OVERZICHT VAN DE VERKLARINGEN VAN HEN, DIE
DOOR DE RAAD ALS GETUIGEN ZIJN OPGEROEPEN:

TWEEDE DAG.
1.       Mej. Ch.O.L. Beijer.
      Vervolgens hoorde ik, verbalisant, op 19 November 19461 als getuige:
Charlotte Olga Leontine BEIJER.
oud 38 jaar, ongehuwd, van beroep secretaresse en wonende Johan Maetsuyckerstraat 253 te ‘s-Gravenhage, die als volgt verklaarde:
"In Juni 1940 ben ik als steno-typiste in dienst getreden bij het Rijkscommissariaat, afd. Pers. Begin 1942 ging ik over naar de afdeling tijdschriften ressorterende onder Dr. Haagn. Tot September 1944 ben ik o het Rijkscommissariaat werkzaam geweest. Voor zover ik mij kan herinneren, maakte ik in begin 1943 kennis met de door U bedoelde van den Hout, mij aanvankelijk bekend onder de naam Waterman. Deze van den Hout kwam op het Rijkscommissariaat door middel van de daar reeds onder Dr. Haagn werkzaam zijnde L. Thijssen. In deze periode verschenen verschillende brochures, anti-geallieerde propaganda ten doel hebbende, van de hand van van den Hout o.a. "Geef mij maar Amerika" (Zie no. 23 in map II).
Ook verschenen er in die tijd brochures van een pro-Duitse strekking, doch deze waren van de hand van een zekere Boogerman. Deze Boogerman kwam voordien reeds in aanraking met het R.K. door zijn functie bij het A.N.P. Tegen einde 1943 werd een brochure samengesteld betreffende de toestand in Indië. Daar deze brochure te klein werd, is deze op voorstel van Thijssen in de vorm van een krantje uitgegeven en werd genaamd "De Gil". Daar dit insloeg, werd besloten op deze weg door te gaan. De opzet van het blad was, om bij het publiek zo niet een pro-Duitse dan toch zeker een anti-geallieerde stemming te wekken. De Heer Thijssen bleek hier niet de juiste stijl toe te bezitten zodat van den Hout voornoemd, die door zijn brochures reeds een goede naam gemaakt had, aangezocht werd zijn medewerking aan het blad te verlenen, hetgeen ook met groot succes geschied is. In September 1944 is het Rijkscommissariaat verdwenen, als gevolg waarvan "de Gil" opgeheven werd. Tot deze datum is van den Hout aan de Gil verbonden geweest. Van den Hout was een vrij geregelde bezoeker van het R.K. in verband met het bespreken van de door hem geleverde copy. Hetgeen hem betaald werd voor zijn brochures is mij niet bekend, doch met zekerheid weer ik, dat hem f. 1500 per nummer van de Gil betaald werd. Datgene in G "de Gil" wat de krijgsverrichtingen betrof, werd verzorgd door Boogerman, Voornoemd. In tegenstelling met de betaling welke Boogerman van het R.K. ontving voor zijn brochures ontving hij voor zijn medewerking aan de Gil geen honorarium.
Zulks zal vermoedelijk met van den Hout geregeld zijn. Bij het verschijnen van het 3de nummer (in map II) van "De Gil" werd een z.g. Postbus ingesteld, welke ten doel had de reactie van het publiek op de Gil te peilen. Deze postbus stond op naam van een bode van het R.K., genaamd Zadelhoff. Op geregelde tijden haalde deze de brieven af en deponeerde deze bij mij. Ik nam deze post door en haalde er datgene uit, wat geschikt was om in een volgende "Gil" te beantwoorden. Ik stelde deze terhand aan Thijssen of Haagn, die op hun beurt deze brieven aan van den Hout ter hand stelden. Van de zijde van Proebsting, referent bij de B.d.S., werd er altijd sterk op aangedrongen, dat deze brieven aan Proebsting ter hand gesteld zouden worden. Dr. Haagn is hier altijd tegen geweest en voorzover mij bekend, zijn er nimmer brieven bij de S.D. terechtgekomen. Van den Hout werd als prima journalist beschouwd doch in tegenstelling met Boogerman die altijd een zeer betrouwbare kracht werd genoemdacht, stond van den Hout, wat zijn politieke overtuiging betreft, slecht aangeschreven. Naar mijn mening heeft van den Hout zijn medewerking aan het R.K. uitsluitend uit financieel oogpunt verleend. Wanneer er in "de Gil" passage's voorkwamen, welke anti-Duits waren, zijn deze altijd met medeweten en goedkeuring van het R.K. geplaatst geworden".
Na voorlezing en volharding tekent zij, in concept,
w.g. Ch. Beijer.


2.       C.J. Tonneman.

Afschrift.
Vervolgens hoorde ik op 27 Januari 1947 als getuige
Corstiaan Jan Tonneman.
oud 26 jaar, van beroep journalist en wonende Bergschelaan 139 te Rotterdam, thans gedetineerd in de Strafgevangenis Noordsingel te Rotterdam, die als volgt verklaarde:
      "Vanaf Juni 1942 tot September 1944 was ik omroeper bij radio Bremen (Dld.) Nadien ben ik vanaf December 1944 tot Maart 1945 als programma-samensteller werkzaam geweest aan de zender S 2, welke gevestigd was in de Studio A aan de ‘s-Gravenlandseweg te Hilversum. Aldaar leerde ik de door U genoemde van den Hout kennen, Van den Hout was op Woensdag en Donderdag werkzaam in genoemde Studio A voor het samenstellen en uitzenden van de uitzendingen van de z.g. Gil-club en Golden Pirateclub. Voorzover mij bekend, was hij de enige persoon die de programma's samenstelde. De door van den Hout samengestelde teksten werden voor de Gil-uitzendingen uitgesproken door van de de Marez Oyens, zodat wat de Gil-uitzendingen betrof zij beiden als enige medewerkers voor de teksten beschouwd kunnen worden. De medewerkers van het muzikale gedeelte van de Radio Gil waren leden van de Ramblers en het orkest van Frans Wouters. Na September 1944 berustte de leiding van het omroepapparaat bij Ir. Taubert. De door van den Hout samengestelde teksten werden voor de uitzendingen door Taubert gecensureerd en zo deze afwezig was door zijn plaatsvervanger van Gorkum. De correspondentie, welke op de Radio Gil binnekwam, ging, voo zover mij bekend, ongeopend naar van den Hout. Wat betreft de inhoud van de Radio Gil kan ik verklaren, dat de inhoud voor 90% muziek en bespreking hiervan was en voor 10% teksten met politieke strekking. In dezelfde periode werd eveneens in de studio A een programma uitgezonden van de z.g. Radio Arnhem. Dit was een Duitse zender, die de gehele dag het programma van de American Expeditionary Forces opving en heruitzond met uitzondering van o.a. de nieuwsberichten. Een en ander vond eveneens des Woensdagavonds gedurende een uur plaats. De nieuwsberichten werden vervangen door berichten, uitgesproekn door een spreker uit Hilversum, terwijl op Woensdagavond van 8 tot 9 een cabaretprogramma werd ingelast, genaamd de Golden Pirateclub. De medewerkers aan deze uitzendingen waren Amerikaanse en Engelse krijgsgevangenen. Het doel van de Golden Pirateclub was de bestaande onenigheid tussen de Amerikaanse en Engelse soldaten in het geallieerde leger aan te wakkeren. De teksten voor het cabaretprogramma werden geschreven door van den Hout, terwijl hij meermalen de regie verzorgde. Dat de uitzendingen van Radio Arnhem aan het gestelde doel beantwoordden, bleek uit een legerorder van Generaal Eisenhower, waarin deze gewaarschuwd zou hebben voor voornoemde uitzendingen , daar het naar zijn mening de enige maal was, dat de Duitse propaganda raak geslagen had 2. Beide uitzendingen, zowel van de Gil-club als van de Golden Pirateclub zullen ongeveer Maart 1945 wegens gebrek aan stroom stopgezet zijn.
De reeds genoemde zender S 2, waarvan ik de programma's samenstelde en in Hilversum stond, moest de indruk vestigen in bevrijd gebied te staan en uit te zenden naar bezet gebied om mededeling te doen hoe slecht het in bevrijd gebied was.
Van den Hout heeft nimmer programma's voor deze uitzendingen samengesteld of op enigerlei wijze zijn medewerking aan de zender S 2 verleend. Inderdaad heeft hij mij wel eens programma's ter hand gesteld, doch dit waren programma's voor de z.g. Gil-club. Hij deed dit wanneer hij ‘s-avonds geen tijd had bij de uitzendingen aanwezig te zijn en mij werd dan verzocht in zijn plaats het toezicht op de uitzendingen te willen houden.
Het is mij bekend, dat van den Hout werkzaamheden verrichtte in Amersfoort en zoals mij uit een telefoongesprek, hetwelk ik met hem had bleek op een Duitse Dienststelle. Van welke aard de werkzaamheden waren, is mij niet bekend. Al hoewel mij geen feiten bekend zijn, waaruit het navolgende vast kwam te staan, heeft van den Hout bij mij altijd de indruk verwekt in contact te staan met de illegaliteit. Gesprekken, welke ik met hem gevoerd heb, om er toe te geraken, dat ik via zijn illegale relatie's in bevrijd gebied kon komen, leverden echter geen resultaat op". Na voorlezing en volharding tekent hij, in concept
w.g. C.J. Tonneman.


Vervolgens hoorde ik op 5 Februari 1947 als getuige:
Carola Brunhilde Steinke

3.      H.R.M. van Hoof.

Vervolgens hoorde ik op 8 Februari 1947 als getuige:
Henri René Marie van Hoof,
oud 32 jaar, van beroep letterkundige en wonende Gijsbrecht van Amstellaan 333 te Hilversum, thans gedetineerd in het bewaringskamp Promes te Naarden, die als volgt verklaarde:
      "Ik ken de door U genoemde van den Hout vanaf 1942, daar hij in dat jaar tesamen met mij te werk gesteld was als hoorspelschrijver van de Nederlandse Omroep te Hilversum. Gedurende dat jaar schreef hij luisterspelen zonder tendens. Daarna schreef hij als gevolg van zijn contacten met Ir. Taubert ook wel hoorspelen met een politieke tendenz. Hij was een specialist in het voeren van indirecte propaganda. Hij typeerde een naar zijn mening bestaande wantoestand of onsympathieke persoon of instelling, zoals een Jood of een Rus en liet het aan de luisteraar over zijn conclusie te trekken. Het cabaret de Spinnekop, hetwelk onder leiding van Eenhoorn stond en waarvoor van den Hout ook wel eens teksten schreef, was hiervan een voorbeeld. Het cabaret de Spinnekop was een voortzetting van het z.g. Zondagmiddagcabaret van Paulus de Ruyter. Omstreeks de eerste helft van 1943 verliet hij uit materiele overwegingen de Nederlandse omroep in vast verband, doch hield de verbintenis met de Omroep in los verband. Geregeld leverde hij nadien hoorspelen en klankbeelden, zowel van algemene als politieke aard, onder verscheidene schuilnamen aan de Omroep. Vele malen is het voorgekomen dat zijn politieke manuscripten mij via de Rundfunk Betreuungsstelle als "verplicht te plaatsen" uitzendingen bereikten. Deze hoorspelen van de hand van van den Hout werden ons dan als voorbeeld gesteld voor de normen waarin een bepaalde propaganda moest worden gevoerd.
In diezelfde periode schreef hij volgens zijn eigen verklaring boeken en brochures voor het Rijkscommissariaat. In datzelfde jaar beweerde hij een opdracht te hebben van het Rijkscommissariaat om een rapport samen te stellen betreffende de gang van zaken bij de Nederlandse omroep. Inderdaad is door hem een dergelijk onderzoek ingesteld. Begin Juni 1944 verscheen van den Hout wederom in de studio's, ditmaal als redacteur van de z.g.n. Radio Gil Club, welke ook een indirecte propaganda voerde. Na September 1944 werd Radio Hilversum op initiatief van Ir. Taubert tot een z.g. Kampfsender bevorderd. Deze was verdeeld in:
I.leiding en belast met het uitzenden van gevraagde gramafoonplaten en het gelegenheid geven tot het doen van groeten;
II.een anti-Bolsjewistische uitzending, onder leiding van Paul Kies;
III.een uitzending, genaamd Arnhem Calling, welke ten doel had met humoristische bewoordingen de goede verstandhouding der geallieerden onderling te verstoren.
Het programma van de laatste uitzending bestond wederom uit drie delen te weten:
a.nieuwsberichten met militair commentaar,
b.ontspanningsprogramma's, waaronder o.a. de Golden Pirate Club viel (een uitzending zonder politieke strekking, mdoch die ten doel had de aandacht voor de andere uitzendingen te trekken)
c.het voorlezen van brieven en het overbrengen van groeten van geallieerde krijgsgevangenen.
Het geheel stond onder leiding van Ir. Taubert, daarbij geassisteerd door Mej. Sendsburg en Luitenant Hubener, die op hun beurt verantwoording verschuldigd waren aan de Reichs-Rundfunk te Berlijn. De brieven, genoemd onder IIIc, bereikten de Kampfsender, via de z.g. P.K. en waren afkomstig van gevangen, gewonde of gevallen geallieerde soldaten, Het betrof hier intieme correspondentie van voornoemde soldaten en werd gebruikt in de volgende stijl "De gevallen vader schreef aan zijn dochtertje in Engeland of Canada een laatste brief". "De krijgsgevangene zo en zo wordt in Duitse krijgsgevangenschap goed behandeld en groet zijn familie". "De geallieerde legers maken goede vorderingen, hier volgt een lijst van de gesneuvelden". Alles tezamen een duidelijke vorm van indirecte propaganda.
Het is mij niet met zekerheid bekend, dat van den Hout voor de in IIIb genoemde Golden Pirate Club teksten schreef, doch wel is het mij bekend, dat hij voor genoemde uitzending adviezen gaf en als regisseur enige van deze programma's heeft samengesteld.
Naast genoemde zenders bestond een z.g. ondergrondse zender, genaamd "Het Vrije Zuiden", onder leiding van C. Tonneman. Deze zender had slechts een geringe capaciteit wn bereikte volgens de technici nog niet de grens van de Provincie Utrecht. De opzet van deze zender (alhoewel hij zijn doel niet kon bereieken) was het bevrijde Zuiden in te lichten over het bezette Noorden en omgekeerd, het nog bezette Noorden in te lichten over het Zuiden, bij welke gelegenheid in het bijzonder de Tribunaal rechtspleging belachelijk gemaakt werd. Voor deze uitzendingen leverde behalve de leider Wim Sassen, ook van den Hout de teksten. Zulks is mij met zekerheid bekend, daar ik mij in het uitzendlokaal bevond en aanvankelijk medewerking verleende. Meermalen heeft van den Hout mij teksten ter hand gesteld welke Tonneman heeft doen uitzenden".
Na voorlezing en volharding tekent hij in concept,
w.g. H.R.M. van Hoof.


4.      Mej. Ch.O.L. Be
      Mej. C.B. Steinke.
Afschrift.

Vervolgens hoorde ik op 5 Februari 1947 als getuige:
Carola Brunhilde STEINKE.
oud 32 jaar, van beroep secretaresse en wonende Rembrandtlaan 45 te Naarden, die als volgt verklaarde:
      "Vanaf begin 1944 tot Maart 1945 was ik te Hilversum werkzaam als secretaresse van Ir. Taubert, leider van het radiotoezicht. Aldaar leerde ik de door U genoemde van den Hout kennen. Hij was werkzaam als schrijver van de teksten voor de uitzendingen van de Radio Gil Club. Deze uitzendingen hadden ten doel het publiek een dosis propaganda toe te dienen, waarbij jazz-muziek gebruikt werd om de aandacht te trekken. De teksten voor de uitzendingen werden gecensureerd door Ir. Taubert, terwijl van den Hout voorzover ik mij kan herinneren ong. f. 500 per uitzending als loon ontving. De brieven, welke naar aanleiding van de uitzendingen binnenkwamen, werden door iemand van de studio afgehaald en bij mij gedeponeerd. Ik zag in de aanvang der brieven door, zuiver uit belangstelling en gaf deze brieven door aan van den Hout. Later werden de brieven door mij ongeopend op mijn bureau gereed gelegd, vanwaar ze dan later door van den Hout of de Marez Oyens werden afgehaald. Een order, dat de post door mij of Ir. Taubert nagezien moest worden, bestond niet. Verder is het mij bekend, dat van den Hout zijn medewerking verleende aan de uitznedingen van Radio Arnhem. Waarschijnlijk schreef hij ook hier de teksten voor. Het is mij niet bekend, dat van den Hout werkzaamheden verrichtte voor de Einheit Gerlach."3
      Na voorlezing en volharding tekent zij in concept,
w.g. C.B. Steinke.




[1]Met pen onderstreept.
[2]De tekst vanaf In dezelfde periode t/m raak geslagen had is in de kantlijn met pen voorzien van 3 accolades, die elk genummerd zijn met Romeinse cijfers; accolade I loopt van In dezelfde periode t/m aan te wakkeren, accolade II van De teksten voor t/m doel beantwoordden en accolade III van bleek uit t/m raak geslagen had.
[3]De tekst van C.B. Steinke is in de marge van commentaar voorzien: naast de zinnen als secretaresse t/m radiotoezicht, Aldaar t/m kennen en Hij was werkzaam t/m Radio Gil Club is tot driemaal aan toe het woord "acc" toegevoegd. Wat dit betekent, is mij onbekend.
Naast Deze uitzendingen t/m aandacht te trekken staat een haakje, met daarnaast de tekst "zeer vaag";
naast de passage over de f. 500 per uitzending staat "weet niet" geschreven, terwijl het woord mij (bij bij mij gedeponeerd) met pen doorgehaald is en verbeterd in iets onleesbaars.
Naast de zin uit belangstelling t/m van den Hout staat weer het woord "acc", en naast vanwaar ze dan t/m werden afgehaald staat "ja", plus nog een onleesbaar soort paraaf.