De beheersching der Oceanen 1

II.


NU alle vlootmogendheden van eenig belang hun krachten in den strijd geworpen hebben, kunnen wij gaan analyseeren, hoeveel waarheid er schuilt in de nog steeds levende legende, dat de geallieerden de zeeën beheerschen.
      Wij moeten hierbij echter in aanmerking nemen, dat er één factor nog niet definitief is: de Fransche vloot. Deze scheen verdisconteerd, toen haar machtige steun den Engelschen ontviel na den Franschen wapenstilstand. Thans lijkt het, alsof er een mogelijkheid bestaat dat deze vloot zich aan de zijde der as tegen de geallieerden zou keeren: wij mogen op dit oogenblik echter slechts rekenen met uitschakeling van deze schepen.
      Daar is dan ten eerste het feit, dat ook van geallieerde zijde thans wordt erkend, dat de totale As-zeestrijdkrachten in sterkte de totale geallieerde krachten overtreffen.
      Nu kunnen wij, bij het beschouwen van de beheersching der zeeën, drie groote strijdsectoren onderscheiden: de Atlantische oceaan, de Stille Zuidzee en de Indische wateren.
      Een vloot is slechts effectief, indien zij kan opereeren van behoorlijke bases, met voldoende dokruimte, uit. Tegen de Japansche vloot, die binnenkort kan opereeren van Singapore en Soerabaja, althans van terdege beschermd gelegen wateren uit, kan men slechts optreden met zware eenheden, die, voor zoover het Amerika betreft, hun bases thans slechts kunnen vinden in Hawaii. De Australische bases zijn n.l. volkomen ontoereikend. Aan Engelsche zijde is de situatie nog ongunstiger, daar de eenige basis van eenig belang in den Indischen oceaan, Ceylon, niet alleen veel te klein is, maar daarenboven op het oogenblik zeer gevaarlijk. Aden is eveneens ongeschikt.
      Geheel afgezien hiervan, is de tactiek der Japanners, die vliegtuigen en kleine duikbooten met ongekend succes inzetten tegen de zware eenheden der geallieerde vloot, tot dusver zoo doeltreffend gebleken, dat operaties van eenigen omvang voor de geallieerden thans slechts kunnen leiden tot nog grootere, en doellooze, verliezen.
      De oplossing op dit geweldige probleem schuilt in hoofdzaak in de beheersching der lucht. Japan beschikt niet alleen over een grootere hoeveelheid vliegtuigen, maar ook over een centrale positie, over de petroleumvoorraden en de raffinaderijen, over korte verbindingslijnen, over de mogelijkheden, en dit is het meest katastrofaal van al, - om de zeeverbindingen der geallieerden naar hun laatste bezittingen af te snijden.
      De Engelschen hebben reeds de onvermijdelijke consequenties getrokken en hebben hun vloot teruggetrokken......... misschien naar Aden, mogelijk naar Alexandrië, de Roode Zee, of Kaapstad.
      Wij zien nu, dat de beheersching der zeeën, rondom het ware hart van het Britsche Imperium, rondom de rijkste koloniën, inplaats van een voordeel te zijn, is geworden tot een zware last. De Australiërs trekken hun troepen terug voor de verdediging van hun eigen continent. Geen troepen kunnen voor Lyb, Iran of Irak meer worden weggehaald uit Nieuw Zeeland, Australië of Br.-Indië. Geen rubber, koffie en thee, petroleum, boter, wol, kunnen meer worden betrokken uit Nederlandsch Indië, Australië en andere gebieden.
      De blokkade is geworden tot een wanhopige verdediging. Het Britsche Imperium, dat eens alle grondstoffen ter wereld beheerschte, is thans zélf van deze grondstoffen verstoken. Dit wordt teveel onderschat! De export van Nederlandsch Indië alléén was grooter dan de export van geheel Afrika, zeker aan voor den oorlog essentieële producten. Practisch de geheele wereldproductie aan rubber was geconcentreerd in Nederlandsch Indië en Malakka.
      Bezien we den Atlantischen Oceaan. De verbinding Engeland-Amerika via de Pacific is onherroepelijk verbroken. Er rest slechts de verbinding over den Atlantischen Oceaan, met Amerika, Afrika en de Middellandsche Zee. De eenige mogelijkheid, die de Engelsche vloot thans nog gebleven is tot aanvulling, is: nieuwbouw. Daarbij komt de wedren in zijn laatste stadium.
      In hoeverre zal de Angelsaksische nieuwbouw de ongekend groote verliezen van den laatsten tijd kunnen aanvullen? In hoeverre de groote verliezen aan zeelieden, die steeds worden geleden? Reeds kapitein Mahan wees er in 1890 op, dat het niet de eerstaanwezige vlootcapaciteit is, die in een langdurigen oorlog het potentieel bepaalt, maar de bouwcapaciteit én: de mogelijkheid tot aanvulling van het personeel. Vreemd als dit moge klinken bij een land met een dusdanig lange kustlijn: Amerika beschikt over zeer weinig geoefende zeelieden. De oorlogsmarine der Vereenigde Staten, hoewel deze over zeer weinig ervaring beschikt, slaat een beduidend beter figuur dan de handelsvloot. De Vereen. Staten vonden in hun eigen land een dergelijken overvloed van producten, dat zij zich om het handelsverkeer betrekkelijk weinig bekommerden. Wat in- en uitgevoerd werd, ging grootendeels met schepen van naties, die door de eeuwen heen zich reputaties hadden verworven. Het scheepsbouwprogramma der Ver. Staten, voor de oorlogsmarine alleen, vereischt zulk een hoeveelheid personeel, dat het een volkomen open vraag blijft, waar de bemanningen voor de handelsvloot vandaan moeten komen. De ervaring heeft bewezen, dat slechts zeer weinigen geschikt zijn voor zeeman.
      De rollen zijn wel snel verwisseld!
      Niet Duitschland zucht onder een knellende blokkade, doch het is thans Engeland, dat niet eens voldoende scheepsruimte heeft voor den aanvoer van levensmiddelen, - waar in het Parlement nieuwe voorstellen zijn gedaan, om de levensmiddelen- en brandstofrantsoenen te verlagen, - waarin men zich in wanhoop afvraagt, hoe men, zelfs al wilde men aan een offensief beginnen, aan de scheepsruimte moet komen, om de troepen en hun materiaal te vervoeren.
      Het bevaren der zeeën, vroeger een voordeel, is thans voor het Britsche Imperium een zware, binnenkort een té zware last.

W. W. W.





[1]Artikel uit „De Residentiebode” (’s-Gravenhage , 06-05-1942).