NEDERLANDSCH ARCHIEF
VOOR
GENEALOGIE EN HERALDIEK
----
Redactie:
Genealogisch gedeelte: H.L. Kruimel
Zoutmanstraat 63 B, Den Haag
----

Hoevelaken, 4 Januari 195o
Heraldisch gedeelte: J.C.P.W.A. Steenkamp
Oudedijk 267, Kralingen
----
Uitgever:
S.W. Melchior 1, Hoevelaken
Tel. K. 3495/263
Postrek. 221469
----
Den Hoogwelgeboren Heer Jhr mr G.W. van Vierssen Trip 2

Rotterdam



      Hooggeachte Heer Trip,

      Mag ik beginnen met Mevrouw Trip en U van harte mede namens mijn vrouw een gelukkig en voorspoedig jaar 1950 toe te wenschen. Mijn vrouw stelt het zeer op prijs, dat Mevrouw aangename herinneringen aan ons tochtje van den vorigen zomer heeft behouden. Ik zou U willen voorstellen dit in den loop van den zomer nog eens te herhalen, waarbij ik de bepaling van de route gaarne aan U beiden overlaat.

      Wellicht ben ik bij de behandeling van de zaak Van den Hout met mijn voorstel hem met drie jaar ontzetting te straffen wat uit den toon gevallen, maar ik kon mij niet losmaken van den indruk, dat het toch wel zeer goed aanvaardbaar was, dat Van den Hout met goede bedoelingen zich in De Gil begeven heeft.

      Ook is er een logische grond in zijn betoog, dat hij de artikelen in de Residentiebode fiatteerde om zich bij de Duitsche instanties als hoofdredacteur van dat blad aanvaardbaar te maken. De inhoud van die artikelen was defaitistisch (Blinde Trouw - Redevoeringen in Br. Parlement - Wurgende Greep), maar het zou met het oog op het gestelde doel m.i. kunnen worden vergeven. Met De Jodenster werd een verdrukte volksgroep aangetast: dat artikel is onder geen enkele omstandigheid te vergeven.

      Na zijn optreden bij De Gil is buiten de achterpagina niets positiefs aangewezen kunnen worden, wat aan zijn pen ontvloeid is en inderdaad is er toch in den inhoud een opgaande lijn waar te nemen, zoodat de laatste nummers bijkans zuiver waren. Het befaamde Jodenartikel werd opgenomen in no. 4, het eerste nummer, waaraan hij medewerkte. Dit artikel behoort tot het gemeenste, wat in de pers is verschenen. Maar - als zijn bedoelingen zuiver waren, dan was er destemeer reden in te grijpen en te trachten dergelijke publicaties in de toekomst te voorkomen.

      Uit de getuigen-verklaringen (b.v. Arnold Meyer) is wel komen vast te staan, dat v.d. Hout niet pro-Duitsch was. Dit maakte het voor mij aannemelijk, dat hij inderdaad goede bedoelingen heeft gehad. Veel wat ten zijnen nadeele beweerd is, is weerlegd kunnen worden. Wellicht ben ik te goed van vertrouwen - ‘n verwijt, dat mijn vrouw me ook wel doet! - maar ik acht het minder erg iemand, die verkeerd was iets te licht te straffen, dan iemand die in de goede richting streefde, te zwaar. Op zijn moraliteit valt natuurlijk veel aan te merken, maar anderzijds heeft hij door de machinaties van Jager toch maar 3½ jaar in het kamp doorgebracht.

      Anderzijds kan de vraag worden gesteld: Dient iemand met de karakter-eigenschappen van v.d. Hout de gelegenheid te worden verschaft spoedig weer als volksvoorlichter op te treden. En dan is mijn antwoord: Neen, menschen met een dergelijke mentaliteit dienen uit de pers te worden geweerd, zoodat ik mij vrij spoedig bij Uw zwaardere eisch kon aansluiten.

      Het is voor den man te hopen, dat hij iets heeft geleerd. Wanneer hij de talenten, welke hij ongetwijfeld bezit, ten goede aanwendt, kan hij wellicht in andere richting nog iets bereiken.

      Inmiddels verblijf ik met beleefde groeten,

Hoogachtend,

Uw dw.

[handtekening (Melchior)]




[1]S.W. Melchior was lid van de Raad van Beroep voor de Perszuivering en tevens afzender van deze brief.
[2]Jhr. Mr. G.W. van Vierssen Trip was voorzitter van diezelfde Raad van Beroep voor de Perszuivering; hij bracht W.H.M. van den Houts "Berufsverbot" op 30 december 1949 terug van 20 jaar naar 10 jaar; in het Proces-verbaal van de openbare zitting van 29 en 30 december 1949 wordt niet vermeld, dat S.W. Melchior voor een "Berufsverbot" van 3 jaar had gepleit.