Amsterdam,
18 Mei ’45 1
Aan den Weledelgestr. Heer
          Kampcommandant


Ondergeteekende, W. H. M. v.d. Hout, geb. te ’s Bosch, 3 Juni ’15, brengt ter dringende aandacht van zijn Kampcommandant,

I )Dat hij onder den naam Willem W. Waterman ettelijke romans heeft geschreven,

II )Dat hij sinds 4 jaren slechts illegaal werk verricht in opdracht van den chef G. D. N. (Geheime Dienst Nederland) te den Haag,

III )Dat hij, nimmer lid is geweest van N. S. B., SS, Kultuurkamer of Journalistenverbond,

IV )Dat hij niet dan in opdracht van den Geheimen Deinst Nederland zich in “De Gil” heeft gemengd met als opdracht den hoofdredacteur (Thijssen) te nekken en het blad eerst onschadelijk te maken en dan verboden te krijgen (en andere speciale karweitjes heeft opgeknapt),

VDat hij het als heel pijnlijk en kwetsend aanvoelt, juist nu hij in den Haag dringend noodig is, samen met pro-Duitschers en landverraders te zitten opgesloten,

VIDat hij reeds verschillende malen getracht heeft, iemand zoover te krijgen, dat er bij de G. D. N. in den Haag wordt geverifieerd, - tot dusver echter vergeefs.

VIIRedenen, waarom hij zijn Kommandant dringend verzoekt, in dit speciale geval speciale maatregelen te nemen, ten einde te voorkomen dat ondergeteekende onnoodig lang (zonder reden) in voor arrest blijft.

2Met de meeste

          Hoogachting

          W.v.d.H.




[1]Deze handgeschreven brief bevindt zich onder nummer 2383 in het dossier van de Politieke Recherche Amsterdam.
Willem is in de avond van 11 mei 1945 gearresteerd en, na enkele dagen in een schoollokaal in Amsterdam te hebben doorgebracht, werd hij in de loodsen aan de Amsterdamse Levantkade, die inmiddels waren ingericht als kamp voor politieke delinquenten, in voorarrest vastgezet. Van hieruit heeft Willem op 18 mei bovenstaande brief geschreven aan de commandant van dat kamp. Van enig direct resultaat van deze brief is evenwel niets te merken geweest: Willem werd ettelijke malen overgeplaatst (o.a. naar Fort Blauwkapel te Utrecht, het Huis van Bewaring nr. II te Amsterdam en naar de cellenbarakken te Scheveningen), en zou pas in 1948 weer op vrije voeten komen, zonder ooit veroordeeld te zijn.
[2]Rechtsonder is geschreven en gestempeld dat deze brief op
„19/5 In handen gesteld van den Alg. Comm., ter Afdoening,
De Adj. Comm.
De Kapitein-adj.
[onleesbaar stempel en dito handtekening]”.