Brief aan drs. L. van Bommel

mevrouw Heyink 1

Bennebroek, 7 November 1973


Zeer geachte Heer Van Bommel,

Vanmorgen, na ontvangst van Uw brief, waarvoor onze dank, vroeg mijn man of ik misschien een wat letterlijkervertaling voor het gedichtje uit “ICH” wist. Sneldichten is namelijk een familiekwaal bij mij, als U begrypt wat ik bedoel, dus ik heb even een poging aangewend met het volgende resultaat:
                     Kent gij het ondoorgrond’lijk diepe meer
                     waarin mijn roeispaan gaat, gestaag?
                     Het is sinds het begin het mens’lijk leed
                     en ik, mijn vriend, ik ben de(r) mensheidsvraag. 2
                                            (Ik vond in dit geval de tweede naamval beter, mijn man niet.)
of als U de ups en downs in Mays leven beklemtonen wilt zou het zó kunnen luiden:
                     Kent gij het ondoorgrond’lijk diepe meer
                     waarin mijn roeispaan gaat, omhoog, omlaag?
                     Het is sinds het begin het mensenleed
                     En ik, mijn vriend, ik ben der mensheid vraag.
Denkt U a.u.b. niet, dat ik mijn vertaling op wil dringen, maar mocht U hem beter vinden dan de Uwe, dan ben ik blij U van dienst te zijn geweest.
Jammer, dat ik U beiden Vrijdag niet heb kunnen ontmoeten. Brengt U a.u.b. mijn groeten over aan Uw vrouw en wees zelf gegroet door mijn man en mij.


[1]Getypte brief van de vrouw van Jacobus Heyink (* 1906 , † juli 1997; boekhandelaar te Rotterdam en oprichter van De Kiva, een tijdschrift voor iedereen die geïnteresseerd was in indiaanse culturen), 7 november 1973, aan drs. L. van Bommel als reactie op de tekst van diens redevoering „Karl May en de vredesgedachte”, die gehouden zou worden t.g.v. het tienjarig jubileum van De Kiva. Of deze redevoering later ook in De Kiva is verschenen, weet ik niet. Wel weet ik dat Van Bommel een paar dagen later een handgeschreven antwoord aan mevrouw Heyink stuurde.
[2]Het Duitse origineel van dit gedichtje, waarmee Karl May op 22 maart 1912 zijn redevoering „Empor ins Reich der Edelmenschen!” in de Sofiensaal in Wenen begon, luidt als volgt:
                     Kennst du den unergründlich tiefen See,
                           in dessen Flut ich meine Ruder schlage?
                     Er heißt seit Anbeginn das Menschheitsweh,
                           und ich, mein Freund, ich bin die Menschheitsfrage.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website