Van blind geloof naar blinden twijfel 1


      De bekende Engelsche krijgskundige, captain Liddell Hart, is de auteur van een biografie van maarschalk Foch, die in de laatste jaren van den vorigen wereldoorlog het geallieerd opperbevel voerde in Frankrijk. De titel van deze biografie is: „Foch, man van Orleans”, en deze titel is een meesterlijke vondst. Zij kenschetst niet alleen Foch, qua karakter, zij kenschetst den aard der Fransche krijgswetenschap uit de school van Jofre. Foch, de man van Orleans, is, in de visie van Liddell Hart, de pendant van Jeanne d’Arc, Maagd van Orleans. Beiden namelijk werden bezield door een onverwoestbaar, vlammend geloof in de juistheid van hun zaak.... Het actief élan, het brandend enthousiasme van een Jeanne d’Arc was niet gebaseerd op een redelijke overtuiging, het was een geloof. („Faith”, is de oorspronkelijke formuleering van L. Hart).
      Liddel Hart toont aan, hoe Foch, evenals Joffre, bezield werd door een vlammend geloof in bepaalde krijgskundige beginselen; hij analyseert meedoogenloos, hoe deze beginselen, die door Foch elk uur van den dag werden herhaald en herhaald, inderdaad tot succes konden voeren.... als gevolg van het feit, dat, toen Foch (na de beruchte doorbraak van het Engelsche Vde leger gevolgd door de katastrofe van den Chemin des Dames), het oppercommando aanvaardde, de algemeene bepalende omstandigheden zoozeer waren gewijzigd, dat Foch’s beginselen tot succes konden leiden. Identieke beginselen (attaquez, frappez toujours.... Toujours....) hadden eerst geleid tot de snelle ineenstorting van het Fransch-Belgische front tot den slag aan de Marne, vervolgens (1916) tot de zinlooze materiaalslagen in Vlaanderen en aan de Somme. Een nauwelijks te onderschatten voordeel van een dergelijk blind geloof is, dat het zijn aanhanger ongevoelig maakt voor twijfel en consequent doet voortwerken naar één doel met een vasthoudendheid, vele malen grooter dan die van een bulldog..... de vasthoudendheid, totterdood, van den fanaticus.
      De man, die volgens zuivere rede, volgens analyse en zelfcontrôle tewerk gaat, twijfelt eerder. Hij voelt de gigantische verantwoordelijkheid veel zwaarder, vraagt zich voortdurend af, óf hij niet ergens een fout heeft gemaakt in zijn berekeningen.... Bovendien: de menschen met een verstandelijke capaciteit, die hen in staat stelt, in bepaalde standaard-doctrines feiten te ontdekken, tegen de gangbare meening (ik geloof in, zijn gering in aantal. Ieder, die qua geestelijk vermogen incapabel is, zuiver te redeneeren, adopteert een van de gangbare meeningen, doctrines. De standaardwerken der Fransche krijgskunst, gebruikt op de opleidingsinstituten der Fransche officieren en op de Hoogere Krijgsschool, bevatten een doctrine welke „niet aan discussie onderhevig kon of mocht zijn” (!) Er werd dan ook niet over gedicussieerd...... men geloofde domweg.
      Het is uitzinnig te meenen, dat de doorsnee-Nederlander, hoe hij er ook uit moge zien, in staat zijn zou, een redelijke analyse te maken van de krijgskansen van het oogenblik. Hij voelt zich daartoe onderbewust onmachtig.... en gelooft. Gelooft zonder te vragen, fanatiek, blindelings, volkomen volgens de wetten der volkspsyche, in dat, wat hem het waarschijnlijkst, vertrouwdst en prettigst voorkomt, en wat het meest overeenstemt met zijn stille wenschdroomen.
      Tot dusver, (en ik wil dit preciseeren met als tijdstip van kentering aan te geven de val van Singapore) geloofde men, niet alleen in woorden, maar ook in het hart, aan een overwinning van de geallieerde zijde. Duitschland had geen eten, liep op zijn laatste beenen en draaide op zijn laatste liters benzine. De „wacht-maar-tot-de-Engelschen-loskomen”-psychose kon op geen enkele wijze essentieel worden geschokt. Redelijke argumenten hebben op den man van het blinde geloof geen uitwerking. Blindheid voor rede is een pantser, waarop de zwaarste argumentatie-artillerie afstuit.
      Het is buitengewoon interessant, na te gaan, waardoor de ingrijpende wijziging in de bijna onbewuste volksovertuiging, na den val van Singapore, is veroorzaakt.
      Overwinningen op Europeesch grondgebied maakten weinig indruk. Niemand twijfelde aan de kracht van het Duitsche leger. Maar Engeland bouwde aan een eigen leger ... En had het niet zijn vloot? Om van de groeiende luchtmacht maar te zwijgen.
      Debacles in Lyb, het verbond met de Sovjet-Unie.... Men haalde de schouders op, en men mompelde dat dit alles moeilijkheden waren.... diepten waardoor men gaan moest om den Grooten Dag te verwachten. Er komt echter een einde aan het meest taaie geduld. En de laatste schokken waren het hardst. Als er iets was, waar men zijn hoofd onder durfde verwedden, was het, dat Japan binnen twee maanden van Oom Sam een pak slaag zou krijgen.
      Hongkong viel. Men geloofde natuurlijk in de Pearl Harbour katastrofe. Maar de befaamde Pacific-vloot deed niets. Singapore bleek voor Japan een militaire wandeling. En toen.... o, ongelukkig Albion.... Toen deed het het ergste, wat den Hollander kan worden aangedaan: het deed ons Indië verloren gaan! Albion bracht onze goudgerande coupons, de plantages, waarop de zoontjes administrateur zouden worden, in gevaar.... Albion liet onze dikke buidels verloren gaan.
      Dat is een schok, zóó groot.... dat men zich werkelijk ging afvragen, eindelijk, ten laatste, wát de oorzaak kon zijn van deze onbegrijpelijke zwakten, van deze reeksen van blunders, van dit jammerlijk vertoon van onmacht.
      Er is in dit volk iets veranderd. Het blinde geloof...... is een even blinde twijfel geworden.

W. W. W.





[1]Artikel uit „De Residentiebode” (’s-Gravenhage , 13-04-1942).