SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE


Pompei | Pompeii



Op de lange reis van Rome naar Pompeii kunnen we, als we geluk hebben, halverwege Napels en Rome aan onze linkerhand het fameuze klooster Montecassino zien liggen; wellicht mijmeren we dan even over de vreemde loop van de geschiedenis. Na de geallieerde landing op de stranden van Salerno (Operatie Avalanche) tussen 9 en 16 september 1943, werd alles wat niet spijkervast zat, door vluchtende Duitsers en Italianen meegenomen uit het Museo Archeologico Nazionale in Napels, dat tot die tijd stampvol zat met vondsten uit Pompeii, Stabiae en Herculaneum. Men dacht dat het klooster van Montecassino een veiliger oord zou vormen voor deze kunstschatten dan de omgeving van Napels. En laat nou net het museum in Napels gespaard blijven, terwijl de schatten in Montecassino deels vernietigd werden tijdens het maandenlange gevecht op en rond de kloosterheuvel!
Op 15 februari 1944, toen de Tweede Slag om Montecassino tussen de goed ingegraven Duitsers en de oprukkende geallieerden begon, dachten de geallieerde bevelhebbers dat de Duitsers zich ook in het klooster verschanst hadden en dat platbombarderen onvermijdelijk was, terwijl ze verdraaid goed hadden kunnen weten dat dat de Duitse opperbevelhebber in Italië, Generalfeldmarschall Albert Kesselring (* 30 november 1885 , † 15 juli 1960), het zijn troepen verboden had om wegens het bijzondere historische belang het klooster in de Duitse stellingen te betrekken: hij had dat de geallieerden laten weten, maar men geloofde hem niet. De aalmoezeniers van de geallieerde luchtmacht gaven hun piloten de keuze om niet deel te nemen aan het bombardement, maar omdat paus Pius XII, de zogenaamde „foute paus”, toestemming verleend had, besloten alle katholieke piloten de missie te volbrengen. In twee aanvalsgolven gooiden de 12e en 15e luchtvloot 435 ton bommen op het gebouw. In de kelders hadden de twaalf monniken van het klooster plus achthonderd burgers zich verschanst; 400 van hen vonden tijdens het bombardement de dood. Talloze kunstwerken werden voor altijd vernietigd.
Twee dagen na het bombardement gaf Kesselring zijn troepen toestemming de ruïnes van het gebouw ter verdediging in te nemen. Op 15 maart 1944 gooiden onze geallieerde vrienden nogmaals 20.000 ton bommen op het arme klooster. dat toen al grotendeels in puin lag. Pas bij de vierde Slag om Montecassino (11 tot 19 mei 1944) slaagden de Poolse ulanen met enkele Franse hulptroepen, gerekruteerd onder de Algerijnse en Marokkaanse bergbewoners, erin de ruïnes van het klooster te veroveren, maar met zeer zware verliezen. Het begrip Marocchinate heeft betrekking op een minder glorieuze actie van deze Franse hulptroepen: zij trokken na de afloop van de gevechten rond Montecassino moordend en verkrachtend de omliggende dorpen in. Hoe dan ook, de verovering van Montecassino maakte de opmars van Britse en Amerikaanse troepen naar Rome mogelijk en de Italiaanse hoofdstad viel op 4 juni 1944 in hun handen, twee dagen voor de landing in Normandië. De Duitsers hadden 20.000 doden, gewonden en vermisten te betreuren, de geallieerden 54.000. Deze aantallen mag men met recht een pyrrusoverwinning noemen. Koning Pyrrhus van Epirus behaalde in 279 v.C. niet eens zo gek ver hiervandaan een overwinning op de Romeinen bij Asculum en verloor daarbij ongeveer tweemaal zoveel soldaten als de verliezende partij.


Het klooster van Montecassino was in de zesde eeuw gesticht door de heilige Benedictus van Nursia (* 480 , † 547), die hier ter plekke een Apollotempel afbrak. Inclusief de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog is het klooster tot vier maal aan toe verwoest en even zovele malen weer opgebouwd; in het herbouwde klooster vindt men deze afbeelding van de heilige, die volgens het Latijnse bijschrift „de” vernietiging van het klooster reeds voorzag en beweende. De vraag is alleen: welke van de vier?


Na deze mijmeringen zijn we dus weer bij de Oudheid beland. We komen op de ringweg van Napels, zien rechts uit het raampje de niet al te florissante buitenwijken van deze in het centrum zo mooie stad en in de verte de zee liggen, en links de Vesuvius, de boosdoener die de reden is van ons uitstapje van vandaag.

Alsof er nooit een uitbarsting van de Vesuvius is geweest betreden wij even later dan eindelijk het originele plaveisel en de stapstenen van het Forum en van de straten van Pompeii.

De stad Pompeii begon zich in de loop van de achtste eeuw voor Christus te ontwikkelen rond het huidige forum, op de kruising van belangrijke handelswegen. De „gens Pompeiana”, behorend tot de Osci (een Italisch volk) gaf haar naam aan deze stad, die dus ongeveer even oud is als Rome! Achtereenvolgens onderging de stad Griekse (via de Griekse kolonisatie) en Etruskische invloeden (door overheersing tot het midden van de vijfde eeuw voor Christus); de Samnieten beheersten Campanië en maakten zich eind vijfde eeuw meester van Pompeii; er volgde een grote stadsuitbreiding in de vierde eeuw, voordat de Samnieten op hun beurt weer verslagen werden door de Romeinen in de zgn. Samnitische Oorlogen (van 343 tot 341, van 326 tot 304 en van 298 tot 290 v.C.): Pompeii werd een bondgenoot van Rome. Nadat Pompeii en andere opstandige bondgenoten in de Bondgenotenoorlog (91-89 v.C.) door de Romeinse dictator Sulla (voluit: Lucius Cornelius Sulla, later Lucius Cornelius Sulla Felix genoemd, * ± 138 – 78 v.C.) waren verslagen, werd de stad echt Romeins (Colonia Veneria Cornelia Pompeianorum; Veneria heeft te maken met Venus, de beschermgodin van de stad, Cornelia is afgeleid van Sulla’s familienaam).
De tweede eeuw voor Christus kende een grote economische bloei (productie en export van wijn en olie), die welvaart bracht: veel bouwactiviteiten, zoals de Tempel van Jupiter, de Basilica en particuliere huizen (zoals het Huis van de Faun).
Uit de eerste eeuw voor Christus dateren het amfitheater en het Odeion. In de keizertijd (Augustus en zijn opvolgers) werd er gebouwd voor propaganda-doeleinden, bijv. de Tempel van Fortuna Augusta. Na politieke crises t.t.v. Claudius kwam er herstel onder Nero, afgezien van het bloedbad tussen Pompeianen en Nucerijnen in het amfitheater in 59 en een geweldige aardbeving in 62!
Men was nog niet klaar met de herstelwerkzaamheden naar aanleiding van deze aardbeving, toen Pompeii op 24 augustus 79 tijdens een uitbarsting van de Vesuvius volledig werd bedolven onder een dichte asregen. Zeer interessant en aangrijpend is het ooggetuigenverslag van Plinius Minor aan Tacitus, dat we integraal kunnen lezen in het hoofdstuk over de Vesuvius, voor zover we dat natuurlijk nog niet gedaan hadden in de lessen Latijn ...
De datum van 24 augustus 79 hebben we van Plinius minor (voluit: Gaius Plinius Caecilius Secundus, * 62 , † ± 113), die deze noemt in een brief aan zijn vriend Tacitus (voluit: Publius Cornelius Tacitus, * ± 56 , † 117), die in zijn „Historiae” verslag wil doen van de eruptie en de dood van Plinius’ oom, Plinius maior (voluit: Gaius Plinius Secundus* ± 23 of 24 n.C. , † , 25 augustus (?) 79). Eeuwenlang heeft men geen enkele reden gehad om aan deze datering te twijfelen, maar de laatste tijd zijn er steeds meer aanwijzingen dat de beroemde eruptie niet in augustus, maar in oktober 79 n.C. plaatsvond. Zou Plinius zich - hij schreef zijn brieven zo’n dertig jaar na de uitbarsting - vergist hebben? Of zouden de Middeleeuwse kopiisten een foutje hebben gemaakt bij het overschrijven? In Herculaneum en Oplontis zijn bijvoorbeeld - in tegenstelling tot in Pompeii - wél echte menselijke resten gevonden; de sporen van kledingstukken die zij droegen, wijzen op wollen kleding, geen zomers linnen zoals je eind augustus in Italië zou verwachten. Verder was al langer bekend dat er grote hoeveelheden herfstvruchten gevonden zijn. Dit alles zouden de mensen die Plinius op z’n woord geloven eventueel nog kunnen verklaren: wie z’n huis en stad uit vlucht, niet wetende of hij er nog ooit terug zal keren - en zeker niet op korte termijn -, neemt, als hij zijn verstand gebruikt, warme kleding mee; (gedroogde) appels, pruimen en noten kun je lang bewaren. Maar in 2018 werd bij recente opgravingen in Regio V in Pompeii een met houtskool aangebrachte inscriptie gevonden, die de datum 17 oktober aangeeft; houtskool blijft echt niet maandenlang bewaard in de buitenlucht, dus de kans is groot dat de inscriptie een week voor de uitbarsting is aangebracht en dat wij onze aanname, gebaseerd op Plinius, moeten herzien.


De inscriptie luidt:
XVI (ANTE) K(ALENDAS) NOV(EMBRES) IN[D]VLSIT PRO MASVMIS ESVRIT[IONI]
(Op 17 oktober heeft hij op een buitensporige manier gegeten).


Omdat de stad bedolven werd in een periode van grote welvaart, kunnen wij ons een goed beeld vormen van het dagelijks leven in een antieke stad. Verkiezingsleuzen stonden nog op de huizen gekalkt. Mensen werden in hun dagelijkse beslommeringen verrast door de asregen. Degenen, die gepoogd hadden te vluchten, werden gedood door de giftige gassen.
Pompeii, bedolven onder een 5 meter dikke laag stenen, gruis en as, werd niet meer opgebouwd. De naam Pompeii werd vergeten: men sprak over de bedolven stad als de „Cività”. In de zeventiende eeuw begon men de heuvel ontdekken, maar vooral als plunderobject (sieraden, zilver, goud). Johann Winckelmann (voluit: Johann Joachim Winckelmann, * 9 december 1717 , † 8 juni 1768), een groot kenner van de klassieke kunst, zag in 1755 met afschuw, hoe men ordeloos bij het opgraven bezig was geweest en zette zijn kritiek in boeken uiteen. Pas in 1763 werd duidelijk, dat de stad Pompeii onder de Cività lag. Toch zou het nog tot 1860 duren voordat de Italiaanse archeoloog Giuseppe Fiorelli (* 7 juni 1823 , † 28 januari 1896) begon met systematische en vakkundige opgravingen; hij paste het idee toe om de holtes, die hij onder het puin aantrof, op te vullen met gips, zodat de exacte vormen van o.a. mensen en dieren bewaard konden blijven. Deze techniek past men tegenwoordig bij de nieuwste opgravingen nog steeds toe.

Tegenwoordig komen wij aan de oostkant Pompeii binnen; het eerste wat we zien, is het grote amfitheater, het oudste ons bekende amfitheater, eveneens uit 80 voor Christus. Het bood plaats aan 20.000 mensen. Tacitus vertelt in zijn „Annales”, dat er tijdens een gladiatorengevecht in 59 een rel uitbrak tussen het publiek uit Pompeii en dat van Nuceria: de oudste, gedocumenteerde hooligan-rellen! Er vielen zoveel doden en gewonden, dat de Romeinse senaat op last van Nero de Pompeianen voor vier jaar verbood om spelen te houden.


Tussen 4 en 7 oktober 1971 gaf de legendarische Engelse rockband Pink Floyd een concert (zonder publiek) in het amfitheater van Pompeii, waarvan later een film is gemaakt. Wie op de afbeelding klikt, kan van het concert - aangevuld met beelden van de opgravingen en een rokende Vesuvius - genieten

De archeologen waren niet zo blij met het concert van de heren Waters, Gilmour, Mason en Wright, want het enorme geluidsvolume bracht schade aan het amfitheater toe. Enkele jaren later troffen we hier een groep leerlingen uit Rotterdam aan, die gelukkig iets vriendelijker met de arena omging: je verwacht het niet, hè, van Rotterdammers in een arena? 😁


De gipsen afgietsels van mensen en dieren in de „Hof van de vluchtelingen” doen ons toch wel even huiveren: zo zijn deze mensen hier dus echt aangetroffen.
De Via dell’ Abbondanza, vroeger een drukke winkelstraat, brengt ons langs diverse huizen en cafés naar het centrum: kijk eens naar de stapstenen, het „zebrapad”, waar men kon oversteken zonder de toga modderig te laten worden.


Misschien is dit het juiste moment om het even over de namen en huisnummers in Pompeii te hebben. Pompeii is door de archeologen traditioneel ingedeeld in negen regio’s, die met Romeinse cijfers worden aangegeven. Regio’s heeft men onderverdeeld in insulae (huizenblokken). De huizen zelf en andere gebouwen hebben kleine, marmeren huisnummers: die stammen niet uit de Oudheid, maar zijn hier door archeologen aangebracht om ze gemakkelijker te kunnen catalogiseren. Veel huizen hebben daarnaast van de geleerden ook nog namen gekregen: soms is zo’n naam afgeleid van de bewoner(s), maar veel vaker is de naam van het huis afgeleid van een bijzonder opvallende vondst. De naam van de bewoner(s) moet vaak met de nodige omzichtigheid worden bekeken: zo zou het huis dat eeuwenlang bekend stond als Huis van Loreius Tiburtinus na nieuwe reeksen opgravingen, waarbij men steeds nieuwe gegevens vond, inmiddels veranderd moeten worden in Huis van Octavius Quartio, maar omdat men nou eenmaal gewend was aan de oude naam, is die blijven voortleven; bij het bewuste huis staat overigens wel een bordje met beide namen. In alle gevallen is het dus veiliger om de naam af te leiden van wat men ter plekke heeft gevonden: het Huis van de Faun, het Huis van Venus in de Schelp, het Huis van Menander en in Herculaneum het Huis met het Houten Kamerscherm, om er maar eens een paar te noemen. Romeinen kenden wel straatnamen, maar van de oorspronkelijke straatnamen in Pompeii weten we niets; daarom hebben ze van de archeologen moderne, Italiaanse namen gekregen: de hier genoemde Via dell’ Abbondanza bijvoorbeeld, „Straat van de Overvloed”, verdiende die naam op grond van de overvloedige vondsten die hier zijn gedaan.
Zoals we helemaal onderaan van dit artikel op het plattegrondje kunnen zien, zijn de regio’s III, IV, V en IX nog niet opgegraven (evenals een deel van regio I); maar inmiddels is men begonnen met het graven in regio V; de hierboven al gememoreerde houtskoolinscriptie met datum is een van de resultaten daarvan.


In 2019 werd een thermopolium, een antieke snackbar, gevonden. Deze vondst - met etensresten - geeft ons een idee van de soorten fastfood die de Romeinen konden kopen en eten. Diverse vleessoorten - niet zo verwonderlijk voor deze streek aan zee - natuurlijk ook veel soorten vis. Wat vooral opvalt, zijn de heldere kleuren; zo moet je je voorstellen dat alle Pompeiaanse fresco’s ooit hebben uitgezien; de meeste, al eerder opgegraven fresco’s zijn ernstig verbleekt door de blootstelling aan het zonlicht en aan de toeristen

Ook tot nu toe onbekende huizen werden in deze regio gevonden; hier zien we hoe men zeer zorgvuldig te werk gaat om het fresco niet te beschadigen



Ronduit spectaculair was de vondst van een slavenverblijf van 16 m² in een villa in Civita Giuliana, ten noorden van Pompeii, in februari 2021. Net als de gipsen modellen van slachtoffers is men erin geslaagd om gipsen modellen van huisraad en bedden te maken

Wat de mensen blijkbaar vooral verbaasde, waren de armoedige omstandigheden waaronder de slaven blijkbaar te leven hadden; dit lees je natuurlijk niet bij antieke auteurs, die vrijwel uitsluitend mannen en voornamelijk uit de bovenste klasse van de bevolking kwamen: zij schreven nauwelijks over slaven. Maar dat slaven niet in een luxe paleisje leefden, hoefde toch zeker niemand te verbazen?


Het Forum, dat we vervolgens bereiken, is aan drie kanten voorzien van een tufstenen porticus (blijkens een inscriptie gebouwd in opdracht van quaestor Vibius Popidius). De zuilengang heeft twee rijen zuilen boven elkaar (Ionische boven, Dorische onder). Aan de noordkant van het Forum ligt de Tempel van Jupiter. Aan de zuidzijde liggen de openbare gebouwen, o.a. een curia (=senaatsgebouw). Op de hoek van het Forum en de brede Via dell’ Abbondanza staat het gebouw van Eumachia, in opdracht van een priesteres van Venus Eumachia, beschermster van de fullones (=vollers, wolhandel!) gebouwd. De bakstenen muur werd na de aardbeving van 62 gebouwd. De witte zuilen zijn gemaakt van travertijn. Let op de schitterende omlijsting van de entree: bloemenslingers, acanthusbladeren en vogels in marmer.



Links van dit gebouw verdient de Tempel van Vespasianus onze aandacht vanwege het witte, marmeren altaar met reliëfs. Aan de voorkant van het altaar is een offerscène van een stier voor de tempel afgebeeld: priester (capite velato) bij een drievoet, twee lictoren, een fluitspeler en een victimarius (offerpriester) met bijl. Op de zijkanten kun je cultusvoorwerpen zien: kromstaf (zegen!), wierookvat, laken, schaal, kruik, pollepel. Aan de achterkant zie je twee laurierbomen en een kroon van eikenbladeren: symbool van de keizerlijke macht. We passeren het heiligdom van de Lares Publici en vinden in de noordoosthoek van het Forum de levensmiddelenmarkt: het Macellum. Hier kocht men groenten, vlees en vis (er zijn graten en schubben gevonden in een afvoerkanaaltje van de fontein).
De Jupitertempel, die het Forum aan de noordkant domineert, was gewijd aan Jupiter, Juno en Minerva en dateert uit het midden van de tweede eeuw voor Christus; eind tweede eeuw vond een uitbreiding plaats. De renovatie in de vroege keizertijd (Tiberius of Claudius) werd teniet gedaan door de aardbeving van 62 na Christus. Op het lararium (altaar voor de huisgoden) in het Huis van Caecilius Iucundus staat een reliëf, waarop een afbeelding van de Jupitertempel te zien is van na de aardbeving: de tempel hangt scheef! Verder zijn de triomfboog en de ruiterstandbeelden afgebeeld.
Aan weerszijden van de Jupitertempel stonden triomfbogen: rechts werd de boog afgebroken om niet het zicht te ontnemen op de meer naar achteren geplaatste boog ter ere van Tiberius. De bogen zijn gebouwd van baksteen; de marmeren bekleding ontbreekt.
Links van de Jupitertempel vinden we latrines en horrea (voorraadschuren voor graan, nu gebruikt als opslagruimte voor archeologische vondsten).



De datering van bouwwerken en hun uitbreidingen gebeurt aan de hand van gebruikte constructies en muurschilderingen:
constructies:

In de oudste periode:

opus quadratum en opus incertum

Daarna:

blokken van tufsteen

Begin Romeinse periode:

opus quasi-reticulatum en opus reticulatum: ((on)regelmatige stenen en vierkante blokjes in diagonaal patroon (vanaf Sulla, 80 v.C.))

Latere Romeinse periode:

opus latericium: bakstenen (vanaf de dood van Augustus, 14 n.C.)



Stijlen van de muurschilderingen:

1e oftewel „incrustatie”-stijl:

imitatie van de bekledingsplaten van marmer (tweede eeuw voor Christus)

2e oftewel „architectonische” stijl:

illusionistische effecten, „alsof er zuilen, ramen en deuren zijn”; vanaf de 2e stijl verschijnen er afbeeldingen van scènes uit de mythologie (vanaf ± 80 voor Christus)

3e oftewel „ornamentele” stijl:

wanden worden in vlakken verdeeld, met rustige achtergrond; in het midden van elk vlak een kleine schildering met bijv. een mythologisch onderwerp. Vaak Egyptisch-achtige versieringen (vanaf ± 14 na Christus)

4e oftewel „illusionistische” stijl:

combinatie van IIe en IIIe stijl, maar veel gedurfder: architectuur, perspectief, decoraties en vooral grote schilderingen, die bijna impressionistisch aandoen. Soms „hangen” geschilderde tapijten aan wand met kleine schilderingen/figuurtjes in het midden (vanaf 62 na Christus)



We kunnen na de bezichtiging van het Forum langs de Thermen van het Forum lopen en dan flink doorstappen naar de Villa dei Misteri. De naam „Villa van de mysteriën” is te danken aan een schildering van drie meter hoog en zeventien meter lang in de salon en het aangrenzende vertrek, waarop de inwijdingsplechtigheid in de cultus van de god Dionysus is afgebeeld. Overigens was deze cultus door de Romeinse senaat verboden, maar dat was voor de eigenaar van de villa blijkbaar geen probleem.


I

II

III

IV





V

VI

VII

VIII





IX

X


Het fries van de Villa dei Misteri in 10 scènes:

I

Een jongetje (Dionysus?) leest het ritueel voor; twee vrouwen staan erbij

II

Een jonge vrouw loopt met een offerschaal naar de priesteres, die aan een tafel zit; twee dienaressen staan erbij

III

Silenus speelt op de lier. Een meisje bespeelt de panfluit, een ander geeft een geitje de borst

IV

Een vrouw op de vlucht. Is ze benauwd geworden voor de geseling?

V

Silenus met twee satyrs: de een houdt een masker vast

VI

Het huwelijk van Dionysus en Ariadne

VII

Twee ingewijde vrouwen staan op het punt het toegedekte symbool van de vruchtbaarheid, de fallus, te onthullen

VIII

Een godin met donkere vleugels heft de gesel op: de gegeselde vrouw zoekt troost in de schoot van een vriendin. Een vrouw danst, met castagnetten in haar handen; een dienares houdt de thyrsusstaf vast

IX

De zojuist ingewijde vrouw maakt haar toilet voor het huwelijksfeest, bijgestaan door een vriendin. Een Cupido houdt haar een spiegel voor

X

Op de tiende en laatste scène zien we een Cupido, die bewonderend kijkt naar de prachtige bruid op de vorige scène, en ten slotte een Romeinse matrona, die als pasgetrouwde vrouw op een troon zit, gekleed in een prachtig gewaad

Ook in andere vertrekken van deze villa zijn schilderingen (Tweede en Derde Stijl) te bewonderen.


We wandelen langs de Via dei Sepolcri (ook Via delle Tombe genoemd) weer terug, Pompeii in. Aangezien doden niet binnen de stadsmuren begraven mochten worden omdat men als dood - what’s in a word? - was voor besmettelijke ziektes, ontstonden er langs de uitvalswegen langgerekte necropolen. Graven zijn veelal in de vorm van huisjes of tempeltjes gebouwd: ze dienden niet alleen om de doden niet te vergeten, maar vooral ook als een soort statussymbool van de familie. Men zegt wel eens dat in de dood iedereen gelijk is, maar ook op onze huidige begraafplaatsen zijn enorme verschillen te zien, van eenvoudige graven tot enorme luxe bouwsels. In Pompeii is het algemene beeld dat de graven die het dichtst bij de stadspoorten lagen het meeste prestige opleveren; hier zien we de meest luxe graven, met halfronde exedrae met zitbanken voor de dodenmaaltijden. Deze werden ten eerste gehouden op de dag van de begrafenis zelf en na negen dagen, als de rouwperiode formeel afgelopen was - werd zo’n begrafenismaaltijd nog eens dunnetjes overgedaan en ten derde ook op de Parentalia, de jaarlijkse herdenking in de maand februari van overleden familieleden. Het is niet voor niets dat we vaak liggende grafstenen aantreffen waarin een (kuiltje met een) aantal gaatjes te zien is: door die gaatjes gaf men de dode ook zijn deel van de wijn die bij zo’n dodenmaaltijd gedronken werd.

Als we door wat nu de Porta Ercolano wordt genoemd weer binnen de stadsmuren zijn, bezichtigen we het Casa del Fauno: een aristocratische domus. In het impluvium van het atrium staat een beeldje van een dansende faun, waaraan het huis zijn huidige naam ontleent. Beroemder dan de faun is echter het Alexandermozaïek, gevonden in het tablinum. Het door de tand des tijds aangetaste origineel is te bewonderen in het Museo Archeologico Nazionale in Napels, maar deze natuurgetrouwe kopie toont ons Alexander de Grote (links op de afbeelding te paard; helaas is het mozaïek aan deze kant beschadigd uit de as te voorschijn gekomen, dus meer dan dit krijgen we niet te zien van Alexander) en de Perzische koning Darius III (ook wel Codomannus genoemd, * ± 380 , † 17 juli 330 v.C., reg. 336 tot 330) op een strijdwagen tijdens de Slag bij Issos (5 november 333; Issos lag ten noorden van de huidige plaats İskenderun, in het uiterste zuiden van het huidige Turkije).


Het Casa dei Vetti (Huis van de Vettii) is bijna volledig intact gebleven, al was er een twintig (!) jaar durende restauratie voor nodig voor het huis in 2023 zijn deuren eindelijk weer voor het publiek kon openen. Twee kooplieden en broers, Aulus Vettius Restitutus en Aulus Vettius Conviva (hun namen zijn op bronzen zegels in het atrium gevonden), lieten in de decoraties en de bouw van hun huis zien hoe rijk zij waren. De afbeelding van het Lararium in het atrium kennen we al jaren uit de Latijnse lesboeken, maar nu zien we het „live”. Tussen twee Lares (huisgoden) staat de Genius (beschermgod) van de heer des huizes; de slang is een beschermgeest van het huis. Ook andere schilderingen zijn de moeite waard: bijvoorbeeld „Kleine Hercules wurgt slangen”; „Pentheus, de koning van Thebe, wordt door de Bacchanten verscheurd”; „Daedalus laat aan Pasiphaë, de echtgenote van Minos, de houten koe zien die hij had ontworpen omdat zij op een stier verliefd was geworden” (uit deze „relatie” wordt dan de Minotaurus geboren) en „Priapus”.

Uiteraard kunnen wij ons allemaal de standaard-indeling van een Romeins luxe-domus nog helder voor de geest halen; maar nu we ineens geconfronteerd worden met termen als atrium, impluvium, tablinum en wat dies meer zij, is het misschien handig om een en ander nog eens even te herhalen en te vertalen:

  1

ostium (voordeur)

  9

triclinium (eetkamer)

  2

fauces, ook vestibulum (gang of halletje)

10

ala (vleugel, zijgangetje)

  3

fauces (gangetje)

11

cubiculum (slaapkamer)

  4

taberna (winkel)

12

culina (keuken)

  5

atrium (grote ontvangsthal)

13

posticum (zijdeur)

  6

compluvium (opening in het dak waardoor regenwater naar binnen valt)

14

peristylium (omheinde tuin met een zuilengalerij)

  7

impluvium (opvangbak voor het regenwater met fonteintje)

15

piscina (vijvertje voor pisces, vissen)

  8

tablinum (oorspronkelijk ook een eetkamer, later studeerkamer of kantoor)

16

exedra of oecus (ontvangstruimte of zomereetkamer; de kleinere oeci werden gebruikt als opslagkamers, als slavenvertrekken of ook wel als zomerslaapkamers)


De brede Via Stabiana (richting Stabiae) brengt ons langs twee grote badcomplexen.
Zo komen we uiteindelijk bij de Tempel van Isis, de Tempel van Zeus, het Kleine Theater of Odeion, het Grote Theater, en daarachter de gladiatorenkazerne. Dit hele complex ligt aan een driehoekig marktplein met een entree (propylaeum) met zes Ionische zuilen, gebouwd in de tweede eeuw voor Christus. Het plein heeft aan twee zijden een zuilengang met 95 Dorische zuilen. Op het plein heeft een beeld gestaan van Marcellus, de „kroonprins” van keizer Augustus, die jong gestorven is. Van de Dorische tempel uit de zesde eeuw v.C. is niet veel over.


Het beroemde Lararium uit het Huis van de Vettii

Baby Hercules wurgt de slangen; zijn stiefvader Amfitryon, zijn moeder Alkmene en een dienares zijn in paniek, alleen Hercules’ vader Jupiter - vermomd als adelaar - en de baby zelf blijven kalm. Fresco uit het Huis van de Vettii



De Thermen van het Forum. In de wanden zijn „kluisjes” aangebracht, die met een gordijntje werden gesloten; een slaaf bewaakte de eigendommen van zijn dominus als die aan het badderen was

Het hypocaustum was het vloerverwarmingssysteem in Romeinse badhuizen (en in onze contreien ook in de villa’s van de allerrijksten). Tussen de pilaren van baksteen werd hout neergelegd en aangestoken door een jonge slaaf. De meeste thermen waren gebouwd volgens het „rij”-type: eerst het caldarium (heetwaterbad), dan het tepidarium (lauwwaterbad) en ten slotte het frigidarium (koudwaterbad), zodat het water maar één keer verwarmd moest worden



De Tempel van Isis. Isis was de Egyptische godin van de liefde en vruchtbaarheid, wier cultus door glasblazers die overal in het Romeinse Rijk werkzaam waren, over de hele toentertijd bekende wereld werd verspreid. Deze tempel dateert uit de eerste eeuw voor christus en raakte bij de aardbeving van 62 n.C. zo ernstig beschadigd dat hij opnieuw gebouwd moest worden. Dat gebeurde op kosten van een zekere Numerius Popidius Celsinus, de zoon van een libertus (vrijgelaten slaaf) en dat heeft hij niet helemaal vergeefs bekostigd, want de Tempel van Isis is de best bewaarde tempel van Pompeii. Hij staat in een door hoge muren omgeven domein, waardoor het binnenste van de tempel niet zichtbaar was vanaf de straat. In een hoek van het tempeldomein is een kleine tempel waar Nijlwater werd bewaard, dat voor cultusdoeleinden diende

Het Forum Triangulare (Italiaans Foro Triangolare) was - zoals de naam al aangeeft - een driehoekig forum; het wordt in het Nederlands soms ook wel Driehoeksforum of Triangelforum genoemd. Hier heeft ooit een tempel gestaan die tezamen met de Apollotempel de oudste tempel van de stad was. Het was een Dorische tempel van zeven maal elf zuilen, maar reeds in de Romeinse tijd was er weinig meer van over; op grond van enkele bewaard gebleven kapitelen kunnen we de tempel in de zesde eeuw v.C. dateren. Voor de tempel zien we de resten van drie (ongedateerde) tufstenen altaren. In de tweede eeuw v.C. werd het terrein omgeven door een zuilengalerij van 95 Dorische zuilen, die het plein zijn driehoekige vorm gaven. Alleen de zuidwestkant bleef open, zodat de tempel vanaf zee goed zichtbaar was


Het Hellenistische Grote Theater (derde of tweede eeuw voor Christus) heeft kenmerken van het Griekse theater: het is gebouwd tegen een natuurlijke helling aan, de toeschouwersruimte (cavea, Grieks θέατρον) beslaat meer dan een halve cirkel en het theatercomplex staat in verbinding met een erachter gelegen tempel, wat kan duiden op het feit dat toneelvoorstellingen plaatsvonden binnen een religieus kader. In de tijd van Augustus is het theater vergroot en zijn er belangrijke verbeteringen aangebracht. Het theater bood plaats aan 5000 toeschouwers. Tussen de orchestra (Grieks ὀρχήστρα) en het toneel (proscenium, Grieks προσκήνιον) is een lange gleuf: het gordijn werd omhooggetrokken en aan het begin van de voorstelling neergelaten! De achterwand (scaenae frons, Grieks σκήνη, letterlijk: tent) laat nog drie deuropeningen zien: de middelste deur gaf toegang tot het paleis, van links kwam men van verre, bijv. van de haven, van rechts kwam men uit de buurt, zoals dat ook het geval was bij het klassieke Griekse theater. Achter deze achterwand kon men zich verkleden. De toeschouwersruimte kon overspannen worden met een zeildoek (velarium). Tijdens de pauze konden de toeschouwers rondlopen in een quadriporticus achter het toneel. Na de aardbeving van 62 is dit een kazerne voor gladiatoren geworden.
Het oorspronkelijk overdekte Kleine Theater of Odeion (Grieks ᾨδεῖον, letterlijk: plaats waar gezongen wordt) dateert uit 80 v.C. en werd gebruikt voor muziek- en mimevoorstellingen. Het bood plaats aan 1500 toeschouwers. Het werd gebouwd in opdracht van de duumviri Q. Valgus en M. Porcius (blijkens de nog steeds zichtbare inscripties). Het dak bestond waarschijnlijk uit een piramidevormige constructie.


Het Grote Theater oftewel Teatro Grande voor toneelvoorstellingen: bij de Romeinen is theater nooit zo populair geworden als bij de Grieken; men was hooguit geïnteresseerd in de (soms zeer platvloerse komedies). Een van de weinige origineel Romeinse „uitvindingen” was die van het amfitheater: twee van die halfronde theaters tegen elkaar aangeschoven waardoor er een ruimte ontstond voor de wél intens populaire gladiatoren- en dierenspelen

Het Kleine Theater (Italiaans Teatro Piccolo) was voornamelijk bedoeld voor muzikale voorstellingen.


Er is echter zo ontzettend veel te zien in deze stad, dat we ons moeten beperken tot de hoogtepunten. We zien het uur waarop we naar de berg die al dit kwaad op zijn geweten heeft, moeten vertrekken, dan ook met lede ogen naken.

Als wij het Forum weer voorbij gewandeld zijn, passeren we links een Basilica (eind tweede eeuw voor Christus en rechts de Tempel van Apollo (zesde eeuw voor Christus (?)) op een hoog podium. Voor de steile trap staat het altaar; de zuilengang (48 zuilen) had weinig versiering: Ionische stijl met Dorische architraaf (balk). Na de aardbeving van 62 veranderde men de zuilen in Corinthische stijl, maar de restauratie was nog niet voltooid! Zou het bronzen beeld van Apollo er echt staan? Kunnen we de omphalos (navelsteen) vinden, die symbool is van de Delphische Apollo?

Op weg naar de Porta Marina (Zeepoort: deze poort ligt vlakbij de zee), een poort in de stadsmuur met twee doorgangen – een voor voetgangers en een voor karren -, waar wij de stad echt moeten verlaten, zien we tenslotte nog een villa met porticus, waar in een aantal vertrekken muurschilderingen te zien zijn: o.a. een triclinium met het verhaal van Theseus (het doden van de Minotaurus en Ariadne op Naxos) en van Icarus en Daedalus (ontsnapping uit het labyrinth van Kreta). In het antiquarium is een museum ingericht (o.a. gipsafgietsels van slachtoffers van de ramp).


Het Forum, ook geschikt voor al uw groepsfoto’s. Het enorme marktplein was omringd door zuilengalerijen, waarvan we nog enkele overblijfselen terugzien; op de achtergrond altijd weer het dreigende silhouet van de Vesuvius. Al in de zeventiende en achttiende eeuw werden de eerste overblijfselen van Pompeii boven de grond gehaald; het betrof in die tijd vooral ordinaire schatgraverij, waarvan met name de koning van Napels profiteerde om het nieuw gebouwde paleis van Caserta, de latere residentie van Ferdinand IV, vol te stouwen met goedkoop verkregen beelden. Helaas kwamen de schatgravers precies op het Forum uit, waardoor dit het meest beschadigde deel van de hele stad is

De Tempel van Jupiter op het Forum, voluit: Tempel van Jupiter, Juno en Minerva, net als die op het Capitool in Rome. Door de in de tweede eeuw v.C. gebouwde zuilengalerijen rondom het Forum viel de Tempel van Jupiter aan de korte noordzijde van het plein des te meer op. Qua vorm moet het Forum er hebben uitgezien als het Forum van Caesar en het Forum van Augustus in Rome



De in de tweede eeuw voor Christus gebouwde Basilica deed dienst als hal voor handel en rechtspraak, net als de Basilicae aan het Forum Romanum in Rome. Ze bestond uit die schepen in de lengterichting, van elkaar gescheiden door zuilen. Omdat Griekse en Romeinse tempels van binnen vrij klein waren en christenen hun godsdienst op een wat andere manier beleden dan de Grieken en Romeinen, namelijk door bijeen te komen, te bidden, te zingen te luisteren naar de preken van de priesters, is de vorm van hun kerken niet afgeleid van oude tempels, maar van dit type gebouw, vandaar de naam basiliek

De Tempel van Apollo dateert in zijn vroegste vorm al uit de zesde eeuw voor Christus. Zoals gebruikelijk bij Italische en Romeinse tempels staat ook deze op een hoog podium; ervoor staat een altaar, in een tempeldomein dat afgebakend is door middel van 48 zuilen. Aan de rechterkant staat voor de zuilengalerij een kopie van een bronzen beeld van Apollo (het origineel staat natuurlijk weer in het al vaker genoemde museum in Napels), aan de linkerkant is nog een deel van een bronzen beeld van zijn tweelingzus Diana te zien



De Porta Marina was een van de acht stadspoorten van Pompeii; zeven ervan zijn opgegraven, de Porta di Capua nog niet. De namen van de poorten zijn modern: we kennen slechts van twee van deze poorten de Latijnse naam. Dat aantal van acht stadspoorten lijkt vrij hoog als je bedenkt dat de stadsmuur ongeveer drie kilometer lang was, maar wanneer zich een ramp, zoals die van 24 augustus of 24 oktober 79 n.C., voltrekt, blijkt dit aantal nog veel te laag. Aan de binnenkant van de muren bij de stadspoorten zijn de meeste doden gevonden. En daarbij bleek dat de Romeinen helemaal niet zo hoffelijk waren: de meeste mensen die het niet hebben gered, zijn kinderen, vrouwen en bejaarden: wie blijkbaar de sterkste ellebogen had, heeft zich een weg naar buiten kunnen banen.
We constateren dat deze poort twee doorgangen had: eentje voor voetgangers en eentje voor wagens. In het portaal van de poort zien we tussen de straatstenen kleine, witte, marmeren steentjes aangebracht: deze noemen wij tegenwoordig „kattenogen”, omdat ze bij fakkellicht of lantaarns in de nacht oplichtten en het de mensen makkelijker maakten hun weg te vinden.

Op de Piazza Porta Marina kun je leuke en minder leuke souvenirs aanschaffen.
Als docent moet je alleen eventjes oppassen voor levensgevaarlijke leerlingen die in tweetallen opereren, want de een zet jou een raar, roze hoedje op en de ander neemt snel een foto ...
😅 👒


Op de drukke Piazza Porta Marina schaffen wij eventueel nog wat leuke souvenirs aan, wachten op de laatkomers en vertrekken dan naar die goeie, ouwe Vesuvius en krijgen diep respect voor de buschauffeur die ons door de nauwe haarspeldbochtjes veilig naar boven weet te loodsen.





De barkeeper of liever gezegd thermopoliumkeeper van dienst heet niet voor niets Schenk!


Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque.
Naar de Situs Classicus.


Google
www op deze website