Redacteuren van wijlen „De Gil” voor de perszuivering 1
Willem W. Waterman (uitgegild) zweeg


      (Van een eigen verslaggever)
      Herinnert u zich nog het weekblad „De Gil”? Dat wonderlijke krantje, overal verkrijgbaar in ‘43 en ‘44, uiterlijk Amerikaans, met daverende „koppen” en boordevol onzinnige „flashes”? Maar wie zich grinnikend tot lezen zette had de mop al gauw door: „De Gil” was een in zijn soort uitstekende propagandatruc van de Duitse heren van het Rijkscommissariaat, doch overigens eens geestesproduct van enkele Nederlanders, die nou ‘s op hun manier wilden proberen om ons te paaien. Twee hunner moesten zich deswege Dinsdagnamiddag verantwoorden voor de Perszuiveringscommissie en tegen beiden eiste de getuige-deskundige, aan de commissie toegevoegd, ontzetting uit het recht om het beroep van journalist uit te oefenen voor de maximum termijn: twintig jaar.
      Deze twee journalisten waren H. A. S e y f f a r d t (een zoon van de generaal) en W. H. M.   v a n   d e n   H o u t. De laatste is beter bekend onder zijn pseudoniem Willem W. Waterman; hij publiceerde in de oorlog enkele boeken en schreef vermoedelijk ook de, om hun anti-semietische speldeprikken befaamde, boekjes van Philip Raack.
      Vermoedelijk...... Want Willem W. Waterman, die meer dan een jaar zijn luidruchtige grappen heeft uitgegild, deed gisteren zijn mond niet open. Hij wóu niet praten, want hij vond, dat eerst zijn zaak behandeld moest worden voor het Bijzonder Gerechtshof.
      Seyffardt was minder nukkig en vertelde dat de leiding van „De Gil” eerst in handen was geweest van Thijssen, de vroegere hoofdredacteur van „De Residentiebode”. Thijssen is in September ‘44 gevlucht en niemand heeft hem ooit weer gezien. Na hem deelde de N.S.B.-er Jonker de Gil-lakens uit. De bedoeling van het blad was, de goede Nederlanders, die van „Vova”, „De Misthoorn” en soortgelijke lectuur niets moesten hebben, er in te laten lopen. Daarom werden ook wel bijdragen opgenomen „van illegale zijde” en mocht men Seyffardt geloven, dan zou het de bedoeling zijn geweest om van „De Gil” een écht Nederlands blad te maken.
      „Ach kom,” zei mr. Vonkenberg, „dat gelooft u toch zélf niet?”
      „'t Was wel de bedóeling,” hield Seyffardt vol.
      „De Gil” had, zo bleek uit het verdere verhoor, een oplage van 100 tot 150.000 exemplaren. Na een paar weken was „de mop” er natuurlijk af, want een kind kon begrijpen, dat dit niet een echt illegaal blad was, omdat iedereen het overal in de kiosken kon kopen. Maar de uitgave werd voortgezet.
      „Als een Duits blad,” was het antwoord, „maar buitengewoon amusant.”
      De heer Govers zei, dat hij het gevoel had met de zwijgende Waterman tegenover zich een spel patience te spelen. „Maar de kaarten zijn gelukkig nog al duidelijk,” zei hij, „en ik heb de beste troeven in mijn hand”. Waterman is Nationaal Fronter geweest, heeft in „De Residentiebode” pro-Duitse artikelen geschreven („intens smerig”, aldus spr.), werkte mee aan de „Golden Pirateclub” van radio-Arnhem, die de geallieerde soldaten moest demoraliseren, was de stuwkracht van „De Gil” en het Gilprogramma voor de radio en liet zich voor dat alles behoorlijk betalen. Hij schermt nu met een illegale club, maar er is alle reden, om aan de illegaliteit hiervan te twijfelen. Ook zegt hij, dat hij via Hilversum illegale codeberichten uitzond, maar daarvan is niets bewezen. Hij opende voor de „Gil”-correspondentie een postbus en iedereen, pro en anti, werd uitgenodigd te schrijven. Maar vóór Waterman de brieven in handen kreeg, gingen ze eerst naar het Rijkscommissariaat. De heer Govers had een willekeurige brief uit een grote stapel getrokken en vond daarin een fraai vers, half „slang”, half Nederlands, eindigende met de woorden:
      „...... there is no doubt,
      That fellow is hardstikke fout!”
      En díe conclusie maakte de getuige-deskundige ook tot de zijne.



[1]Artikel uit „Het Parool” (Amsterdam, 14-04-1948).