PEILLOOD : Nederland in kletsingstijd 1


‘Er is een adres,’ zei de functionaris van het Rotterdamse Gemeentearchief. ‘Dat is Schiekade 40a. Maar wie daar gewoond heeft? Dát weten we niet. Om dat na te gaan moet u een brief schrijven aan de afdeling Nasporingen, uw verzoek met redenen omkleden en een kopie van uw paspoort bijvoegen.’ Hij lachte. ‘ Ik wens u veel succes.’ Intussen moest De Parelduiker ter perse. Vandaar dat ik in dit verhaal nog geen namen kan noemen.
          Begin juni 1945 verscheen in Rotterdam het eerste nummer van het blad Criterium. In één oogopslag was te zien de makers zich zwaar aan De Gil hadden verplicht, het satirische krantje dat in 1944 een aantal keren is verschenen. De Gil had iets wat we tegenwoordig ‘ hilarisch’ noemen, in titel, opmaak en toon; een buitengewone uitbundigheid. In dat opzicht was het een weerspiegeling van degene die het had bedacht en volschreef, Willem van den Hout, of Willem W. Waterman, zoals hij zich toen noemde. Het leek alsof het een soort verzetsblad was, dat een loopje nam, niet met de Duitsers, wel met de NSB en de Landwacht. Maar die indruk duurde niet langer dan een paar seconden. In werkelijkheid was het dienstbetoon van een handlanger, met een gluiperig antisemitisme. Niettemin heeft het succes gehad, omdat het volstrekt anders was dan alles wat toen van de drukpers kwam.
          De maker was een rusteloze, luidruchtige en belezen man met een ingewikkelde geest. Aanhanger van de autoritaire politiek (zie zijn dikke verhandeling De memoires van Generaal Taillehaeck), met een eigenaardig zwak voor Hollywood (Amerika filmt), bewonderaar van de Amerikaanse journalistiek, in het bijzonder Esquire, en goed thuis in de Amerikaanse literatuur. Als Willy van der Heide is hij beroemd geworden door zijn jongensboeken, de Bob-Eversserie. Onder het pseudoniem Sylvia Sillevis heeft hij boeken voor oudere meisjes geschreven. Deze bohémien en veelschrijver kreeg na de oorlog een schrijfverbod, wat hem niet belette zich in de Amsterdamse en Haagse circuits te blijven weren. Af en toe verschijnt er weer eens een artikel over hem. Hij blijft de geesten bezighouden. Er wordt een biografie over hem geschreven.



Voorpagina Criterium, nummer 5, 15 augustus 1945


          Het naoorlogse Criterium is typografisch een onbeschaamde kopie van De Gil. De vette letter van het logo, postbusnummer, en dan onder het logo: ‘Veertiendaags Orgaan voor Nieuw Nuchter Nederland’ in plaats van ‘Periodiek Orgaan voor Nuchter Nederland’, zoals het voorbeeld zich noemde. De kop van de opening gaat over de breedte van de hele pagina. Die wordt verder besteed aan satirisch gebracht nieuws, komisch verzonnen berichten en sarcastisch commentaar bij wat er werkelijk gebeurd was.
          In het voorjaar van 1944 heerst in de bezette gebieden de overtuiging dat het overal goed ging met de oorlog behalve in het Westen. Op 21 maart 1944 opent De Gil: ‘Waar Blijft Onze Invasie? Nederland Voelt Zich Gegrepen’, en drukt dan een groot deel van een toespraak van Churchill af, met raillerende onderbrekingen. Nu ongein, toen kwam het anders aan.
          In methode en toon doet Criterium na de oorlog hetzelfde. In het ‘Eenheidsnummer’, verschenen 15 juli 1945, is de kop: ‘Nederland voelt zich opgelaten.’ De rest van de pagina wordt in beslag genomen door nepberichtjes en nepadvertenties. Overal stakingen, iedereen weer tegen iedereen, heroprichting van de Doopsgezinde Konijnenfokkers Vereniging, ‘Wanneer de 100ste partij in Nederland?’, ‘Rede van Truman, Churchill, de Paus, Tito, Blah-Blah-Blah.’ Op pagina 2 wordt de ‘Kranten-Oorlog’ behandeld. Onderkop: ‘De doodsangst der middelmaat’. De ‘zwoegende, zwetende, nieuwbakken redacteurtjes’ van de bovengronds gekomen illegale kranten, Trouw, Het Parool, De Waarheid, kunnen er niks van. Al die ‘magere, illegale kemphaantjes kraaien thans luide en fanatiek victorie, ook al lijken de geluiden die het produceren hunner hoofdartikelen vergezellen veel op die een kip in barensweeën krijt: hè, goddank, alweer een ei’. Criterium neemt het op voor de kranten die een verschijningsverbod hebben gekregen, De Telegraaf, de NRC en het Handelsblad, met hun redacties die wisten hoe je een krant maakt.
          In volgende nummers komt het vraagstuk aan de orde van de studenten die de loyaliteitsverklaringen hebben gerekend, en die nu van voortzetting van hun studie zijn uitgesloten. Het blad vindt de niet-tekenaars dapper, maar blijft ondanks de typografische schijn van het tegendeel genuanceerd denken: veel tekenaars worden onder de dekmantel van de zuivering het slachtoffer van ‘een kleinburgerlijke wraakzucht’. Bij de zuivering is veel misgelopen. De Politieke Opsporings Dienst POD heeft zich vaak misdragen; in de gevangenenkampen, is later bewezen, hebben bewakers zich aan veel smeerlapperij schuldig gemaakt. Over de willekeur heeft mr. Jaap Burger zijn klassiek geworden waarschuwing laten horen: ‘Begin je bij de portier, dan kom je nooit aan de directeur. Maar als je bij de directeur begint, komt de portier vanzelf.’
          Criterium heeft aan de zuivering twee nummers gewijd, van 15 september en 8 oktober. In het eerste wordt gemeld: ‘Zuid-Nederland geheel Gezuiverd!’ Uit het verslag: ‘In het dorpje Goede Hoop in ’t Kempenland zijn 568 arrestaties verricht. Dat hier goed werk is gedaan, blijkt wel uit het feit dat dit 127 arrestaties meer zijn dan er personen in het dorp aanwezig waren. De enige overgebleven inwoner, een oude man, blind, doofstom, reeds 12 jaar verlamd, maakte ons duidelijk dat deze dag de dorpsgeschiedenis zal ingaan als Dolle Donderdag.’
          Op een ongebruikelijke manier is Criterium een exponent van de eigenaardige sfeer in het eerste halfjaar na de Bevrijding. Na de feesten kwam de kater. De contouren van de restauratie werden zichtbaar, de oude partijen herstelden zich, de verkiezingen werden uitgesteld, van een wederopbouw was niets te zien, de regering-Schermerhorn had haar ouverture tot de vierjarige oorlog in Indonesië gemaakt, het Militair Gezag deed, als het de kans zag, alsof het de baas was, de Doorbraak mislukte. De generatie die toen tussen de twintig en de dertig was (schrijver dezes is jonger) zag een illusie van ‘vernieuwing in eenheid’ snel ten onder gaan in een business as usual. Dat moet een teleurstelling zijn geweest.
          De redactie van Criterium heeft er, voor Nederland toen ongebruikelijk, met kwaadaardige spot en gecultiveerde bitterheid op gereageerd, in een vorm die sterk gedateerd is. Op 15 november verscheen het ‘sexualiteitsnummer’. ‘SEX - HET ENIGE OVERBLIJVENDE? GEEFT ONS ECHTE IDEALEN. Rekenschap der jongeren. Wij geloven niet!’ De ontboezeming, een pagina lang, is geïllustreerd met het beeld van een vrouwelijk naakt dat boven de puinhopen van een stad verrijst. ‘Dit is de rekening die de jongeren eenieder presenteren kunnen, die hun gedrag veroordelen wil. Die rekening is lang en met hun ziel betaald. [...] Geeft hun idealen waarvoor zij willen vechten zonder remmende bijgedachten. Geeft hun werk, waarmee zij anderen en zichzelf het respect kunnen hergeven. Dit is de taak der Democratie. Zonder deze te volbrengen zal zij opnieuw moeten falen - omdat zij mist het geloof van deze Jongeren.’
          Het kerstnummer liegt er ook niet om. ‘Heil u, gij burgerman, gij kleingeest en proleet. Zing ook in 1945 weer uw lied. Bezing uw kaarsen, uw dominee, uw krant, uw vrouw, uw kroost en portemonnaie. Vergeet wat de doden [eerder opgesomd, uit alle oorlogen - H.] u te zeggen hebben. En gij zult zalig worden voor God en Vorst en Vaderland.’
          Het laatste nummer uit mijn verzameling is het dertiende, het ‘Oud-Nieuw-nummer’, 3 januari 1946. Het heeft een colofon. Daarin staat vermeld dat dit ‘het dertiende deel is van de reeks Nederland in kletsingstijd, in het verborgene gedrukt op gewone krantenstof, in een oplaag van 19.989 exemplaren’.
          Criterium, een verzetsblad na de oorlog. Nergens een naam van een redacteur of een medewerker, geen adres, alleen een postbus (359 Rotterdam). Veel miskenning, nogal wat ongein, soms wat Weltschmerz. Wat is er van die jongeren van toen geworden, wat doen ze nu, leven ze nog? Een Rotterdams tijdsdocument dat geen spoor in de persgeschiedenis heeft nagelaten. Schiekade 40a. Wie woonde daar? Ik stuur een kopie van mijn paspoort mee.



[1]Van H.J.A. Hofland, in De Parelduiker 7e jaargang (2002), nr. 1, pp. 33-36.