Hoe en waarom je als Nederlander Duitse Karl May-uitgaven spaart

Roger Schenk 1


Zoals iedereen van mijn generatie ben ik groot geworden met de beroemde Karl May-pockets, uitgegeven door dr. F.C. de Rooy 2. Het begon allemaal heel onschuldig, met twee pockets, Mensenjagers aan de Nijl en De slavenkaravaan, die zich al tijden op onverklaarbare wijze in mijn boekenrekje bevonden, maar die ik als lagere-school-knulletje eerlijk gezegd veel te dik en veel te moeilijk vond. Nee, dan liever Bob Evers 3! Daar gingen al mijn schamele zakcentjes aan op, maar ja, dat waren toentertijd maar tweeëndertig delen, dus op een gegeven moment ben je uitgespaard. Intussen had ik op deze manier wel een (on?)redelijke leesverslaving opgelopen, dus zodra het even kon, was ik bij V&D te vinden, waar links van de ingang, vlak bij het raam hele rijen Bob Evers-, Biggles- 4 én Karl May-pockets stonden uitgestald. En een mens, ook een jong exemplaar, steekt raar in elkaar, want op een of andere manier sprong er toch een vonkje van herkenning op: “Hee, van die serie heb ik twee delen in mijn kast staan,” dus op een gegeven moment was het zo ver: de aanschaf (en natuurlijk het lezen) van het deeltje Old Shatterhand. En dat was meteen het begin van een koortsachtige lees- en verzamelwoede, die wij waarschijnlijk allemaal wel herkennen. Maar ja, die pockets waren toch redelijk duur voor een jongetje met slechts weinig zakgeld. Van de plaatselijke bibliotheek was ik een soort van sluimerend lid, maar ik hield er nooit zo van. Ik denk dat elke bibliofiel het wel met mij eens zal zijn: het grootste nadeel van een bibliotheek is wel dat je de boeken op een gegeven moment terug moet brengen. Mijn opa en oma leenden echter hun boeken niet bij de openbare bibliotheek, maar bij de leesbibliotheek van meneer Van der Meer, waar mijn opa mij af en toe mee naar toe nam als hij boeken voor zichzelf of voor mijn oma ging lenen of huren of hoe je dat ook noemde. Blijkbaar viel er voor meneer Van der Meer niet zoveel droog brood te verdienen met die leesbibliotheek, want op een wonderschone dag veranderde hij zijn winkeltje in een tweedehands boekenzaak en toen was het hek natuurlijk van de dam! Gaandeweg had ik inmiddels – nieuw en tweedehands – hutje bij mutje leggend een stuk of vijftien à twintig Karl May-pockets verzameld, toen de heer Van der Meer, die mij natuurlijk inmiddels als vaste klant kende, zoals een dealer zijn vaste verslaafde, mij in de zomer van 1977 aansprak: hij kende iemand die alle vijftig deeltjes had, maar daar in één koop vanaf wilde. Hij noemde mij een prijs die mijn budget ver te boven ging: ik bevond mij toen ergens tussen de eerste en de tweede klas van het gymnasium, dus de hoogte van mijn zakgeld was nog steeds niet spectaculair gestegen. Bovendien vond ik het redelijk onzinnig om de hele serie aan te schaffen, terwijl ik toch al zo veel delen in mijn bezit had. Een paar maanden later lagen alle deeltjes ineens in de winkel: blijkbaar had de man in kwestie de hele serie toch aan meneer Van der Meer verkocht. Van mijn zak- en spaarcentjes plus de verkoop van een stuk of wat Arendsoog-boeken 5, die ik vroeger wel gelezen had, maar na de ontdekking van Karl May totaal niet meer interessant vond, was ik in staat om alle Karl May-deeltjes die ik nog miste aan te schaffen: in november 1977 was ik als 13-jarige in het gelukkige bezit van de complete serie Karl-May-pockets! Een gedenkwaardig moment, dat ik mij een dikke vier decennia later nog als de dag van gisteren kan herinneren.
Natuurlijk heb ik in mijn steeds spaarzamer wordende vrije tijd de pockets stuk gelezen. En dan deed zich het merkwaardige feit voor dat mijn smaak gaandeweg veranderde, zelfs gedurende mijn middelbare schooltijd: in het begin zwoer ik natuurlijk bij de “indianendelen”; dat er ook delen waren die in het Midden Oosten speelden, nam ik voor lief, maar na verloop van tijd werden juist die delen mijn favorieten, vooral Kara Ben Nemsi, de held uit de woestijn en de vijf vervolgdelen. Karl May en zijn wereld vond ik aanvankelijk ontluisterend, omdat hier maar al te duidelijk uit bleek dat Karl May, de “ik” uit de eerste 25 delen, niet Old Shatterhand en Kara Ben Nemsi was, maar een heel ander leven, weliswaar ook avontuurlijk, maar toch duidelijk anders, had geleefd! Later begon de levensloop van Karl May mij te fascineren en vond ik het jammer dat Karl May en zijn wereld maar een paar fragmenten uit Mays autobiografie bevatte.

Het zal ergens halverwege de jaren ’80 zijn geweest dat ik een middagje shoppen in Aken besloot met de aanschaf van Ich, deel 34 uit de Gesammelte Werke, dat de min of meer complete autobiografie van Karl May bevatte. En toen was ik natuurlijk verkocht! Ik had deze grüne Bände, zoals ze in de wandelgangen worden genoemd, natuurlijk al vaker in Duitse winkels zien staan – ik kom uit de grensstreek –, maar omdat de meeste delen dezelfde voorkanten en ogenschijnlijk dezelfde inhoud hadden als de Nederlandse Karl May-pockets, had ik ze tot die gedenkwaardige middag in Aken rustig op hun Duitse boekenplanken laten staan. Ich was zo anders en vooral zoveel completer dan Karl May en zijn wereld, dat ik opnieuw gegrepen werd door de verzamelkoorts. Zouden de andere delen dan ook zoveel completer zijn dan de Nederlandse vertalingen? Nieuwe deeltjes kostten toentertijd DM 14,80; een boekhandelaar in Keulen gaf mij in 1988 de dringende raad om ze zo snel mogelijk allemaal aan te schaffen, omdat de prijs nogal fors omhoog zou gaan. En inderdaad: nog voor het einde van dat jaar steeg de prijs tot maar liefst DM 17,80 per deel. Ergens heb ik hier nog een folder uit die tijd, waarin inderdaad die prijs wordt genoemd. Ter vergelijking: tegenwoordig moeten ze per deel 24 euro opbrengen. De Gesammelte Werke omvatten indertijd 74 delen. Tja, daar sta je dan als armlastig studentje, met nog een deel of vijftig te gaan…
Maar ja, een weg terug was er niet meer. Ik was er inmiddels achter dat de Nederlandse vertalingen van ook de overige delen (of soms: bewerkingen) toch anders zijn dan hun Duitse voorbeelden; de serie was niet door één man of vrouw vertaald, maar door minstens twintig verschillende vertalers. En de een sloeg de plank iets meer mis dan de ander. Zo was ik – net als de meeste mensen hier – ervan overtuigd dat Yakonpi-topa uit Winnetou en de goudzoekers ‘vier herten’ betekende, “omdat hij vier cowboys had gedood”. Nou is mijn Upsaroka-indiaans de laatste tijd ietwat roestig (sorry, Frits) geworden, dus ik slikte het voor zoete koek. De betekenis van die naam volgens Karl May is echter vier Hirte, ‘vier herders’ dus.
In andere delen, zoals De woestijnrovers van Noord-Afrika of Piraten aan de Stille Oceaan uit de tweede helft van de pocketserie, is de hoofdpersoon niet meer de ik-figuur, zoals in de Duitse uitgaven, maar Richard von Greifenklau; de vertalers zijn er niet overal in geslaagd om het woord “ik” te vervangen door “hij” resp. “Richard”.
Toch moet ik dr. F.C. de Rooy een groot compliment maken, want hij heeft van de Karl May-pockets wél een eenheid weten te maken. Vijfentwintig deeltjes met “ik” als hoofdpersoon en vijfentwintig deeltjes met andere hoofdpersonen, vandaar dus het onverwachte optreden van Richard von Greifenklau in de delen 37 en 39. Als we kijken naar de Biggles-pockets, in dezelfde tijd bij Prisma verschenen, zien we bijvoorbeeld hoe het níét moet: een van de strijdmakkers van Biggles wordt Ginger genoemd, omdat hij rood haar heeft; vrijwel alle vertalers laten de bijnaam onvertaald, maar mevrouw C. Verlinden-Bakx, die een Biggles-deeltje of zes heeft vertaald, vertaalt de bijnaam als “de Rooie”: heel verwarrend voor de Nederlandse lezer! F.C. de Rooy heeft wat dat betreft alle vertalingen op één lijn weten te krijgen en kon op die manier zelfs deze mevrouw Verlinden-Bakx, die ook tekende voor De smokkelaars van de Tigris, trotseren.
Maar de meest briljante ingeving van De Rooy is nog wel de verklaring waarom sommige delen uit de eerste serie pockets (deel 1 t/m 25) niet in de ik-vorm zijn geschreven: de aantekeningen van Old Shatterhand zouden verloren zijn gegaan, waardoor de “ik”-persoon zich bij het schrijven van de pockets 3, 7, 9 en de helft van 4 heeft moeten baseren op de aantekeningen van Hobble-Frank! In het Duits is het zo dat de delen die ten grondslag hebben gelegen aan overige delen uit de Karl May-pockets 1 t/m 25 afkomstig zijn uit Karl Mays Gesammelte Reise-Erzählungen (met “ik” als hoofdpersoon), maar de “originelen” van de genoemde 3½ pocket zijn speciaal voor de (Duitse) jeugd geschreven, waarin Old Shatterhand – en anderen – als derde persoon optreden. Sta mij toe dat ik de verklaring van De Rooy een stuk leuker of zeg maar: romantischer vind dan de kille, “wetenschappelijke” constatering.

Goed, begin jaren ‘90 had ik dan eindelijk de Duitse “originelen” alle 74 in mijn boekenkast staan. De Nederlandse pockets dacht ik niet meer nodig te hebben, dus daar kon ik een vriend mee verblijden. Tot … ik er eigenlijk al heel snel achter kwam dat de grüne Bände uit Bamberg óók niet Karl Mays originelen zijn!
Al kort na Karl Mays dood (in 1912) werd de Karl-May-Verlag (tot 1945 in Radebeul, van 1945 tot 1990 in Bamberg en na die Wende Bamberg én Radebeul) opgericht en die heeft ten eerste de drieëndertig delen reisverhalen die tijdens Mays leven zijn verschenen, bewerkt: zo was Karl May verzot op het veelvuldig of overvloedig, als u dat liever hebt, gebruik van voegwoorden, bijwoorden en tussenwerpsels. Toen de rechtszaken die al tijdens Mays leven waren begonnen door de Karl-May-Verlag tot een bevredigend einde waren gevoerd, mocht vanaf 1917 ook deel 34, het al eerder genoemde Ich, uitgegeven worden, al snel gevolgd door de zeven jeugdboeken, waarvan De schat in het Zilvermeer het bekendste is, plus nog wat andere verhalen. Vanaf deel 51 werden Mays colportageromans opgenomen in de serie en hier hebben uitgever dr. E.A. Schmid en zijn opvolgers het meest aan zitten sleutelen. De hoofdpersonen uit Die Liebe des Ulanen (bij ons o.a. pocket 31 t/m 34) luisterden bij May bijvoorbeeld naar de naam von Königsau; Schmid vond die naam (vertaald: Koningzeug) niet passend, dus hij heeft hem veranderd in von Greifenklau, genoemd naar de oudste brouwerij van Bamberg, de mooie stad waar Schmid was opgegroeid.

Tussen 1982 en 1984 zijn de drieëndertig reisverhalen, zoals ze tijdens Karl Mays leven zijn verschenen, in drie verschillende versies als reprint uitgegeven. Deze waren lange tijd alleen als set verkrijgbaar, dus na veel wikken, wegen en sparen heb ik ook die maar aangeschaft: in de uitgave met voorkanten van Mays vriend Sascha Schneider, de uitgave waar Karl May zelf indertijd het meest van verwachtte, maar die commercieel nauwelijks een succes waren gebleken. Dat gold helaas blijkbaar ook voor de reprint, want nauwelijks had ik de felbegeerde 33 Schneidertjes in huis, of ze werden door de uitgeverij van 700 euro afgeprijsd naar 350 euro. Dat heb ik natuurlijk weer!
Wat anderen wellicht hebben, is moeite met het lezen van dat mooie, Oud-Duitse schrift waarin Duitse boeken vóór de Tweede Wereldoorlog en ook deze reprints van ruim na de oorlog gezet zijn. Daarom bestaat er sinds 1987 een zogeheten Historisch-kritische Ausgabe, die uiteindelijk in meer dan honderd delen alle teksten van Karl May in hun oorspronkelijke, onbewerkte versie moet bevatten, met een kritisch apparaat dat elke tekstwijziging weergeeft. Van deze uitgave, in hedendaagse drukletter, zijn momenteel eenenzeventig delen verschenen; het grote nadeel is de prijs: op dit moment € 49,90 per deel! Sommige deeltjes zijn inmiddels al aan een herziene tweede of zelfs derde druk toe, zonder dat de hele serie dus al in de eerste druk beschikbaar is; in hoeverre deze herziene drukken verschillen van de eerste druk, weet ik helaas niet, want € 49,90 is niet een bedrag dat je zo maar even uitgeeft om twee drukken met elkaar te vergelijken.

Het rijtje Gesammelte Werke is inmiddels ook uitgedijd tot 90 ‘normale’ delen (à € 24) en 6 delen brieven (à € 28); de bedoeling is dat die afdeling brieven nog wel even verder loopt.
Daarnaast zijn er nog zogeheten Sonderbände en Großbände bij deze serie uitgegeven: sommige van de inmiddels 56 delen daarvan bevatten toelichtingen, aanvullingen of uitweidingen over de serie, in andere zijn de teksten van Karl May over Rih, over voedsel of tweegevechten bijeengebracht; weer andere zijn “Karl May-achtige” verhalen van hedendaagse auteurs. Vooral die laatste klinken nogal – en hier spreekt dan toch de Hollander in mij – geld-uit-de-zak-klopperig.

Wie naast al deze uitgaven nog steeds niet genoeg heeft van Karl May en zijn boeken, kan zich altijd nog storten op de overige secundaire literatuur over de man en zijn werk. Die boeken over Karl May bevatten inmiddels meer pagina’s dan de boeken van Karl May en dat is een goed teken: namelijk het teken dat Karl May tegenwoordig serieus wordt genomen.
Allereerst zijn daar natuurlijk de uitgaven van de Karl-May-Gesellschaft te noemen: voor slechts zesendertig euro per jaar krijg je acht tijdschriften en een dik jaarboek vol wetenschappelijke bijdragen. Deze jaarboeken zijn qua niveau absoluut niet te vergelijken met de jaarboeken die tussen 1918 en 1933 werden uitgegeven door de uitgeverij zelf, waarin we teksten van het kaliber Hoe Karl May mij over mijn angst voor de tandarts afhielp en fantasieverhalen van Karls weduwe aantroffen. Voor de rest is er op het gebied van secundaire literatuur voor elk wat wils te vinden.

Ja, lid worden van de Karl-May-Gesellschaft is natuurlijk een min of meer logisch gevolg van en vervolg op het verzamelen van Karl May-boeken. Datzelfde geldt voor het lidmaatschap van – in mijn geval – de Silberbüchse e.V. en de Nederlandse Karl-May-Vereniging. Het geboortehuis van Karl May in Hohenstein-Ernstthal geeft ongeveer eenmaal per jaar het zeer informatieve tijdschrift Karl-May-Haus Information uit. Ook de moeite waard zijn tijdschriften als Der Beobachter an der Elbe en Karl May & Co. plus de tijdschriften die de diverse plaatselijke of regionale Karl May-fanclubs uitgeven, waarvan ik vooral Karl May in Leipzig van de zeer actieve Freundeskreis Karl May Leipzig en de Wiener Karl-May-Brief van de Weense Karl-May-Runde wil noemen; als een soort zelfbescherming ben ik op die laatstgenoemde vier tijdschriften echter niet geabonneerd. Ik noemde hierboven al mijn afkeer van bibliotheken vanwege het moeten terugbrengen van boeken; die onhebbelijkheid bezit ik nog steeds: ik breng niets terug en ik gooi niets weg!
Het begin van mijn redelijk grote verzameling secundaire literatuur vormde zo’n beetje de collectie van dr. F.C. de Rooy: zoals wij weten, overleed de goede man in 1998. Een jaar of wat later kwamen de restanten van zijn enorme verzameling terecht bij De Slegte in Den Haag. Zonde natuurlijk, want De Slegte geeft voor tweedehands boeken nauwelijks meer dan de oud-papier-prijs, maar ik mag wel zeggen dat ik daar aardig van heb geprofiteerd. Ik liep De Slegte alleen maar binnen omdat ik die avond toevallig op een verjaardag elders in Den Haag moest zijn, kwam toen die De Rooy-collectie tegen en verliet het pand even later met vijf volle draagtassen, gevuld met vele oude Jahrbücher der Karl-May-Gesellschaft en de zeer zeldzame voorloper daarvan, de Mitteilungen der Arbeitsgemeinschaft Karl-May-Biographie! Achteraf realiseerde ik mij pas hoe teleurstellend het voor de jarige geweest moet zijn om mij te zien binnenstappen met vijf volle tassen en vervolgens zelf slechts één cadeautje te krijgen. Vanaf deze plek na al die jaren mijn excuses daarvoor.
Wat dat betreft, heeft de heer Oosterbaan 6 het heel wat verstandiger aangepakt door zijn collectie aan de Koninklijke Bibliotheek na te laten.
De moraal van dit laatste deel van het verhaal is een wijze les voor ons allen: maak een testament!
Of je nu nabestaanden hebt of niet, het is in elk geval zonde om jouw zorgvuldig en liefdevol opgebouwde collectie terecht te laten komen bij De Slegte, de kringloopwinkel of de oud-papier-bak.

Sinds 2004 besteed ik mijn zomervakanties aan het rondreizen door Duitsland; inmiddels heb ik elk Bundesland doorkruist en de meeste steden van dat mooie land wel bezocht, maar één ding staat vast: ik keer steevast elke keer terug naar hetzelfde hotel in Meißen, op een steenworp afstand van Radebeul. Bezoekjes aan Villa “Shatterhand” en Karl Mays graf in die plaats plus natuurlijk aan het Karl-May-Haus in Hohenstein-Ernstthal zijn inmiddels een vast onderdeel van wat ik de “Karl May-hadj” ben gaan noemen. De sensatie die mij beving toen ik voor de eerste keer voor het witte praalgraf van de grote, kleine Saks (1,68 meter, zeggen ze) stond, valt moeilijk meer te evenaren, maar een zekere mate van ontroering ervaar ik elke keer nog. Soms leg of zet ik een bloem of een plantje bij het graf; afgelopen zomer heb ik voor het eerst een plantje geplaatst op de plek in Dresden, waar Mays vriend Richard Plöhn die in 1942 zo ruw uit dit graf werd gehaald, is gecremeerd. Vrijwel altijd keer ik van de vakantie terug met een kubieke meter “verse” boeken, die overigens niet alleen betrekking hebben op onze “Mayster”; zo eenkennig ben ik nou ook weer niet.
Gaandeweg ben ik steeds meer plekken waar Karl May ooit is geweest gaan bezoeken. Een foto-overzicht daarvan met toelichtingen in het Nederlands heb ik gepubliceerd op www.karlmay.eu.


[1]In: De Witte Bison 29, mei 2021.
[2]Dr. F. C. de Rooy (voluit: dr. Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Zwolle, later Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
[3]Bob Evers is de populairste Nederlandse jongensboekenserie uit de jaren ’50 en verder. De eerste 32 delen plus de delen 34 en 35 (en fragmenten van de delen 33 en 36) zijn geschreven door Willy van der Heide (pseudoniem van Wilhelmus Henricus Marie van den Hout, * 3 juni 1915 , † 24 februari 1985), de delen 37 t/m 72 (stand: 2023) door Peter de Zwaan (voluit: Peter Johannes de Zwaan, * 17 augustus 1944), die ook de delen 33 en 36 voltooide en de delen 34 en 35 bewerkte. Elders op deze website is redelijk wat informatie over deze serie en de schrijvers ervan te vinden.
[4]Biggles is een serie avonturenboeken van de Engelse piloot en auteur W. E. Johns (voluit: William Earl(e) Johns, * 5 februari 1893 , † 21 juni 1968); van de honderdeendelige serie zijn inmiddels negenennegentig delen in het Nederlands vertaald (stand: 2023).
[5]Arendsoog alias Bob Stanhope en zijn indiaanse vriend Witte Veder waren figuren uit de Arendsoog-serie van Jan Nowee (* 17 juli 1901 , † 9 oktober 1958: deel 1 t/m 20) en later diens zoon Paul Nowee (* 25 juni 1936 , † 30 september 1993: deel 20 t/m 63).
[6]Joan Christian Oosterbaan (* 19 februari 1928 , † 21 juni 2008) was een Nederlandse Karl May-kenner en -bibliograaf. Van zijn hand zijn de boeken „Een Ketting van Boeken”, „Karl Mays Bonanza van Boeken bij Becht” (met F.C. Roest), „Boeken zoeken in alle hoeken: de 21 zeldzaamste in Nederland”, „Karl May, de ‘verschreven’ schrijver”, „Lezen leren. Colportageromans: de vijf van Karl May”, (met F. C. Roest) en „Karl May Verzamelaars Compendium”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website