1




     Binnen afzienbaren tijd wordt het befaamde Miller Kwartet van Ab de Molenaar (die zijn muzikale gaven heeft geërfd van zijn vader, den bekenden concert-pianist Johan de Molenaar) uitgebreid met twee extra-Sanny Daytjes. Bewonderaars van Sanny Day gelieven dus voorzichtig te zijn en niet tot de overijlde conclusie te komen dat zij drie dubbel zien, als zij op een goeden dag „Palace” binnen wandelen en drie Sanny Daytjes op een rij zien staan.
     De tweede Sanny is een zusje van de origineele Sanny en nummer drie is Guusje Bousché. Het verbijsterende van deze heele geschiedenis is, dat ze alledrie even groot zijn en alledrie beschikken over gitzwart haar. Er wordt iederen morgen hevig gerepeteerd, zoodat radioluisteraars reikhalzend kunnen uitzien naar een nabije en nieuwe sensatie.
     Het Miller-kwartet neemt in Holland een geheel eigen plaats in. Het is een typisch voorbeeld van een ensemble dat perfect is in zijn simpele kern-combinatie, een geheel, dat stijl heeft, karakter en een strikt eigen persoonlijkheid, die haar stempel drukt op elke vertolking van elke denkbare compositie. De leider, Ab Miller, heeft een hart, dat een tijdlang heen en weer gezweefd heeft tusschen de zee en de muziek.... juist zooals Dick Willebrandt’s hart zweeft tusschen sport en muziek. Tenslotte is zijn hart met een plof in de handen van Sanny Day terecht gekomen, maar dat is wéér een ander verhaal.
     Op een gegeven ogenblik, althans, woog de muziek het zwaarst en Ab verliet de zeevaartschool en trok met zijn guitaar in de hand door het gansche land. Het Miller-kwartet, zooals wij het nu kennen en zooals het thans speelt in „Palace”, op het Amsterdamsche Rembrandtplein, heeft een vaste kern bestaand uit Ab Molenaar (guitaar), Joop Maten (piano) en Sanny Day (zang en algemeene charme). Met Frans Wouters’ ensemble en eenheden als de Kilima Hawaiians e.d. vormt het Miller-kwartet een hecht blok van orkesten, welke voornamelijk gebruik maken van snaarinstrumenten in tegenstelling met Theo Uden Masman, Willebrandts, Piet van Dijk en anderen, wier muzikale basis de blaasinstrumenten vormen.
     Inderdaad is het Miller-kwartet verrassend goed. Met piano, bas, guitaar en zang van Sanny wordt een geheel verkregen, waarin elke toon op zijn plaats is en een definitieve functie vervult. Hun spel ademt een levend enthousiasme - hun vondsten zijn veelvuldig en frisch - hun samenspel is intuïtief volkomen raak. Als zij voor de microfoon spelen, wordt hun bezetting uitgebreid met een viool, gestreken door: (schrik niet) Jan Doedel, of Theo van Brinkom.
     Hoe Ab Miller aan Sanny Day gekomen is?....
     Ab kwam op een warmen zomerdag door een straat slenteren en hoorde plotseling door de open ramen van een dansschool een geluid, zóó goed, dat hij mompelde: „Ik ga vragen hoe die gramofoonplaat heet”. Hij ging naar binnen en ontdekte tot zijn verbazing Sanny Day in levenden lijve, zingend voor een microfoon. Ab zei ademloos: „Jij bent de eenige.... Zoowel wat liefde als wat zang betreft. Te eeniger tijd in de toekomst zal ik een eigen orkest hebben. Wil je komen zingen?”....
     Zij mompelde „Ja” .... en ziet! In Juni 1940 ontstond het Miller-kwartet, dat onmiddellijk ten hemel voer op wolken van succes.

Links: Het Miller-kwartet. - Rechts: de jonge zangeres Carola Brenner, die thans met Frans Wouters, Guus Brox en Eddie Christiani op tournee is.
(Foto’s N.R.O./C.N.F.)


     Een mooi verhaal is de historie van Eddie Christiani, die, na een paar luttele weken oefenen, in staat was, twee, zegge en schrijve twee foxtrotjes op zijn guitaar te pingelen, en op een mooien zomeravond bezeten werd door de Showlust, elken goeden musicus aangeboren. Hij voer voort uit zijn huis en ging staan spelen op het pleintje voor datzelfde huis. Binnen tien minuten stonden veertig jongens en meisjes te dansen op Eddie’s snarenspel. Aan dit feest van dans en snarenspel werd echter een einde gemaakt door een agent van politie, welke de schare ruw uiteenjoeg. In de krant stond den volgenden ochtend, dat onverlaten met behulp van guitaren een Bal-Champêtre hadden georganiseerd op een plein in de stad, aan welk snood bedrijf door den sterken arm een einde was gemaakt. Dit was Eddie’s eerste recensie, waarop hij nu nòg trotsch is.
WILLEM W. WATERMAN.




[1]Column uit „Cinema & Theater”, 1943, nr. 17 (Amsterdam, 23-04-1943).