Met verontwaardiging las ik in uw blad een stukje over Indianen. De heer die dit geschreven heeft slingert maar met woorden als leugenaar, terwijl hij niet bewijzen kan, dat wat hij schrijft werkelijk waar is. Ik kan u zeggen, dat ik alle boeken over Indianen van Karl May gelezen heb en met veel genoegen en bewondering. Ook heb ik stukjes uit tijdschriften enz. hierover bewaard. Ik wil slechts enige regels hieruit aanhalen. Betreffende het waarheidselement inde boeken van Karl May kon na het overlijden van de schrijver (30 Maart 1912) door middel van documenten (brieven, reispassen enz.) worden vastgesteld, dat hij Europa in alle richtingen heeft doorkruist en voorts, dat hij in 1863 voor de eerste maal naar Amerika ging In 1869 was hij wederom een tijdlang in Amerika. Vandaar vertrok hij naar Noord-Afrika. In 1899 bezocht hij Egypte, Syrië en Palestina. Volgens mededelingen van hotelhouders in Jeruzalem, Bagdad en Cairo, verstrekt aan een correspondent van de Berliner Lokalanzeiger maakte Karl May, slechts door zijn dienaar vergezeld, wekenlange tochten door de woestijn. In 1908 bezocht hij nogmaals Amerika en Canada en vertoefde hij geruime tijd onder de Indianen. Dit ter rechtvaardiging van een schrijver, die een groot en goed mens was en bewondering voor de natuur en de gehele schepping had. Hij verdient niet, dat men hem de kroon van het hoofd probeert te roven en spreekt van uitgezeten gevangenisstraf vanwege een zedendelict.
[1] | Ingezonden brief, in: Nieuw Utrechtsch Dagblad, 7 mei 1955; de brief is een reactie op het artikel Indianen bleven buiten de stroom der ontwikkeling van 22 april 1955. Dezelfde ingezonden brief verscheen ook op 7 mei 1955 in Het Rotterdams Parool, dus je mag veronderstellen dat het artikel Indianen bleven buiten de stroom der ontwikkeling ook in die krant is gepubliceerd, maar die ontbreekt op Delpher. |