SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE


Villa e Galleria Borghese | Villa en Galleria Borghese



Laat ik allereerst beginnen met het uit de wereld helpen van een hardnekkig misverstand! Er zijn twee begrippen in omloop: Villa Borghese en Galleria Borghese. In tegenstelling tot wat in Nederland altijd wordt aangenomen, wordt met Villa Borghese het tachtig hectare grote park aangeduid; in de noordoostelijke hoek van dit immense park ligt een villa, maar die heet Galleria Borghese. Om het feest nog verwarrender te maken, is de officiële naam van dat gebouw Villa Borghese Pinciana. Ingewikkelde jongens, die Romeinen.
Het terrein was vanaf 1580 als wijngaard in het bezit van de bekende Romeinse familie Borghese; enkele decennia later had deze aristocratenfamilie de wijngaard door de aankoop van aanpalende wijngaarden en landerijen uit weten te breiden tot de huidige omvang. In 1605 werd de wijngaard, gelegen op de Pincio-heuvel in het noorden van Rome, op last van kardinaal Scipione Borghese (* 1 september 1577 , † 2 oktober 1633) - een neef van paus Paulus V en mecenas van de beroemde kunstenaar Gian Lorenzo Bernini (* 7 december 1598 , † 28 november 1680) - tot een park getransformeerd.
Het is met afstand het grootste park in Rome (als we de diverse, sinds kort samengevoegde „archeologische parken” even niet meerekenen) en zonder ook maar de minste vorm van twijfel het mooiste.


In totaal zijn er zes monumentale toegangspoorten tot het park. In dat park treffen we, zoals dat in het Europa van na de renaissance gebruikelijk was, een scala van de meest exotische planten en bomen aan. Dat is echter lang niet alles: behalve de Galleria Borghese - waarover later meer - herbergt het park nog enkele belangrijke en fraaie gebouwen, waarvan de Villa Giulia, het rijkste Etruskische museum ter wereld, het belangrijkste is. Hier treffen we zo’n beetje alle hoogtepunten die dit geheimzinnige volk ons nagelaten heeft aan, waarvan ik in dit kader alleen de prachtige Sarcofago degli Sposi uit de Banditaccia-begraafplaats in Cerveteri, de drie gouden plaatjes uit Pyrgi met inscripties in het Etruskisch en het Fenicisch (eind zesde eeuw v.C.), een kopie van de beroemde lever van Piacenza, talloze, verhelderende reconstructies van Etruskische tempels en graven en de Cista Ficoroni, een 77 cm hoge koperen sieradendoos die in de 18e eeuw in Palestrina - een stadje op zo’n 25 kilometer ten oosten van Rome met een busverbinding die de onovertroffen kwaliteit van het Nederlandse openbaar vervoer benadert - werd gevonden. Wie Romeinse kunst en cultuur wil doorgronden, is verplicht om de Villa Giulia te bezoeken om met eigen ogen te zien wat de Etrusken voor de Romeinen en dus voor onze cultuur hebben betekend. Het feit dat hun taal nog steeds niet volledig is ontcijferd, maakt dit volk voor ons zo geheimzinnig.


De Sarcofago degli Sposi (530-520): de stijl van de sarcofaag wijst op culturele contacten met de Griekse steden in Klein-Azië


(Kopie van) de lever van Piacenza: een bronzen model van een schapenlever uit 120 à 80 v.C., dat door haruspices werd gebruikt om schapenlevers te „lezen”


De Cista Ficoroni uit de vierde eeuw v.C. werd in 1738 door de antiquair Francesco de’ Ficoroni gevonden in Palestrina, het antieke Praeneste



De bronzen plaatjes van Pyrgi (eind zesde eeuw v.C.), twee met inscripties in het Etruskisch en een in het Fenicisch; het gaat dus niet om een letterlijke vertaling, maar de bilingue teksten kunnen de geleerden wel een aardig eind op weg helpen met een eventuele ontcijfering van het Etruskisch


Het Nederlands Instituut in Rome heeft zelfs een opschrift in het Latijn boven de ingang; in de jaren ’90 was wijlen Prof. Dr. H.A.A.P. Geertman directeur van het instituut


Het standbeeld van een van de beroemdste Perzische dichters, Firdusi; de transcriptie van het Perzische alfabet wijkt in het Italiaans iets af van die die wij in Nederland gewend zijn


Ook een Museum voor Moderne Kunst (met zowaar een enkele Van Gogh, Monet en Mondriaan) en het Nederlands Instituut in Rome (4, Via Omero) zijn in deze hoek van het park gevestigd, net als een handjevol culturele instellingen van andere landen; maar verderop in het park ook een paardenrenbaan, een Dianatempeltje, een Asclepiustempel, een nabouw van de Tempel van Antoninus en Faustina (waarvan we het origineel op het Forum Romanum zagen), een wateruurwerk, een dierentuin, diverse vijvers waarop je kunt roeien of waterfietsen, een kopie van Shakespeare’s Globe Theatre en het aanbevelenswaardige museum dat gewijd is aan Pietro Canonica (* 1 maart 1869 , † 8 juni 1959), die in de eerste helft van de vorige eeuw talloze beeldhouwwerken voor talloze binnen- en buitenlandse heersers en regeringen maakte. De modellen die hij hierbij gebruikte, staan uitgestald in het museum waarvan de toegangsprijs die speciale, magische klank voor Hollanders heeft: gratis ....







Het beroemdste monument dat Pietro Canonica ontwierp, is ongetwijfeld het Cumhuriyet Anıtı op het Taksim Meydanı in Istanboel (1928). Hier is het model met een strijdlustige Mustafa Kemal Atatürk (* 1881 , † 10 november 1938) voorop, met İsmet İnönü (* 24 september 1884 , † 25 december 1973) en Fevzi Çakmak (* 12 januari 1876 , † 10 april 1950) aan zijn zijde


De dichter van Die Leiden des jungen Werthers, Götz von Berlichingen, Der Erlkönig, Torquato Tasso, Faust en nog veel meer klassiekers, Johann Wolfgang Goethe (* 28 augustus 1749 , † 22 maart 1832; sinds 1782 von Goethe) woonde van november 1786 tot februari 1787 en van juni 1787 tot april 1788 in Rome. Zijn zoon August ligt begraven op het Cimitero Acattolico in Rome


Verder sieren talloze monumenten van antieke en latere auteurs en dichters het park: o.a. voor de Vorst der Dichters, Johann Wolfgang (von) Goethe; natuurlijk zijn ook de antieke auteurs ruim vertegenwoordigd (waarbij opvalt dat het vooral Latijnse schrijvers betreft; die arme Grieken komen er als zo vaak, nogal bekaaid vanaf). Om dat gemis enigszins te compenseren kijken we wel in het gelaat van Lord Byron, de Engelse dichter die zich in woord en daad inzette voor de Griekse onafhankelijksstrijd in de negentiende eeuw. Ook Aleksandr Poesjkin, Firdusi, Henryk Sienkiewicz, Ahmed Shawki, Nizami Ganjavi, Victor Hugo, George Washington en last but not least de Cairoli-broertjes hebben een plekje gekregen in het park. Laatstgenoemden sneuvelden bij in de strijd om de eenwording van Italië.
Het mooiste uitzicht heb je vanaf de Pincio, een heuvel die niet bij de zeven klassieke heuvels van Rome (binnen de Aureliaanse Muur) hoorde; deze bevindt zich aan de westzijde van het park.


Het magistrale uitzicht vanaf de Pincio op Piazza del Popolo en het westen van Rome



De broers Enrico (* 6 februari 1840 , † 23 oktober 1867) en Giovanni Cairoli (* 27 juli 1842 , † 11 september 1869) werden op 21 oktober 1867 met een klein contingent Garibaldi-soldaten bij Villa Glori, in een noordelijke buitenwijk van Rome, omsingeld en neergeschoten door pauselijke zoeaven. Enrico overleed ter plaatse, zijn broer Giovanni overleed twee jaar later aan zijn verwondingen. Het monument is in 1883 gebeeldhouwd door Ercole Rosa (* 13 februari 1846 , † 12 oktober 1893), zelf een oud-strijder van de Garibaldisten. Typisch voor (Italiaanse?) beeldhouwkunst van de negentiende eeuw is dat er naast het eigenlijke monument vaak nog een los onderdeel ligt of staat, in dit geval de heilige vlag van de Garibaldisten. Een oudere broer van Enrico en Giovanni, Benedetto Cairoli (* 28 januari 1825 , † 8 augustus 1889), was van 1879 tot 1881 premier van Italië; twee andere broers waren eveneens gesneuveld tijdens de Risorgimento, de strijd om de eenwording van Italië tussen vooral de troepen van Garibaldi en Cavour enerzijds en de paus, als staatshoofd van de Kerkelijke Staat, ondersteund door ongeveer 11.000 zoeaven, anderzijds.
Paus Pius IX had in 1860 een oproep aan de gehele katholieke wereld gedaan om ongehuwde mannen tussen de zestien en veertig te zenden, om hem bij te staan bij de verdediging van zijn grondgebied tegen de troepen van Giuseppe Garibaldi (* 4 juli 1807 , † 2 juni 1882). Vanuit Nederland werden 3181 mannen ingeschreven; zij kwamen uit alle delen van het land (behalve Limburg); het centrale verzamelpunt was Oudenbosch. Vandaar vertrokken zij per trein naar Brussel, waar ze werden geregistreerd en een medische keuring kregen. De Limburgse zoeaven meldden zich in Maaseik, vanwaar ze per trein naar Brussel gingen. Van Brussel uit ging de reis per trein naar Marseille, vandaar per boot naar de haven van Civitavecchia en opnieuw per trein naar Rome. In totaal duurde de reis vanuit Oudenbosch zeven dagen, inclusief 48 uur in weer en wind op het open bovendek van de veerboot. Ongeveer zevenhonderd Nederlandse zoeaven overleefden de inname van Rome door de nationalisten van Garibaldi op 20 september 1870; bij thuiskomst in Nederland bleek dat ze hun Nederlandse nationaliteit kwijt waren geraakt en het was voor hen als statenlozen bijzonder moeilijk om aan werk te komen. Als herinnering aan de inspanningen van de Nederlandse zoeaven werd in Oudenbosch tussen 1867 en 1880 de Basiliek van de Heiligen Agatha en Barbara gebouwd door Pierre Cuypers (* 16 mei 1827 , † 3 maart 1921). De basiliek is een verkleinde kopie van de Sint-Pieter in Rome; het front is echter gek genoeg een kopie van de Sint-Jan van Lateranen, eveneens in Rome, in 1892 gebouwd door Gerard van Swaaij (* 22 juni 1867 , † 6 januari 1945). Vóór de basiliek werd in 1911 een monument opgericht ter herinnering aan de gevallen zoeaven tijdens de strijd om de Kerkelijke Staat; centraal daarin staat paus Pius IX, met aan zijn voeten een omgekomen zoeaaf.
En hoe liep het af met de paus? Welnu, deze trok zich mokkend, omdat hij zijn Kerkelijke Staat was kwijtgraakt aan het één geworden Koninkrijk Italië én omdat het Rooms-Katholieke geloof niet langer de staatsgodsdienst was in dit deel van het land, terug binnen de muren van het Vaticaan. Dat gold niet alleen voor Pius IX (tot 1878), maar ook voor zijn opvolgers Leo XI (1878-1903), Pius X (1903-1914), Benedictus XV (1914-1922) en Pius XI (1922-1939). Laatstgenoemde, geboren als Achille Ratti (* 31 mei 1857 , † 10 februari 1939), sloot op 11 februari 1929 in het Lateraanse Paleis - gelegen naast de Sint-Jan van Lateranen, je weet wel: die basiliek met die voorkant die er nogal Oudenbosch-achtig uitziet - een concordaat met de Italiaanse regering onder de fascistische dictator Benito Mussolini (* 29 juli 1883 , † 28 april 1945), waarna Vaticaanstad op 7 juni 1929 (de datum van de ratificatie van het Verdrag van Lateranen) een onafhankelijke staat werd met de paus als staatshoofd en het Rooms-Katholicisme de staatsgodsdienst van het Koninkrijk Italië, dat vanaf 12 juni 1946 tot op de dag van vandaag overigens een republiek is. In 1984 beëindigde de
socialistische premier Bettino Craxi (* 24 februari 1934 , † 19 januari 2000; premier van 1983 tot 1987) de status van het Rooms-Katholicisme als officiële religie van Italië


Middels een ontspannende wandeling door dit prachtige park begeven wij ons naar de Galleria Borghese. De villa bestaat uit drie verdiepingen; we gaan eerst naar binnen, een trapje af en moeten in het souterrain onze jassen en tassen afgeven, waarna we weer naar buiten gaan. Vervolgens gaan we via de monumentale trap naar de eerste verdieping, waar we ademloos de vier wereldberoemde en boven alles prachtige sculpturen van Gian Lorenzo Bernini bewonderen, benevens enkele schilderijen van Caravaggio (voluit: Michelangelo Merisi da Caravaggio, * 29 september 1571 , † 18 juli 1610) en een beeld van Canova (Antonio Canova, * 1 november 1757 , † 13 oktober 1822).




De Galleria Borghese met enkele leerlingen die ongeduldig wachten tot ze naar binnen mogen.
Zoals links vóór de villa te zien is, zijden er ook toeristische treintjes door het park voor de mensen die te lui zijn om te lopen. Ja, dat soort mensen heb je ook! Wij niet natuurlijk, want wij zijn na enkele dagen Rome zulke enthousiaste wandelaars geworden, dat we nog wel een jaar in de
Città Eterna zouden willen blijven om te wandelen, te wandelen en nog eens te wandelen om dan tot de conclusie te komen dat we in dat jaar nog steeds niet alles hebben gezien ...


Voor de volledigheid vermeld ik hier alvast ook het bestaan van een tweede verdieping (die gelukkig van binnen te bereiken is), maar die is beduidend minder belangrijk: hier hangen schilderijen van de 16e tot 19e eeuw. Mooie schilderijen, dat natuurlijk wel: enkele zelfportretten van Bernini, twee Domenichino’s (eigenlijk Domenico Zampieri, * 28 oktober 1581 , † 6 april 1641), zelfs een enkele Nederlandse en Vlaamse meester, maar pakweg 99,999% van de bezoekers komt toch vooral voor de beelden van Bernini. Wij ook, want „Denn in der Beschränkung zeigt sich erst der Meister,” zoals een bekend credo van een van die heren van wie in het park een groot beeld te zien is, luidt.


Plattegrond van de begane grond (piano terra) van de Galleria Borghese, daar waar o.a. de beelden van Bernini staan.
P en S zijn het ingangsportiek resp. de centrale hal, ook wel Sala di Mariano Rossi genoemd


Plattegrond van de eerste verdieping (primo piano) van de Galleria Borghese


In zaal 1 (Sala della Paolina) treffen we een beeld aan van de 19e eeuwse beeldhouwer Antonio Canova, voorstellende Venus Victrix. Model voor het beeld stond - of liever gezegd: lag, op een chaise longue - de echtgenote van prins Camillo Borghese (voluit: Camillo Filippo Ludovico, prins Borghese, prins van Sulmona en Rossano, * 19 juli 1775 , † 10 april 1832), een militair in het Franse leger: Paolina Bonaparte (voluit: Marie Paulette Borghese-Bonaparte, hertogin van Parma en Guastalla, gouvernante-generaal van Piëmont, * 20 oktober 1780 , † 9 juni 1825), inderdaad: de zus van Napoleon Bonaparte (* 15 augustus 1769 , † 5 mei 1821), Frans generaal en dictator tijdens de laatste regeringen van de Franse Revolutie, van 2 december 1804 tot 11 april 1814 keizer der Fransen, van 17 maart 1805 tot 11 april 1814 koning van Italië - in die tijd niet het hele schiereiland en van 1806 tot 1813 „beschermer van de Rijnbond”.


Ritratto di Paolina Bonaparte come Venere Vincitrice (Paolina Borghese als Venus Victrix, oftewel de zegevierende godin van de liefde: met de appel die Paris aan haar had toegewezen in haar linkerhand).
De uiteindelijke winnaar van het huwelijk tussen Camillo en Paolina Borghese was natuurlijk Napoleon, die op deze manier voor een zacht prijsje grote delen van de kunstcollectie van de familie Borghese kon aanschaffen om die in het Louvre in Parijs onder te brengen


In zaal 2 (Sala del Sole) zien we waarvoor we eigenlijk hiernaartoe gekomen zijn: het eerste beeld van Bernini: David (1623/1624). Iedereen heeft wel eens de David van Michelangelo (voluit: Michelangelo di Lodovico Buonarroti Simoni, * 6 maart 1475 , † 18 februari 1564) was gezien, al dan niet „live” in Florence. Als we deze twee beelden nu eens in gedachten naast elkaar houden, hebben we in essentie het verschil tussen renaissance- en barokkunst doorgrond: de David van Michelangelo is vooral statisch en hij straalt een serene rust uit, terwijl we de David van Bernini in actie zien: de beroemde barokkunstenaar beeldt zijn David uit op het moment dat die de steen in zijn slinger loslaat; hij knijpt zijn lippen in uiterste concentratie op elkaar.


De David van Bernini (1623-1624)


Detail


Het beeld van David valt echter in het niet bij dat van Apollo en Daphne in zaal 3 (Sala di Apollo e Dafne). Bernini heeft het verhaal uit Ovidius’ „Metamorphoses” (Publius Ovidius Naso, * 20 maart 43 v.C. , † 17 n.C.) op magistrale wijze uitgebeeld: de god Apollo die verliefd is op de nimf Daphne, achtervolgt het arme kind, dat niets van hem wil weten; in paniek bidt ze tot haar vader, de riviergod Peneus, om haar te verlossen van haar goddelijke stalker. Peneus verandert haar in een boom. Bernini heeft haar afgebeeld terwijl haar arm langzaam in een tak met bladeren verandert en haar been in een boomstam! Volop beweging in dit mooie beeld. Stel je eens voor wat het voor ’n werk was om al die tere blaadjes in marmer uit te hakken! Gian Lorenzo is er dan ook - met onderbrekingen - aan bezig geweest van 1622 tot 1625. De houding van Apollo is afgeleid van de Belvedere Torso, die we in de Vaticaanse Musea zagen.



Detail


Apollo e Dafne (Apollo en Daphne, 1622-1625) is het topstuk van de vier mythologische beelden van Bernini in dit museum. Het beeld van de statische Daphne en de beweeglijke Apollo zou Georg Friedrich Händel (* 23 februari [Juliaanse kalender] / 5 maart 1685 [Gregoriaanse kalender] , † 14 april 1759) geïnspireerd hebben tot diens Cantata drammatica Apollo e Dafne (HWV 122) en Richard Strauss (voluit: Richard Georg Strauss, * 11 juni 1864 , † 8 september 1949) tot de opera Daphne (op. 82)


Zaal 4 is de grootste zaal; hier treffen we een verzameling beelden van Romeinse keizers aan, reden waarom deze zaal Sala degli Imperatori heet. Blikvanger is echter weer een beroemd beeld van Bernini: De roof van Proserpina door haar oom Pluto. Toen Bernini het beeld maakte (1621-1622), was hij pas 23 jaar! Het beeld markeert de overgang van het maniërisme naar de barok: de goden worden niet meer in hun klassieke, ernstige houding afgebeeld, maar door de draaiing van Pluto geeft Bernini het beeld volop passie. Kijk eens naar de manier waarop hij het zachte vlees van Proserpina zichtbaar laat indrukken door de grijpgrage handen van de hitsige Pluto!


Ratto di Proserpina (door ons Pluto en Proserpina, door
Grieken
Hades en Persephone genoemd (1621-1622)


Detail


Zaal 5 (Sala dell’Ermafrodito) daarentegen is het kleinste zaaltje; hier een beeld van een liggende hermafrodiet: een Romeinse kopie in marmer van een Grieks origineel van de Griekse beeldhouwer Polykles (fl. ± 155 v.C.). Een hermafrodiet is een mens die zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken heeft, een wonderlijke speling der natuur, die ook al in de oudheid tot de verbeelding sprak.
We hebben hem even moeten missen, maar in zaal 6 (Sala del Gladiatore) is hij weer helemaal terug: Gian Lorenzo Bernini! Ditmaal met het beeld van Aeneas die het brandende Troje ontvlucht, met zijn zoontje Ascanius - ook Iulus genaamd - aan zijn hand en zijn manke vader Anchises op z’n rug. Anchises houdt de Trojaanse penaten en een vuurschaal in zijn handen in dit beeld dat door het verhaal al uitnodigt tot het weergeven van beweging. Gian Lorenzo’s zoon Domenico Bernini (* 1657 , † 1723) dateerde dit beeld als oudste van de vier mythologische beeldhouwwerken, namelijk in 1618-1619; Gian Lorenzo moet toen hooguit 20 zijn geweest en wist toen al zo’n meesterlijk beeld te creëren. Ook de kunsthistoricus Filippo Baldinucci (3 juni 1625 , † 10 januari 1696) houdt deze datering aan, maar ziet in het beeld meer de samenwerking tussen Gian Lorenzo Bernini en diens vader, Pietro Bernini (* 6 mei 1562 , † 29 augustus 1629). Het verhaal van de val van Troje is na te lezen in de „Aeneis” van Publius Vergilius Maro (* 15 oktober 70 , † 21 september 19 v.c.), de Romeinse poeta poetarum, die in 2025 gelukkig na vijf lange jaren weer eens eindexamenauteur is. In deze zaal vinden we ook een onvoltooid werk uit de laatste levensjaren van G.L.Bernini: La Verità, een personificatie van de Waarheid.


Enea e Anchise (Aeneas en Anchises, 1618-1619)


Detail


Zaal 7 is de zogeheten Egyptische Zaal (Sala Egizia); we zien een Isisbeeld van zwart en wit marmer en een Satyr op een dolfijn en we letten op de plafondschilderingen: de sfinx en de piramiden van Gizeh plus de moedergodin Cybele in het midden, omringd door acht planeten, waarbij de ijverige schilder, Tommaso Maria Conca (* 22 december 1734 , † 13 december 1822), de maan en de zon voor het gemak ook maar „planeten” heeft genoemd. De connectie met Rome wordt tot uiting gebracht door enkele muurschilderingen van Marcus Antonius (* 14 januari 83 , † 1 augustus 30 v.C.) en Cleopatra (voluit: Cleopatra VII Philopator, * januari 69 , † 12 augustus 30 v.C.).
In Zaal 8 (Sala del Sileno) trekken vooral zes schilderijen van Caravaggio de aandacht: de Zieke Bacchus (een zelfportret van de schilder), David met het hoofd van Goliath, Jongeman met fruitmand, Sint Johannes, Madonna met kind en de heilige Anna en Sint Hieronymus. Bacchus is het beroemdst, vooral vanwege de vergelijking met Caravaggio’s vrolijke Bacchus in de Galleria degli Uffizi in Florence, maar mijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar Hieronymus, waarmee het tijd wordt om een oud Romeins gezegde van stal te halen: de gustibus non est disputandum. En over Romeinen gesproken: de liefhebber van Ovidius kent natuurlijk het schilderij Diana en Actaeon van Bernardino Cesari (* 1571 , † 30 juni 1622) dat hier hangt: de jager Actaeon stuit in het bos op de badende Diana (Artemis) en haar vriendinnen. Hij kan het natuurlijk niet laten om de naakte dames te begluren, maar als straf voor zijn ὕβρις wordt hij door haar veranderd in een hert. We zien het gewei al op zijn hoofd groeien; nadat hij geheel in een hert is veranderd, herkennen zijn eigen jachthonden hem niet meer en ze scheuren hun ex-baasje aan stukken.


Autoritratto in veste di Bacco
(door niet-Italianen
De Zieke Bacchus genoemd


San Girolamo (Sint Hieronymus)



Diana e Atteone (Diana en Actaeon)


De Galleria Borghese een van de drukst bezochte musea van Rome; daarom houdt men zo krampachtig vast aan een tijdslot. Wie na zaal 8 een onbedwingbare zin heeft gekregen om nog meer schilderijen te bekijken, renne in sneltreinvaart naar boven om „op z’n Japans” de twaalf zalen te doorkruisen. Werken van Brueghel (toegeschreven, Orfeus), Rafael (Portret van een jonge vrouw met eenhoorn en Kruisafname), Perugino (Sint Sebastiaan), Ghirlandaio (Leda), Lucas Cranach de Oudere (een van de minstens vijf varianten van Venus met Cupido als honingdief van deze schilder), Correggio (Danae), Garofalo (De bekering van Paulus), il Sodoma (De heilige familie), Leonardo da Vinco (Leda en de zwaan, kopie), Bernini (twee bustes van Paus Paulus V en Kardinaal Scipione Borghese, portret van een jongeman, twee zelfportretten en de geit Amalthea), Van Honthorst (Concert), Reni (Mozes en de Tien Geboden), de Cavalier d’Arpino (De strijd van Tullus Hostilius tegen de inwoners van Veii), Guercino (De verloren zoon), Dosso Dossi (Diana en Callisto, De Heiligen Cosmas en Damianus en Gyges en Candaules), Bassano (Aanbidding door de herders en Aanbidding door de Heilige Drie Koningen, del Conte (een bijzonder aantrekkelijke Cleopatra), Sassoferrato (Madonna met Kind), Van Cuylenborch (Het bad van Diana, een variant op het schilderij van Cesari uit zaal 8), Rubens (Susanna en de ouderen en Kruisafname) Domenichino (De jacht van Diana en De Sibylle), Titiaan (De heilige Amor en de profane Amor) en Veronese (Johannes de Doper) en nog talloze andere hangen hier al jaren om vandaag door jou ontdekt te worden!


We hebben nu zowat alle denkbare kunstvormen kunnen aanschouwen in het immense park, op eentje na: de Cinema Italiano, de Italiaanse film. Op het naar hem genoemde Largo Marcello Mastroianni in de Villa Borghese wordt een eerbetoon gebracht aan deze beste Italiaanse acteur aller tijden (* 28 september 1924 , † 19 december 1996).
Zullen afspreken dat we, als we weer thuis zijn, minstens twee films van de grote acteur zullen bekijken? Keuze genoeg; ik noem hier slechts
La dolce vita, Divorzio all’italiana, 8½, Ieri - oggi - domani, Matrimonio all’italiana, Scipione detto anche l’Africano, Fellini’s Roma, La Grande Bouffe, Una giornata particolare, La città delle donne, La pelle, Ginger e Fred en Stanno tutti bene - stuk voor stuk meesterwerkjes!


De zuidoosthoek van het park wordt begrensd door de Santa Trinità dei Monti: de kerk die bovenaan de Spaanse Trappen staat. Zowel aan de bovenkant als aan de onderkant van de monumentale trap zijn ingangen naar metrostation Spagna (Linea A), dat ’s avonds helaas wel gesloten is.


Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque.
Naar de Situs Classicus.


Google
www op deze website