Mei-balans 1


IN de Meidagen van 1940 werd uiteengeslagen de staatkundige vormgeving van een liberaal-democratische geestesgesteldheid. Het is niet aan twijfel onderhevig dat deze staatsvorm, een hol en star staketsel, dat niet meer werd levend gehouden door een harmonischen geest, ook zonder gewelddadige doorbraak van buiten af inéén zou zijn gestort, of gewelddadig verbroken, door spanningen uit het volk zelve. Er kan alleen discussie ontstaan over de lengte der periode die nog noodig zou zijn geweest, om dergelijke spanningen acuut te maken.
      Het punt, dat wij wenschen te behandelen, echter is het volgende: Verbroken werd de Staatkundige demo-liberale vorm. Wat echter terdege bleef bestaan, was...... de bij dien Vorm behoorende demo-liberale geestesgesteldheid, - de inhoud.
      Een der kenmerkende karakteristieken der massa is: haar incapabiliteit om een abstractie op eenigerlei wijze waar te nemen. De massa draagt een geestesgesteldheid in zich, onbewust, als een tweede natuur, is zich van deze natuur evenmin bewust als van de werking van het hart of het zenuwstelsel in het lichaam van elk der individuen.
      De massa handelt volgens dictaat van dezen inhoud, van deze geestesgesteldheid, doch is zich alléén bewust van de concrete vormgevingen van dien inhoud; deze slechts kan zij waarnemen.
      Het is dan ook een volkomen logisch verschijnsel, dat, na het verbrijzelen van den bekenden, vertrouwden vorm in de Meidagen van 1940, de massa zich ging vastklampen aan het eenige, wat haar in den inéénstortenden chaos vertrouwd voorkwam: de restanten van den vernielden vorm.
      Het loopen met dubbeltjes, het ontstaan van een hausse in vaderlandslievende tegeltjes en vlaggetjes en spreuken en wat al niet, is een verschijnsel, dat men had kunnen voorspellen als noodzakelijkerwijze voortvloeiend uit de noodzaak voor de massa, steun te zoeken aan concrete deelen van vormgeving.

      Een tweede, belangijker, verschijnsel evenwel, is, dat de massa van een nieuwen Inhoud, een nieuwe geestesgesteldheid, welke een harmonieerende vormgeving kent, alléén de concrete Vormgeving ziet en incapabel is, den Inhoud waar te nemen.
      De consequentie hiervan is, dat voor het volk, in zijn breede lagen, deze nieuwe Vormgeving, op elk gebied, staatkundig zoowel als cultureel, juridisch zoowel als economisch, zinloos nieuw is! De massa kan bewust geen nieuwen Inhoud waarnemen...... zij ziet slechts een nieuwen Vorm, vreemd, onbekend, schrikwekkend. Als een volwassene voor het eerst een locomotief ziet op een station, zal hij van het ding niet schrikken. Hij ziet, dat het een doelmatige machinerie is, op rails loopend, terwijl het lawaai en de stoom inhaerent zijn aan een dusdanig groote machinerie. Een kind echter, voor hetwelk de doelmatigheid en aanverwante elementen onzichtbaar zijn, is het geheel angstaanjagend en schrikwekkend.
      De Vormgeving op elk gebied, welke in de afgeloopen twee jaar In Nederland zich heeft voltrokken, wordt slechts door enkelingen in zijn zinvolle raisonnabiliteit doorschouwd. Voor de rest is dit slechts een willekeurige nieuwheid, - waarbij - en dat is ook zeer belangrijk: alle momenteele onaangenaamheden, aan een oorlogstijd inhaerent, met deze nieuwe vormgevingen worden geassocieerd.

      De vijandigheid tegenover den nieuwen staatsvorm is natuurlijk, is logisch en begrijpelijk. Het is ook ondoenlijk, via de rede de doelmatigheid en harmonie van dezen nieuwen vorm te doen zien. Men kan dit evenmin, als men een blinde het verschil tusschen rood en groen kan duidelijk maken. Het volk ziet geen abstracties. Een waarheid is echter ook, dat deze vijandschap tegenover een vorm slechts hol en uiterlijk is, volkomen statisch en on-dynamisch. De heele oudere generatie zal voortgaan, zich afzijdig te houden... en, wat betreft de toekomst van Nederland, kan zij dat zonder het minste bezwaar doen.
      Zij dragen in zich den ouden inhoud, de oude geestesgesteldheid, welke nimmer in harmonie zal kunnen zijn of worden met de vormgevingen van een geheel nieuwe mentaliteit.
      Zij, die zich afzijdig houden, bewijzen waarschijnlijk het nieuwe Nederland een grooten dienst. Deze oude vossen zouden wel hun haren kunnen verliezen, maar voorzeker niet hun streken......
      Het is de jeugd, welke een nieuwen geest in zich draagt, een nieuwen inhoud, welke de nieuwe vormgeving van Nederland op haar schouders zal moeten torsen. De nieuwe, dynamische Inhoud van een jong en frisch Nederland, zal leven brengen in het concrete geraamte, dat thans gebouwd wordt De oude generaties zullen, door afzijdig te blijven, slechts het terrein vrij maken voor den wijden armslag van jongeren die eindelijk...... eindelijk, iets kunnen gaan dóén. Laten de oudere rijen, ontevreden mummelend, afsterven...... Boven hun gebogen hoofden wordt gebouwd!

W. W. W.





[1]Artikel uit „De Residentiebode” (’s-Gravenhage , 11-05-1942).