag gevestigd was, onder Russische bezetting. Vanaf toen was de uitgeverij gesloten en mocht ondanks aandringen in de kranten Karl Mays werk niet meer worden gedrukt.
Via een Karl-May-bureau (1947) dat aan een drietal uitgeverijen licenties tot het uitgeven van Karl Mays werk gaf en later de Ustad-Verslag (1952) kwam men in het Westduitse Bamberg tot de oprichting van de Karl-May-Verlag (1960).
In het Oostduitse tijdschrift “Blätter für demokratische Erneuerung” (sept. 1948) werd Karl May door drie critici “een verheerlijker van oorlog en geweld” genoemd (in 1934 verweet een van deze samenstellers May precies het omgekeerde. Hij vond toen dat Karl May te pacifistisch was en daarom niet bij het Nazisme paste). Het artikel van dit drietal was natuurlijk niet bevorderlijk voor de herdruk van de Winnetou en Old Shatterhand verhalen.
Tien jaar later (1958) werd in de DDR naar aanleiding van Karl-May-uitgaven in andere oostbloklanden de roep om Winnetou, Kara Ben Nemsi enz. zeer sterk. Er werden enquêtes gehouden waarin 99% van de ondervraagden positief reageerden op de vraag wel of niet Karl May. Het ministerie van cultuur in Oost-Berlijn deelde mee “dat het niet verboden zou zijn werk van Karl May te drukken” en er zouden enige herdrukken verschijnen. Hierbij bleef het, want een nieuwe aanvraag voor toestemming tot herdruk werd negatief beantwoord. Karl Mays huis werd een sociale instelling en het Karl May Museum werd omgedoopt in het “Indianermuseum” (hier zijn Indiaanse gebruiksvoorwerpen, wapens, kleding enz. uit de verzameling van Karl May en Patty Frank 2 tentoongesteld). Karl May lezen mocht wel, dat was maar een kleine ideologische oneffenheid, maar invoeren en drukken was verboden vanwege kleinburgerlijke en àhumane tendensen. Deze laatste overtuiging baseerde men vermoedelijk op de bewerkte uitgaven die van 1933-1945 in Duitsland verschenen. Volgens een artikel in “Der Spiegel” (1982) no. 37 werd Mays werk toen dermate “burtaal tot racistenlectuur vervalst”, dat men later in de DDR een afwijzende houding t.o.v. Karl May aannam. Bekende personen uit de DDR zetten zich in voor Karl May en zijn werk, o.a. Ernst Bloch 3, Arnolt Bronnen 4 en de auteur Herrnann Kant 5 die in zijn roman “Die Aula” een ode aan de Saksische schrijver invlocht. Veel succes had hun inzet niet. Erich Loest 6 publiceerde in 1975 een Karl-May-Novelle en in 1980 volgde van Loest een biografische roman over Karl May getiteld: “Swallow, mein wackerer Mustang”. Deze roman verscheen in Oost- en West-Duitsland.
Ondertussen moesten de Oostduitse lezers zich behelpen met de oude Winnetou-boeken uit grootmoeders en grootvaders boekenkast. Er ontstond een levendige ruilhandel en men leende over en weer de boeken aan elkaar uit.
Deze situatie en de pleidooien van Loest en voorgangers schijnen uiteindelijk voor resultaat te hebben gezorgd, want begin 1982 zijn grotere tekenen van herwaardering te merken. De redactie van het gecensureerde Oostduitse tijdschrift voor scholieren “Trommel” (1982) Nr. 1 geeft aan een lezeres op de vraag wie Karl May was een zeer positief luidend antwoord.
Ook op scholen wordt het onderwerp Karl May minder bevooroordeeld behandeld dan vroeger.
Het meenemen van in West-Duitsland gekochte Karl May boeken voor eigen gebruik of voor “de zoon van een vriend”! wordt al enige tijd door de Oostduitse douane oogluikend toegestaan.
Eind 1982 kwam eerherstel voor Karl May. Het verschijnen van tien delen, in bewerkte vorm, bij de uitgeverij “Neues Leben” werd vrij onverwacht aangekondigd. Op de televisie werden tijdens de Kerstdagen en met Nieuwjaar de westerse Winnetou-films uitgezonden. Deze films werden met Kerstmis vooraf gegaan door een documentaire over Karl May onder de titel: “Ik heb Winnetou begraven” 7. Hermann Kant, inmiddels voorzitter van de Oostduitse schrijversbond geworden, kon in dit programma zijn ode nog eens herhalen. Hermann Hesse 8 en Egon Erwin Kisch 9 werden met betrekking tot Karl May geciteerd. Ook de Oostduitse kranten reageerden positief en tevens is een biografie in voorbereiding. De belangstelling is dus enorm.

Wat de redenen zijn voor deze groots opgezette ommezwaai is moeilijk te achterhalen. Ben Knapen 10 noemt in het NRC van 15-2-1983 een drietal theorieën:
1. Het past in een algemene tendens om bekende personen uit het Oostduitse gebied aan de DDR te binden.
2. Regionale Saksische trots.
3. Een aantal partijbonzen heeft tegenover de lobby van eigen kinderen het onderspit gedolven.

Waarschijnlijk is het een combinatie van deze drie punten en heeft de druk van de publieke opinie die zich voor Karl May uitsprak, de doorslag gegeven. Naast de ideologisch verantwoorde literatuur is er weer plaats voor de fantasie en vertelkunst van deze volksauteur die dankzij zijn verhalen veel sympathie en levendige belangstelling voor de Indianen heeft gewekt in een groot deel van Europa. Succes heeft deze uitgave in ieder geval wel, want de oplage van de eerste drie Winnetou delen is bij voorinschrijving met het tienvoudige overtroffen.

Naschrift van J. Heyink 11:

Tot voor zeer kort kende men in de Ver. Staten Karl May en zijn boeken niet. Enige jaren geleden verschenen vertalingen van enige boeken en nu een aantal Indianen Europa hebben bereisd en gezien welke invloed er van Karl May is uitgegaan in dit werelddeel, hebben zij zich over het algemeen waarderend over hem uitgelaten, misschien vinden ze hem wat te romantisch.
Dit is te begrijpen, want voor de Indianen zelf was hun harde leven niet zo gevuld met wat door ons Westerlingen “romantiek” werd genoemd. Ook in andere kringen is merkbaar dat K.M. niet langer meer als “jongensboekenschrijver” wordt aangezien, maar als iemand die een plaats verdient in de literatuur.


  [1]In: De Kiva, juni 1983.
  [2]Patty Frank (artiestennaam van Ernst Johann Franz Tobis, * 19 januari 1876 , † 23 augustus 1959), was een Duits artiest en indianendeskundige. In 1928 opende Villa „Bärenfett” in de tuin van Villa „Shatterhand” haar deuren als Karl-May-Museum (later: Indianenmuseum), waarvan hij tot zijn dood in 1959 directeur bleef; het museum was en is nog steeds gebaseerd op de enorme collectie indianica van Patty Frank.
  [3]Ernst Bloch (voluit: Ernst Simon Bloch, * 8 juli 1885 , † 4 augustus 1977) was een Duits-Joods neomarxistisch filosoof en atheïstisch theoloog. Bekende boeken van hem zijn o.a. „Geist der Utopie”, „Thomas Müntzer als Theologe der Revolution”, „Durch die Wüste – Kritische Essays”, „Spuren”, „Avicenna und die aristotelische Linke” en vooral zijn belangrijkste werk, „Das Prinzip Hoffnung”.
  [4]Arnolt Bronnen was het pseudoniem van de Oostenrijkse schrijver, theaterdichter en regisseur Arnold Bronner (* 19 augustus 1895 , † 12 oktober 1959).
Van hem is de publicatie „Der Weberssohn von Hohenstein. Betrachtungen zum Thema „Karl May””, in: Berliner Zeitung (6 september 1956) en in: Sächsische Neueste Nachrichten (31 oktober 1956). In de Berliner Zeitung verschenen over het thema Karl May verder de artikelen „Karl May: Leser und Lästerer. Stoß-Seufzer zwischen Briefen und Diskussionen” (18 oktober 1956) en „Karl May: Diskussion, aber kein Verbot” (4 december 1956) van zijn hand.
  [5]Hermann Kant (* 14 juni 1926 , † 14 augustus 2016) was een Duits schrijver en SED-politicus. Bekende romans van zijn hand zijn o.a.: „Die Aula”, „Das Impressum”, „Der Aufenthalt”, „Die Summe, Satire („Eine Begebenheit”)”, „Kormoran”, „Okarina”, „Kino” en „Kennung”.
  [6]Erich Loest (* 24 februari 1926 , † 12 september 2013) was een Duitse schrijver, die ook onder de pseudoniemen Hans Walldorf, Bernd Diksen en Waldemar Naß schreef. Bekende werken zijn hand zijn o.a.: „Jungen, die übrig blieben”, „Die Westmark fällt weiter”, „Ich war Dr. Ley”, „Der Mörder saß im Wembley-Stadion”, „Gemälde mit Einlage”, „Der halbe Tod”, „Wildtöter und Große Schlange”, „Etappe Rom”, „Swallow, mein wackerer Mustang”, „Durch die Erde ein Riß”, „Völkerschlachtdenkmal”, „Zwiebelmuster”, „Leipzig ist unerschöpflich”, „Saison in Key West”, „Eine romantische Reise um die Welt”, „Eine romantische Reise durch Europa”, „Die Stasi war mein Eckermann oder: mein Leben mit der Wanze”, „Inseln der Träume” en „Nikolaikirche”.
  [7]Ich habe Winnetou begraben” was een 45 minuten durende documentaire, met o.a. Dieter Mann (* 20 juni 1941) und Peter Sodann (* 1 juni 1936) als sprekers; de wetenschappelijke adviezen waren van Dr. Hainer Plaul (* 18 oktober 1937) en Gerhard Klußmeier (* 14 mei 1939), die echter niet genoemd werden. De documentaire werd met Kerstmis 1982 uitgezonden op het DDR-Fernsehen.
  [8]Hermann Hesse (voluit: Hermann Karl Hesse, * 2 juli 1877 , † 9 augustus 1962) was een Zwitsers, Duitstalig schrijver, dichter en schilder. Zijn bekendste werken zijn „Peter Camenzind”, „Siddharta. Eine indische Dichtung”, „Der Steppenwolf”, „Narziß und Goldmund” Voor zijn literaire werk ontving hij in 1946 de Nobelprijs voor Literatuur.
  [9]Egon Erwin Kisch (* 29 april 1885 , † 31 maart 1948) was een Tsjechische journalist en auteur, die bekend stond als de „razende reporter uit Praag”. Op 17 oktober 1898 bezocht hij Karl May in Hotel de Saxe in Praag en op 9 mei 1910 in Villa „Shatterhand”. Zijn verslag van dat laatste bezoek publiceerde hij op 15 mei 1910 onder de titel „In der Villa »Shatterhand«. Ein Interview mit Karl May” in de Duitstalige krant Bohemia; in 1925 volgde een uitgebreidere versie hiervan in zijn boek „Der rasender Reporter”, nu onder de titel „Im Wigwam Old Shatterhands”.
[10]Ben Knapen (voluit: Hubertus Petrus Maria Knapen, * 6 januari 1951) is een Nederlands politicus en voormalig journalist en bestuurder. Van 1979 tot 1984 was hij correspondent voor het NOS Journaal en tussen 1990 en 1996 was Knapen hoofdredacteur van NRC Handelsblad. Later had hij een functie in de top van PCM Uitgevers, in die tijd de uitgever van onder andere het NRC Handelsblad. Hij was van 2010 tot 2012 staatssecretaris van Europese Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Daarna werd hij o.a. lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en bijzonder hoogleraar Media en Kwaliteit aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Van 24 september 2021 tot 10 januari 2022 was hij minister van Buitenlandse Zaken; tussen 2015 en 2021 en sinds 2022 zit hij namens CDA in de Eerste Kamer.
Zijn artikel over Karl May staat elders op deze website.
[11]Jacobus Heyink (* 1906 , † juli 1997) was een boekhandelaar te Rotterdam en oprichter van De Kiva, een tijdschrift voor iedereen die geïnteresseerd was in indiaanse culturen.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website