Den Haag. 2 Juli 1944. 1

      Teneinde een volledige indruk te krijgen van de uitwerking van de V-1 heeft de Bataljonscommandant aan de S.S.P.K. Hieronhym Hiepolyth Hieacynth von Münchausen, een achterkleinzoon van de beroemde Baron von Münchausen, de speciale opdracht verstrekt de uitwerking van zoo nabij mogelijk gade te slaan en hierover rapport uit te brengen.
      Het is ons een groot genoegen onze lezers als eerste blad in West Europa dit rapport woordelijk en onverkort te kunnen voorleggen.

      Here it is!

Kaap Gris Nez. 1 Juli 1944.

      Teneinde de uitwerking van de V-1 zoo nauwkeurig mogelijk te kunnen waarnemen besloot ik de tocht van een V-1 salvo persoonlijk mede te maken. Tot dit doel liet ik de gestroomlijnde zijspan van mijn Zundapp door eenige technische leden van de gronddienst naast een V-1 monteeren. 1 Juli, 's morgens om 6 uur 30 zou het salvo, waartoe mijn V-1 behoorde, worden afgevuurd. Om 6 uur 25 nam ik in de zijspan plaats, doch niet alvorens mijn 8000 x vergrootende zeekijker, 6 pakjes Consi en mijn bewijs van lidmaatschap van de Cultuurkamer bij mij te steken, zonder welke ook mijn overgrootvader zaliger nagedachtenis, nimmer zijn zooals de ontwikkelde lezer ongetwijfeld bekend is, nimmer zijn gevaarvolle reizen placht te ondernemen. De start verliep vlot en ik bevond mij al spoedig boven het Kanaal. Op eenige meters afstand snorden nog een zevental V-1's in de richting van Londen. Ik moet eerlijk bekennen dat het schouwspel dat zich aan mijn oog voordeed op mij een diepen indruk maakte, alhoewel ik toch op dit gebied veel gewend ben. Onder mij het diepe marine-blauw van het Kanaal, welks eentonigheid hier en daar werd onderbroken door een groote olievlek en af en toe een groote school zwemmende kwallen of misschien wel Engelsche parachutisten wat ik door de groote hoogte waarop ik mij bevond niet precies kon vaststellen doch wat trouwens verder ook weinig verschil uitmaakt. Voor mij koepelt zich de azuren horizon, rood verlicht door oplaaiende branden en gloeiende cigaretten van zich inschepende troepen. Na eenige tijd verschenen recht voor mij uit een aantal zwarte stippen die snel naderbij kwamen. Het bleken de granaten van het lange-afstand-geschut te zijn die eenige uren geleden waren afgevuurd en die ik nu inhaalde. Dit kwam mij zeer van pas, want een cigaret willende opsteken had ik bemerkt mijn volautomatische aansteker vergeten te hebben. Ik greep nu twee van deze granaten beet en hanteerde ze als vuurstenen;; op reis weet een goed reiziger zich altijd te behelpen. Inmiddels was ik al eenige tijd boven het vaste land en het leek mij of mijn V-1 begon te dalen. Plotseling was ik met mijn machine boven een gebied waar een uitgestrekte brand woedde. Door de opstijgende warme luchtstroom werd mijn machine opgenomen, heen en weer gesmakt en weer geschud en weer neer gesmakt. Later bemerkte ik tot mijn spijt dat mijn cigaretten bij deze escapade gedeeltelijk waren leeg geloopen, waarover later meer. Het dalen ging nu ongestoord verder en boven een groote kale vlakte waarop slechts één gebouw stond boorde mijn machine zich in den grond. Toen ik na eenigen tijd uit mijn bewusteloosheid ontwaakte, bevond ik mij in een inktzwarte duisternis. Ik keek om mij heen en ontwaardde recht boven mij een kleine lichtstip waarop ik terstond mijn kijker richtte. Wat ik reeds vermoedde bleek waar te zijn. Ik bevond mij op de bodem van een ontzettend diepe krater, door de ontploffing ontstaan.
Nog eenigszins versuft gevoelde ik groote behoefde aan een heerlijke cigaret, en stak er een op; dadelijk kreeg ik een heerlijk Virginia-aroma in mijn neus. Dit verbaasde mij zeer, temeer daar, zooals reeds vermeld, ik mijn aansteker vergeten was en dus dit exquise aroma zeker niet van mijn cigaret afkomstig kon zijn. Ik raadpleegde daarom zorgvuldig mijn sterk ontwikkeld reukorgaan en moest constateeren dat dit aroma uit den bodem opsteeg. Ik onderzocht daarom de bodem zorgvuldig en hoorde plotseling onvervalscht Amerikaansch spreken. Ik greep mijn bloknote en stenografeerde fluks met mijn lichtgevende vulpen wat mijn oor bereikte. Hierin werd ik gestoord door een zwak geroep, waarin ik meende te verstaan: " Are You number 666?", dat van de opening van de krater scheen te komen. Ik richtte mijn kijker omhoog en wie beschrijft mijn verbazing, als ik daar gewaar werd de eminente figuur van Dr P. S. Gerbrandy, die, in gevangeniskleeren gehuld, zich over de krateropening boog en naar deneden riep.
Ik zette mijn handen voor de mond, zoog zoo veel lucht in mijn longen als maar mogelijk was en riep terug, dat ik niet No. 666 was, doch HiHiHi von Munchausen, S.S.P.K., lid van de cultuurkamer, enz.
Deze mededeeling scheen de eerwaarde diplomaat zeer te leur te stellen, hij trok tenminste een lang gezicht, een zeer lang gezicht zelfs, zoo lang, dat ik mij met een kleine sprong aan zijn langste snorharen kon va vastgrijpen en hierlangs vlug naar boven uit de krater klom. Ik stond nu naast hem en hij wees mij op het groote verwoeste gebouw, dat, naar hij mij verklaarde, de gevangenis van Dartmoor was, waarin hij wegens het bijwonen van eenige Godsdienstige Bijeenkomsten gedurende den tijd dat in Londen elk diplomatiek verkeer was verboden, was opgesloten geweest en nu door de ontploffing met zijn medegevangenen was bevrijd. Nauwelijks had ik mijn interview met hem beeindigd als reeds het radiotelegrafisch ov gewaarschuwd overvalcommando in tanks kwam aanstormen. In de overhaaste vlucht waarin wij ons stortten raakte ik hem kwijt en ston na eenige uren zwerven weer voor de kust van het Kanaal. Alhoewel een goed zwemmer was ik nu toch te vermoeid om de overtocht te wagen. Spoedig echter had ik een genialen inval. Met mijn kijker voor het rechter oog haalde ik de Fransche kust tot op 12 m. afstand voor mij en kon nu gemakkelijk met mijn linkerarm in enkele slagen den overkant bereiken. Ik deelde mijn bevindingen direct mede en werkte mijn stenogrammen uit waarbij het genoteerde Amerikaansche gesprek een compleet aanvalsplan van de Amerikaansche Duikbootvloot op een Japansche Marinebasis bevatte. De krater, waarin ik mij had bevonden, was dus zoo diep, dat ik vlak onder het Amerikaansche Hoofdkwartier op een der Stille Zuidzee-eilanden had gelegen. Het plan werd direct telegrafisch doorgegeven naar de redactie van de Nietsji Hatsji Sjimboen en reeds drie kwartier later mocht ik het genoegen smaken uit handen van mijn Commandant het grootkruis in de orde van de pas ontsproten Bamboescheut, een persoonlijk geschenk van den Tenno, dat eveneens telegrafisch was overgezonden, te ontvangen.
Wat mijn leeg gelopen Consi's betreft, een uur na mijn terugkomst melde Reuter dat in Zuid Engeland een onverklaarbare stofregen was geconstateerd, gevolgd door een nies-epidemie onder de voor vertrek gereed staande invasie-troepen, die allen in het hospitaal moesten worden opgenomen. Men schreef dit toe aan de inzet van een V-2 wapen, doch ik, en de lezer dezes, weten wel beter.



[1]Dit artikel is - met enkele veranderingen - opgenomen in De Gil nr. 11.
Opvallend is het vrijwel ontbreken van naamvalsuitgangen in dit concept. Was Willem W. Waterman wel de auteur?