AFSCHRIFT
D E   G I L

R'dam, 23-11-1949.



Waarde Secretaris 1,

      Ik ben gereed met de studie van De Gil. Hierbij zijn 2 personen betrokken: Seyffardt en Van den Hout. Seyffardt is van minder belang, maar Van den Hout is belangrijk. We moeten verdacht zijn op een fel verweer van Van den Hout.
      Van den Hout heeft geschreven in De Gil en in de Residentiebode. Onder zijn verweermiddelen behoort mede, dat hij de Gil zo heeft geredigeerd, dat daardoor de Duitse propaganda werd tegengewerkt. Deze bewering van Van den Hout maakt het noodzakelijk voor de Raad van Beroep, de inhoud van de Gil degelijk te bestuderen. Dit op zich zelf is al een tijdrovende bezigheid. Ik ben er enige dagen zoet mee geweest.
      Met dit werk kunnen we echter niet volstaan. De Commissie heeft haar uitspraak gegrond op zijn arbeid als journalist maar heeft daarnaast allerlei ter sprake gebracht en in haar vonnis verwerkt, wat niet als journalistiek kan worden beschouwd, b.v. werkzaamheden aan de radio, schrijven van Duitse propagandaboekjes en dergelijke zaken meer.
      Ook hiermee moeten wij op de hoogte zijn want zijn verweer zal deels een bestrijding zijn voor de uitspraak in eerste instantie juist omtrent die aantijgingen, die buiten het perswezen in de zin der wet vallen.
      Ik heb verscheidene getuigen aangestreept, deels over de Gil, deels over de niet-journalistieke daden.
      Aangezien ter zitting nodig zal zijn, vrij uitvoerig met betrokkene te spreken over de inhoud van de Gil, om hem de verdediging mogelijk te maken, dat hij het vaderland heeft bedoelen te dienen, zullen we goed doen, voor de behandeling twee dagen te bestemmen. Mijn collega's mogen deze dossiers wel ieder 10 dagen thuis hebben. Weliswaar zijn de kartons waarop staat Residentiebode niet gevaarlijk - men kan deze desnoods gesloten laten - maar het lezen van de Gil en het nazien der vele processen-verbaal eist veel tijd.
      Het is dus niet wenselijk, de zittingen in December te houden, want dan komen we terecht in de buurt van Kerstmis en Oud Jaar. Liever Januari. Mij schikt Maandag en Dinsdag het beste b.v. Maandag 9 en Dinsdag 10. Wilt U dit overleggen met de collega's die deze zaak met mij zullen behandelen? Ik ben ook bereid te zitten op 9 en 16 of op 10 en 17.
      Het lijkt mij goed, de getuigen te verdelen over de 2 dagen. Eerste dag getuigen over de Gil, tweede dag getuigen over de bijkomstigheden. Die bijkomstigheden zijn ook bezwarend.
      De pleidooien kunnen we dan op het eind van de 2e dag verwachten.
      U zult van de meeste getuigen wel adressen in de stukken vinden, n.l. in de processen-verbaal in de omslag van het Bijzonder Gerechtshof. Denk er om, dat van sommige getuigen meer dan een verbaal van verhoor in die omslag ligt.
      Mocht het opsporen van een getuige ernstige moeilijkheden opleveren, dan behoeven we daar niet over te treuren. We kunnen desnoods wel enkele missen, met name die dames.
      Ziehier dan de lijst der getuigen voor de eerste dag:
Boogerman, Cageling, Nieuwenhuis, Thijssen, Learbuch en Jhr. Van Nispen
en voor de tweede dag: Ruygers, W.H. Jager, juffrouw de Marez Oyens, Arnold Meyer, Petillon, Charlotte Beyer, Tonneman, van Hoof, Jan Jacob Visser, Carola Steinke en Erich Oscar Vogel 2.


      Met vriendelijke groet



                  w.g. G.W. v. V.T. 3




[1]Waarschijnlijk wordt hier de adjunct-secretaris van de Raad van Beroep voor de Perszuivering, Mr. J. Biemond, bedoeld.
[2]Achter al deze namen zijn met pen vinkjes gezet; de betekenis van deze vinkjes is waarschijnlijk, dat de (adjunct-)secretaris de adressen van al deze mensen heeft achterhaald; ze betekenen in elk geval niet, dat al deze mensen op de zitting zijn verschenen.
[3]G.W. van Vierssen Trip, voorzitter van de zitting van de Raad van Beroep.
Genoemde zitting werd ondanks Vierssen Trips bezwaren overigens op 29 en 30 december 1949 gehouden.