De dood van Winnetou een fout? No way!

Roger Schenk 1


Zonder enige overdrijving mogen we gerust stellen dat de aangrijpendste scène uit de hele serie Karl-May-boeken (en dat zijn er nogal veel: de Gesammelte Werke omvatten maar liefst 90 delen – en dat ook bovendien nog zonder de inmiddels zes kloeke delen brieven, die nog steeds met enige regelmaat uitbreiding vinden; in Nederland moeten de meesten van ons het doen met de Karl May Pockets en links en rechts nog wat andere vertalingen van boeken die geen plaats hebben gevonden in de vijftigdelige pocketserie van Dr. F. C. de Rooy 2) de volgende is:

‘Winnetou vraagt hun jouw lied voor hem te zingen!’
Ik bracht de mannen het verzoek van de Apache over, en onmiddellijk wenkte Carl Hellmann hen. Ze beklommen een stuk rots dat in de richting van Winnetou’s hoofd vooruitstak, om de laatste wens van de stervende te vervullen. Zijn ogen volgden hen en sloten zich toen de mannen boven stonden. Hij greep alle twee mijn handen en luisterde naar het bekende eerste couplet.
Bij het begin van de tweede strofe gingen zijn ogen langzaam open en keken met rustige, zachte blik op naar de sterren.
Hij trok mijn handen tegen zijn nog zwak ademende borst en fluisterde:
‘Sharlih, nu komen de woorden over het sterven, nietwaar?’
Ik kon niets zeggen, knikte in tranen, en de derde strofe zette in:


Het levenslicht gaat van ons scheiden,
de nacht des doods breekt aan.
De ziel wil nu haar vleugels breiden,
de dood is niet meer te ontgaan.
Madonna, hoor – nu moet ik sterven –
mijn laatste vrome bede aan:
Verkrijg voor mij de hemel t’erven
en eenmaal zalig op te staan!
Ave, ave Maria!

Nadat de laatste tonen waren verklonken, wilde Winnetou nog iets zeggen – het ging niet meer. Ik bracht mijn oor heel dicht bij zijn mond, en met de laatste inspanning van zijn versagende krachten fluisterde hij:
‘Sharlih, ik geloof aan de Heiland. Winnetou is een christen. Vaarwel!’
Hij schokte en sidderde over zijn hele lichaam, er kwam een stroom bloed uit zijn mond. Het opperhoofd der Apaches drukte nog eenmaal mijn handen en strekte zijn ledematen. Toen gleden zijn vingers langzaam van de mijne af – hij was dood!


Voor alle duidelijkheid heb ik hier de tekst uit Karl May Pocket nr. 12, De dood van Winnetou, gekopieerd, ietwat overbodig voor de hardcore Karl May-fan, die deze scène uiteraard kan dromen.


Op 21 maart 1899 schrijft Karl May een kaartje aan de Oostenrijkse lerares Sophie von Stieber 3, waarin hij voor het eerst Winnetou’s sterfdatum noemt: 2 september 1874. En ook zijn geboortedatum, trouwens: 1840. Tegenwoordig hebben we een “club van 27”, met types als Robert Leroy Johnson 4, Brian Jones 5, Jimi Hendrix 6, Janis Joplin 7, Jim Morrison 8, Kurt Cobain 9 en Amy Winehouse 10: invloedrijke musici die op hun 27e overleden. Als Winnetou nu in de laatste vier maanden van 1840 is geboren, was hij 33 jaar toen hij overleed: bewust of onbewust heeft Karl May in dat geval een geheel nieuw soort club uitgevonden: de “club van 33”, waarvan Jezus 11 de belangrijkste vertegenwoordiger is… met het fictieve opperhoofd van de Mescaleros op een goede tweede plaats!

En dan lees je jaren later in De Volkskrant van 11 juli 1963 een interview met Paul Nowee (1936-1993), die na de dood van zijn vader Jan (1901-1958) het stokje overnam en nog eens 43 delen toevoegde aan de door zijn vader begonnen Arendsoog-serie 12:
Het bewuste artikel heet “Er is maar één Arendsoog” en Paul verklaart hierin letterlijk: “Karl May heeft fout gedaan door „Winnetou’s Dood” te schrijven. Je mag een held niet laten doodgaan. Arendsoog en Witte Veder zijn van de kinderen. Ik mag ze niet vermoorden. Er moet altijd spanning blijven.”

Tja, als je van plan bent om alleen maar een avonturenserie over een katholieke cowboy en een zo mogelijk nog katholiekere indiaan met een raar taaltje te schrijven, heeft hij volkomen gelijk.
Maar ik ben zo vrij om on navolging van Karl May zelf te beweren dat zijn Winnetou-boeken en -verhalen méér zijn dan alleen maar een avonturenserie. May beschrijft op dichterlijke wijze en met veel omhaal van woorden het epos van de ondergang der indianen, compleet met de beroemde beginwoorden van Winnetou I (helaas niet overgenomen in de Karl May Pockets): “Immer fällt mir, wenn ich an den Indianer denke, der Türke ein” als een modern soort “Μῆνιν ἄειδε, θεά, Πηληϊάδεω Ἀχιλῆος, οὐλομένην” (“Bezing de wrok, godin, van Peleus’ zoon Achilles, de verderf brengende”).
Ja, dat woord οὐλομένην komt er in de tekst van Homerus’ „Ilias13 zo’n beetje achteraan, in versregel 2, waardoor het woord extra veel nadruk krijgt: de verdraaide wrok van Achilles bracht heel wat verderf. Taalkundigen noemen een dergelijke nadrukkelijke plaatsing een enjambement. Het woord legt de nadruk op het feit dat dat Achilles’ woede desastreuze gevolgen heeft voor zijn landgenoten.

Voor het epos dat Karl May ons heeft nagelaten over de genocide op de indianen heeft de schrijver zijn geliefde hoofdpersoon nadrukkelijk en met opzet niet rechtstreeks door de grootste vijand van de indianen, het “bleekgezicht”, laten doden, maar door een mede-indiaan. Karl May wist het, Winnetou wist het, wij weten het: het grootste gevaar dat indiaan bij zijn systematische uitroeiing bedreigde, was de onderlinge verdeeldheid tussen de diverse stammen: “Οὐλομένη,” zou Homerus zeggen! Dat die onderlinge verdeeldheid zo οὐλομένη kon worden, was de tot in perfectie uitgevoerde tactiek van de indringende Engelsen, Fransen en Spanjaarden. In hun drang om de “Nieuwe Wereld” te veroveren, vochten de Engelsen en de Fransen elkaar van meet af aan de tipi uit in het noordoosten van wat nu de Verenigde Staten zijn en het oosten van wat nu Canada is; zij wisten diverse indianenstammen die daar toen nog rondliepen voor hun Engelse respectievelijk Franse karretje te spannen, maar een ongeschreven wet deed beide Europese kemphanen besluiten om de voor hen vechtende indianen geen vuurwapens te verschaffen. Helaas was er ook nog een kleine stam uit het gebied ten oosten van de Noordzee de grote haringvijver overgestoken om de indianen met list en bedrog een stukje Manhattan af te troggelen; ongelukkigerwijs was die beruchte Noordzeestam nogal goed en geraffineerd in het verhandelen van van alles en nog wat waar ze maar geld mee kon verdienen en zij zag er geen been in om de indianenstammen die voor de andere Europese stammen vochten, tegen ruime betaling vuurwapens te verschaffen. De Hollanders, die op deze manier hun steentje – of zeg maar gerust: steen – hebben bijgedragen aan het begin van de genocide, verdwenen al snel uit Noord-Amerika, maar met het oprukken van de andere Europeanen verdwenen ook de indianenstammen, eerst uit het noordoosten van de Verenigde Staten, later ook uit het westen. Wie kent niet de beruchte Trail of Tears, die gigantische etnische zuivering en gedwongen verplaatsing van vijf stammen (Cherokee, Chickasaw, Choctaw, Creek en Seminole) vanuit het oosten naar het westen, vooral naar de latere staat Oklahoma, waarbij duizenden het leven lieten? De gedwongen verplaatsing van de leden van deze stammen zorgde vanzelf weer voor nieuwe conflicten met de reeds in het westen aanwezige indiaanse stammen, dus vanuit blank Amerikaans oogpunt een win-win-situatie.
De vijf verplaatste stammen werden voor hun gedwongen verplaatsing “the five civilized tribes” genoemd omdat zij zich van alle indianenstammen het meest aan wat de blanken als “beschaafd” beschouwden, hadden aangepast. Ik ben niet iemand die in de moderne “woke” golf alle namen die wij van oudsher gebruiken, zoals indianen, rücksichtslos wil afschaffen (op Facebook bestaan tientallen, zo niet honderden, pagina’s van indianen en zeker de helft daarvan draagt nog steeds het woord indiaan in zijn naam), maar “five civilized tribes” is echt te racistisch voor woorden: “beschaafd” geeft ten eerste aan dat de blanken de overige indianenstammen als onbeschaafd beschouwden en ten tweede hield deze “beschaving” o.a. in dat de “civilized tribes” er, net als de blanken, plantages en zwarte slaven op na hielden. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat sommige van deze “civilized tribes” in de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1864) de kant van de Geconfedereerden kozen; na de overwinning van de Unie werden degenen die de verkeerde kant hadden gekozen, genadeloos gestraft.
Het is tegen deze achtergrond dat Karl May zijn epos over de ondergang van de indianen schreef. Tussen het einde van de Burgeroorlog en de laatste grote indianenslag, die bij Wounded Knee 14, werden de indianen in steeds sneller tempo vervolgd, verslagen, vernederd, verplaatst en vermoord. Winnetou I-III werd twee jaar na de slachtpartij van Wounded Knee geschreven, op een moment waarop het nog slechts een kwestie van tijd leek tot de laatste indiaan zijn laatste adem uit zou blazen. Dat verklaart ook de al eerder aangehaalde openingszin van Winnetou I: “Immer fällt mir, wenn ich an den Indianer denke, der Türke ein.” Zoals de indiaan zich in Karl Mays tijd in zijn doodsstrijd bevond, bevond ook het Osmaanse Rijk zich in eenzelfde agonie, door de Europeanen “de Zieke Man van Europa” genoemd, waarin met man, macht en het nodige enthousiasme gehakt en gesneden mocht worden door de Europese “geneesheren”, met als dieptepunt de Eerste Wereldoorlog, waarin de Turken “gelukkig” de verkeerde (lees: verliezende) kant kozen. De Britten speelden ook hier hun geliefde en succesvolle divide et impera-spelletje: figuren als een Lawrence of Arabia 15 beloofden de diverse Arabische stammen onafhankelijkheid, mits zij de Turken het leven zo zuur mogelijk wilden maken en intussen beloofden zij een deel van het Osmaanse Rijk middels de Balfour Declaration 16 aan de zionistische Joden, terwijl het eind van het liedje was, dat grote delen van het voormalige Osmaanse Rijk door de Volkenbond aan Groot-Brittannië en Frankrijk als zogeheten Mandaatgebieden werden toegedeeld, maar dat is uiteraard een andere verhaal.

Gerhard Neumann 17 hield op 31 oktober 1992 een voordracht onder de titel “»Ich spreche überhaupt alle Sprachen, wie Ihr von früherher wißt« Die Kunst des Anfangs in Karl Mays Romanen”, waarin hij de verteltechniek van May vergelijkt met die van de goede, oude Homerus. Wie wil, kan de tekst nalezen in het Jahrbuch der Karl-May-Gesellschaft 1993. Volker Klotz 18 schreef op 23 september 2006 onder de titel “Homer und Karl May als Kollegen” een verhandeling in de Neue Zürcher Zeitung, waarin hij zelfs het oeuvre van Karl May met dat van Homerus vergelijkt: een epos dus. Hij was echter niet de eerste: de eerste die het waagde om het werk van de meest gelezen Griekse en Duitse auteurs met elkaar te vergelijken, was – voor zover ik heb kunnen nagaan – een Nederlander: de ons welbekende Dr. Ferdinand Carel de Rooy, in zijn boekje Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland (Tilburg, 1955). De Rooy noemt beiden op pagina 102 volksauteurs en stelt dat Karl May met Homerus de “paarlenkettingcompositie” gemeen heeft: “D.i. de aaneenschakeling van avonturen welke de naïeve volksziel aanspreken. Tegenover de nog rauwe Griekse levensopvattingen staat bij May de primitieve Christelijke volksmoraal: bestraffing van het kwade, beloning van het goede; de held heeft innerlijk dezelfde evolutie ondergaan. In het algemeen gesproken: hoewel niet van intellectuele elementen ontbloot, berust May’s werk op de typische kentekenen der Volkskunst: mystiek-religieuze sfeer, ontbreken van het tragische en psychologische, strijd tussen goed en kwaad, formuleachtige opbouw en verwerking van de steeds weer terugkerende motieven.”
Dat is nogal een spijker op de kop!


Zeker in het huidige tijdsgewricht, waarin Karl Mays werk onder vuur van de “woke” dictatuur ligt, is het van het grootste belang om deze vergelijking tussen beide epen nog eens af te stoffen: Homerus en Karl May schreven géén geschiedenisboek, zij verhalen avonturen van onsterfelijke helden tegen de achtergrond van een treurige geschiedenis. Dat Karl May daarbij soms de gewoontes van de ene indianenstam toeschrijft aan de andere – in een etnografisch of geschiedkundig werk een doodzonde –, is daarbij van ondergeschikt belang.
De Trojaanse Oorlog vond plaats rond het jaar 1200 v.C., in de bronstijd, Homerus leefde drie à vier eeuwen later (de datering is helaas nogal onzeker) en laat zijn helden doorgaans met bronzen wapens vechten, maar een enkele keer duikt er ook een ijzeren wapen op, in Homerus“ tijd het gebruikelijke metaal. Moeten we de oudste dichter van Europa dan maar bij het grof vuil zetten? Of durft iemand het de man kwalijk te nemen dat Troje er in zijn beschrijving iets anders uitzag dan wat Heinrich Schliemann 19 in 1871 aantrof op de heuvel Hisarlşk? Gelooft er nog steeds iemand serieus dat de Grieken Troje innamen met behulp van een houten paard, zoals Homerus in zijn andere epos, de Odyssee, beschrijft? Zijn latere Romeinse collega Vergilius 20 doet er nog een schepje bovenop door de Trojaan Aeneas 21 te laten vertellen dat ze de metalen wapens van de soldaten in het paard tegen elkaar hoorden kletteren, maar dat de Trojanen desondanks als halve idioten onverdroten verdergaan met het paard de stad in te sleuren.
Schliemanns opvolgers in Troje, Wilhelm Dörpfeld 22 en Carl Blegen 23, stelden vast dat Troje VI het “homerische” Troje was; er was alleen één probleem: Troje VI is verwoest door een aardbeving, niet door een oorlog. En ziedaar hoe een epos werkt: de Oostenrijkse historicus Fritz Schachermeyr 24 kwam op het geniale idee dat het houten paard enkel een dichterlijke interpretatie van een aardbeving was: het paard was het dier dat bij uitstek gewijd was aan Poseidon, o.a. de god van de zee en van de aardbevingen. Schachermeyrs theorie komt er dus op neer dat die Grieken Troje tien jaar lang belegerden, zonder erin te slagen de stad met de haast spreekwoordelijke hoge muren in te nemen, maar het toeval (of “goddelijk ingrijpen,” als je in de Griekse goden gelooft) kwam de Grieken te hulp: een aardbeving – niet ongebruikelijk in Turkije, zoals we onlangs helaas hebben vastgesteld – sloeg een bres in de muur, waarna de Grieken de stad eindelijk in konden nemen. Daarmee vergeleken is een keurige Duitse heer, die er absoluut niet uitziet als de gemiddelde prairiejager, die met zijn twee geweren en zijn vuist al het (on)mogelijke onderneemt om de indianen te redden – helaas vergeefs – klein bier…

Culturele toe-eigening? Homerus laat de Trojanen vloeiend Grieks spreken, noodzakelijk omdat het in de Ilias gebruikelijk is om op haast indiaanse wijze complete toespraken te houden. Grieken en Trojanen vechten met dezelfde soorten wapens, met als symbolisch hoogtepunt daarvan het buitmaken en gebruiken van Achilles’ 25 aan Patroclus 26 uitgeleende wapenrusting door Hector 27. Draaf ik te zeer door als ik een parallel zie met Old Shatterhand die zich indiaanse kleding laat aanmeten door Winnetou’s zus Nscho-tschi? Karl May had beter dan Homerus in de gaten dat degenen die duizenden jaren later in de buurt van Troje woonden plus Koerden, Arabieren en de diverse indianenstammen geen Duits spraken, dus hij was haast verplicht om te doen alsof hij alle talen en dialecten van de landen waar hij de ik-persoon in de boeken naartoe stuurde, sprak.

Bij een Nowee of in een Hollywoodfilm zou Winnetou niet de kans krijgen om te sterven: omwille van de voortzetting van de avonturenroman resp. omwille van het happy end, dat dergelijke films nu eenmaal van nature schijnen te hebben. Maar Winnetou’s dood in het epos een fout? No way!


  [1]In: De Witte Bison 33, mei 2023.
  [2]Dr. F. C. de Rooy (voluit: dr. Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Zwolle, later Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
  [3]Sophie von Stieber was lerares te Atzgersdorf bij Wenen en een fan van Karl May. Op een bewaard gebleven kaartje d.d. 21 maart 1899 aan haar noemde Karl May voor het eerst – voor zover we weten – Winnetou’s geboortejaar (1840) en zijn sterfdatum (2 september 1874).
  [4]Robert Leroy Johnson (* 8 mei 1911 , † 16 augustus 1938) was een Amerikaanse bluesartiest. Hoewel hij vroegtijdig op 27-jarige leeftijd overleed en een twintigtal nummers heeft nagelaten, is hij een voorbeeld voor veel blueszangers en -gitaristen. Johnson had tijdens zijn leven slechts een bescheiden hit met de naam „Terraplane Blues”. Nadat Columbia Records in 1961 de lp „King of the Delta Blues” uitbracht, werd hij bekend onder een breder publiek. Verscheidene artiesten en bands hebben liederen van Johnson gecoverd, zoals Howlin’ Wolf („Dust My Broom”), Ike & Tina Turner (eveneens „Dust My Broom”), Cream („Cross Road Blues”), Led Zeppelin („Traveling Riverside Blues”), the Rolling Stones („Love in Vain”) en Red Hot Chili Peppers („They’re Red Hot”).
  [5]Brian Jones (voluit: Lewis Brian Hopkin Jones, * 28 februari 1942 , † 3 juli 1969) was een Engels gitarist. Jones stond vooral bekend als oprichter en multi-instrumentalist van de rockgroep The Rolling Stones. Hij speelde mee op alle grote hits van de band uit de jaren ’60, zoals „It’s All Over Now”, „The Last Time”, „(I Can’t Get No) Satisfaction”, „Paint It, Black”, „Let’s Spend the Night Together / Ruby Tuesday”, „We Love You / Dandelion” en „Jumpin’ Jack Flash, allemaal nummers waaraan hij mee had geschreven, hoewel alle credits naar Mick Jagger (voluit: Sir Michael Philip Jagger, * 26 juli 1943) en Keith Richards (* 18 december 1943) gingen. In 1969 werd Jones onder nooit geheel opgehelderde omstandigheden dood in zijn zwembad gevonden.
  [6]Jimi Hendrix (voluit: James Marshall Hendrix, geboren als Johnny Allen Hendrix, * 27 november 1942 , † 18 september 1970) was een invloedrijke Amerikaanse gitarist en singer-songwriter. Hij werd bekend door zijn virtuoze, flamboyante gitaarspel. Hij bracht een revolutie in het gitaarspelen teweeg door het gebruik van nieuwe akkoorden, feedback en vernieuwende opnametechnieken. Zijn stijl kan omschreven worden als een creatieve, psychedelische verwerking van rock-, soul-, en ook wel van blues-invloeden. Grote hits van Hendrix zijn o.a. „Hey Joe”, „Purple haze”, „The wind cries Mary”, „Burning of the midnight lamp”, „Foxy lady”, „All along the watchtower”, „Crosstown traffic”, „Voodoo child (Slight return) ”, „Angel”, „Freedom” en „Gypsy eyes”; de eerste acht genoemde als the Jimi Hendrix Experience.
  [7]Janis Joplin (voluit: Janis Lyn Joplin, * 19 januari 1943 , † 4 oktober 1970) was een Amerikaanse blues-, rock ’n roll- en soulzangeres. De grootste hits uit haar helaas veel te korte carrière zijn „Cry baby”, „Me and Bobby McGee” en „Mercedes Benz”.
  [8]Jim Morrison (voluit: James Douglas Morrison, * 8 december 1943 , † 3 juli 1971) was een Amerikaans zanger, dichter en tekstschrijver. Hij was de zanger van de band The Doors en heeft verschillende gedichtenbundels geschreven. Grote hits van deze band waren o.a. „Light My Fire”, „The unknown soldier”, „Hello, I love you”, „Touch me”, „Love her madly”, „Riders on the storm”, „Waiting for the sun” en „The mosquito”.
  [9]Kurt Cobain (voluit: Kurt Donald Cobain, * 20 februari 1967 , † ± 5 april 1994) was een Amerikaans singer-songwriter en musicus. Als de leadzanger en gitarist van de grungeband Nirvana werd Cobain begin jaren negentig gezien als „de stem van Generatie X”. Grote hits van de band waren o.a. „Smells Like Teen Spirit”, „Come as You Are” en „Lithium”. Rond 5 april 1994 maakte Cobain op 27-jarige leeftijd een einde aan zijn leven.
[10]Amy Winehouse (voluit: Amy Jade Winehouse, * 14 september 1983 , † 23 juli 2011) was een Britse jazz- en soulzangeres. Grote hits van haar zijn o.a. „Rehab”, „Valerie” (met de Britse dj Mark Ronson, voluit Mark Daniel Ronson, * 4 september 1975), „Back to Black”, „Body And Soul” en „Our Day Will Come”.
[11]Jezus (* ± 4 v.C. , † ± 30 n. C.), ook wel Jezus Christus of Jezus van Nazareth genoemd en door christenen als zoon van God beschouwd, is de grondlegger van de christelijke godsdienst.
[12]Arendsoog alias Bob Stanhope en zijn indiaanse vriend Witte Veder waren figuren uit de 63-delige Arendsoog-serie van Jan Nowee (* 17 juli 1901 , † 9 oktober 1958) en later diens zoon Paul Nowee (* 25 juni 1936 , † 30 september 1993).
[13]Homerus (Grieks Ὅμηρος, * ± 850/800 v.C. (?) , † ± 800/750 v.C. (?)) was de bekendste Griekse dichter, zelfs van de hele wereldliteratuur, aan wie twee epen, de „Ilias” en de „Odyssee”, en enkele kleinere werken worden toegeschreven.
[14]Bij het dorp Wounded Knee in het Pine Ridge indianenreservaat (Oglala Lakota County) in het zuidwesten van South Dakota vond op 29 december 1890 het laatste grote bloedbad van de genocide op de indianen plaats: meer dan 150 indianen, onder wie 44 vrouwen en 16 kinderen, kwamen daarbij om het leven. De bekendste leider die daarbij het leven liet, was Uŋpȟáŋ Glešká (=Spotted Elk, Gevlekte wapiti, later bijgenaamd „Si Tȟáŋka”, Big Foot, Grote Voet, * ± 1826 , † 29 december 1890), een leider van de Miniconjou-groep van de Teton-Lakota. Hij was wijd en zijd bekend vanwege zijn vaardigheden in de oorlog en het onderhandelen. De foto van zijn bevroren lijk na het bloedbad bij Wounded Knee is iconisch geworden.
Op 27 februari 1973 werd het dorp Wounded Knee bezet door honderden jonge leden van de American Indian Movement (AIM), die er een Oglala Sioux-vrijstaat uitriepen; zij werden daarbij gesteund door traditionele Sioux-leden die wilden dat het verdrag van 1868 werd nagekomen: volgens dit verdrag hadden de Sioux recht op de Black Hills, die voor hen heilige grond waren, maar de Amerikaanse overheid was in de vroeger jaren ’70 bezig het land, dat rijk was aan delfstoffen, verder te onteigenen. Op de achtergrond van het conflict speelden meer actuele kwesties. De leiding in het reservaat was corrupt, en door dagmijnbouw met behulp van chemicaliën raakten de bodem en het water van het reservaat vervuild, waardoor misvormde kinderen werden geboren. Natuurlijk stuurden de Amerikaanse autoriteiten gewapende eenheden naar het dorp en sneden de elektriciteitsvoorziening af. Er werden af en toe er schoten gewisseld, maar tot grootschalig geweld kwam het niet: waarschijnlijk waren de autoriteiten bang voor negatieve publiciteit. Na 73 dagen werd de bezetting gebroken. Er werden 1200 arrestaties verricht. Tijdens de bezetting zou al een groep van zestien personen onder mysterieuze omstandigheden zijn verdwenen; ze zijn waarschijnlijk het slachtoffer geworden van een knokploeg die het corrupte regime van het reservaat steunde. Na het einde van de bezetting werden nog eens 64 indianen onder onopgehelderde omstandigheden vermoord, en er werden nog enige honderden arrestaties verricht. De indiaanse popgroep Redbone schreef in datzelfde jaar een nummer over Wounded Knee onder de titel „We Were All Wounded at Wounded Knee”. Aan het eind van het nummer wordt in de titel „at” vervangen door „by”, om aan te geven dat alle indianen zijn getroffen door het bloedbad. De schuld aan de genocide op de indianen lag in de Verenigde Staten ook in de twintigste eeuw nog zo gevoelig dat platenlabel CBS Records weigerde „We Were All Wounded at Wounded Knee” in de Verenigde Staten uit te brengen vanwege de kritische tekst. Zanger Pat Vegas (* 17 maart 1941) reageerde hierop door in de fabriek van CBS op eigen kosten vijfhonderd singles te laten persen en deze in Europa bij verschillende radiostations uit te delen, waardoor het nummer in Nederland en Vlaanderen op de eerste plaats van de hitparades kwamen.
[15]Thomas Edward Lawrence (beter bekend als Lawrence of Arabia, * 16 augustus 1888 , † 19 mei 1935) was een Brits prozaschrijver, archeoloog en militair. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd hij officier bij de Britse inlichtingendienst in Egypte. Dankzij zijn kennis van de regio en de taal werd hij aangesteld als verbindingsofficier tussen het geallieerde leger en het toen nog losse stammenverband in het gebied van de Hidjaz (thans Saoedi-Arabië). De bedoeling was om de Duits-Ottomaanse alliantie onder druk te zetten door een nieuw front in het Midden-Oosten te openen, richting het Ottomaanse Rijk, zoals het tsaristische Rusland dat in het noorden deed middels het opstoken van de Armeniërs tegen de Turken, met de bekende en betreurde „gebeurtenissen van 1915” tot gevolg. Over de door Lawrence bewerkstelligde Arabische opstand schreef hij nadien het boek Seven Pillars of Wisdom.
[16]De Palestine Royal Commission, officieus de Peel Commission genaamd, was een Britse parlementaire enquêtecommissie, die in 1936 onder leiding van Lord Peel (voluit: William Robert Wellesley Peel, 1st Earl Peel, GCSI, GBE, TD, PC, DL, * 7 januari 1867 , † 28 september 1937) werd aangesteld om de oorzaken van de onrust in het door Groot-Brittannië bestuurde Mandaat Palestina te onderzoeken. Op 7 juli 1937 publiceerde deze commissie een rapport waarin voor het eerst werd gesteld dat het mandaat van de Volkenbond onwerkbaar was geworden en de opdeling in twee staten werd aanbevolen. Het probleem zat ’m hierin, dat de Britten de Arabische stammen gedurende de Eerste Wereldoorlog hadden opgestookt om in opstand te komen tegen het Ottomaanse Rijk, met onafhankelijkheid in het vooruitzicht. Het mandaatgebied Palestina hadden deze snode Britten echter zowel aan de daar sinds mensenheugenis wonende Palestijnen als aan de Joden (Balfour Declaration) beloofd. Het is geen wonder dat beide partijen, Palestijnen en Joden, tegen het voorstel van de Palestine Royal Commission waren.
[17]Dr. Gerhard Neumann (* 1934) is of was een Duits hoogleraar germanistiek en Kafka-expert; over Karl May publiceerde hij enkele artikelen in de Jahrbücher der Karl-May-Gesellschaft”.
[18]Volker Klotz (* 20 december 1930) is een Duitse literatuurwetenschapper, dramaturg en theatercriticus; na een docentschap aan de Technische Universität Berlin was hij van 1971 tot 1995 professor in de literatuurwetenschap aan de Universität Stuttgart. Hij publiceerde diverse artikelen over het werk van Karl May, o.a. in het Jahrbuch der Karl-May-Gesellschaft.
[19]Heinrich Schliemann (voluit: Johann Ludwig Heinrich Julius Schliemann, * 6 januari 1822 , † 26 december 1890) was een Duits archeoloog. Hij is bekend geworden door zijn vondst van het oude Troje, Mycene en Tiryns en geldt als een van de pioniers van dat vakgebied. Een belangrijke bijdrage van Schliemann is de realisering dat aardewerkstijlen een belangrijke sleutel voor de chronologie vormen.
Schliemanns grafmonument in Athene is ontworpen door Ernst Moritz Theodor Ziller (Grieks: Ἐρνέστος Τσίλλερ, * 22 juni 1837 , † 4 november 1923), afkomstig uit Radebeul en een broer van Paul Friedrich Ziller (* 30 mei 1846 , † 11 maart 1931), die het grafmonument van Richard Plöhn en Karl May heeft ontworpen.
[20]Vergilius (voluit: Publius Vergilius Maro, * 15 oktober 70 v.C. , † 21 september 19 v.Chr.) was volgens kenners de beste aller Romeinse dichters; van zijn hand zijn de „Bucolica”, de „Georgica” en zijn meesterwerk, de „Aeneis”.
[21]Aeneas (Grieks (Oudgrieks: Αἰνείας) was een mythologische Trojaanse held en halfgod; hij was een zoon van de godin Aphrodite (Latijn: Venus) en de Trojaan Anchises. Aeneas wordt door Homerus (Grieks Ὅμηρος, * ± 850/800 v.C. (?) , † ± 800/750 v.C. (?); „Ilias”, boek 2) als een van de leiders van de Trojanen genoemd, maar in de „Aeneis” van Vergilius (voluit: Publius Vergilius Maro, * 15 oktober 70 v.C. , † 21 september 19 v.Chr.) speelt hij de hoofdrol door vanuit het brandende Troje te vluchten en na veel omzwervingen in Latium terecht te komen, waar zijn nakomelingen eeuwen later de stad Rome zullen stichten.
[22]Wilhelm Dörpfeld (* 26 december 1853 , † 25 april 1940) was een Duits archeoloog; hij leidde in 1880-1881 de opgravingen in Olympia en werkte later samen met Heinrich Schliemann in Tiryns en Troje; bij die laatste opgraving zette hij na de dood van Heinrich Schliemann diens archeologisch onderzoek in Troje voort. Van hem is de klassieke indeling in negen opeenvolgende nederzettingen, Troje I t/m Troje IX genaamd.
[23]Carl Blegen (voluit: Carl William , * 27 januari 1887 , † 24 augustus 1971) was een Amerikaanse archeoloog, die tussen 1932 en 1938 in Troje heeft gegraven, als opvolger van Wilhelm Dörpfeld (* 26 december 1853 , † 25 april 1940); hij verdeelde de door Wilhelm Dörpfeld gevonden 9 lagen verder onder in 34 periodes. In 1939 ontdekte hij het paleis van Nestor in Pylos, waar hij onder andere meer dan 1000 (fragmenten van) Lineair B-tabletten vond, die in 1952 werden ontcijferd en een vroege vorm van Grieks weergaven.
[24]Fritz Schachermeyr (* 10 januari 1895 , † 26 december 1987) was een Oostenrijks oudhistoricus aan achtereenvolgens de universiteiten van Jena, Heidelberg, Linz en Wenen.
[25]Achilles (Grieks Ἀχιλλεύς of Ἀχιλεύς) was de legendarische koning van de Myrmidonen in Phthia (Thessalië) en de dapperste van alle Griekse strijders in de Trojaanse Oorlog; in het tiende en laatste jaar van de oorlog werd hij door een giftige pijl van Paris in zijn hiel geraakt en stierf hij nog voor de Grieken de overwinning konden behalen.
[26]Patroclus (Grieks Πάτροκλος) is een figuur uit de Griekse mythologie; hij figureert met name in de mythen over de Trojaanse Oorlog, waarin hij de beste vriend is van Achilles, en volgens een bepaalde traditie ook zijn geliefde.
[27]Hector (Grieks Ἕκτωρ) is ook al een figuur uit de Griekse mythologie; hij was de oudste zoon van de koning van Troje, Priamus, en Hecuba. Hij was getrouwd met Andromache en had met haar een zoontje, Astyanax. Ten tijde van de Trojaanse Oorlog was hij de voornaamste strijder aan Trojaanse kant, maar komt aan het einde van de „Ilias” om in een duel met de Griek Achilles; zijn zoontje Astyanax wordt later door de zoon van Achilles, Neoptolemus, gedood.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website