Een brave borst met een vlotte pen

Truska Bast 1


Het bleek een gat in de markt, eind negentiende eeuw: een serie kinderboeken van Nederlandse bodem. Scholen konden een abonnement nemen en ouders waren er zeker van dat hun kroost deugdelijk (lees: pedagogisch verantwoord) leesvoer tot zich nam. En dat was vooral te danken aan schoolmeester Jacob Stamperius 2.

Ze waren er wel, spannende boeken voor de jeugd in de negentiende eeuw. Winnetou bijvoorbeeld van Karl May en Reis om de wereld in tachtig dagen van Jules Verne 3. Ze werden verslonden. Maar dat was nu juist het probleem, vond schoolmeester Jacob Stamperius (1858-1936). Dergelijke ‘sensatie-lectuur’ maakte van de kinderen ‘boekverslinders’ die met geen enkel ander doel lazen dan ‘het bevredigen van een ongezonde nieuwsgierigheid’.

En de avontuurlijke boeken van Jules Verne waren weliswaar doorspekt met wetenschappelijke bijzonderheden, maar staken de lezertjes er ook iets van op? Nee. Dat kwam omdat het verhaal zo spannend was, dat van ‘een opnemen en rustig Verwerken’ geen sprake kon zijn. En daarbij was de geestelijke schade die de jonge lezer door de overmatig prikkelende lectuur opliep niet gering: ‘Zoo menig leven is door slechte boeken voor altoos bedorven,’ schreef Stamperius in 1889 in Het nieuwe schoolblad.

Maar gelukkig wist hij ook wat wel als deugdelijk kon worden aangemerkt. Het schoolhoofd ventileerde zijn ideeën op tal van plekken en kreeg daardoor weldra de reputatie van kinderboekenexpert. Het bracht uitgever W. van Nooten 4 uit Schoonhoven op het idee een jeugdserie op de markt te brengen, bedoeld voor schoolbibliotheken. Stamperius werd gevraagd de serie te redigeren. Het is deze Nieuwe bibliotheek voor de jeugd (het eerste deeltje, De stroopers 5, verscheen in 1887) die zou uitgroeien tot een van de meest succesvolle kinderboekenseries van de negentiende eeuw. En dat was niet in de laatste plaats te danken aan Jacob Stamperius. Uiteindelijk werd de serie dan ook omgedoopt tot de Stamperius-bibliotheek.

De voordelen van de jeugdreeks waren talloos. Zo konden de schoolbibliotheken steeds rekenen op nieuwe deeltjes. De uitgever wist z’n afzetgebied verzekerd en kon door hoge oplagen de prijs laag houden. Bovendien waren de boeken, volgens de normen van toen, niet godsdienstig of anderszins ideologisch getint, waardoor ze overal bruikbaar waren. Hoewel er geen uitgebreid onderzoek naar is gedaan, blijkt uit een enkele verwijzing dat de kinderen ze met plezier hebben gelezen. En de ouders? Die durfden blind te vertrouwen op het ‘veilig kompas’ van Stamperius.

Wat in de scriptie van Carolien van Welij 6 ontbreekt zijn de boeken zelf – ‘voedsel voor hoofd en hart’, in de termen van Stamperius. Ze mogen dan na 1940 helemaal in de vergetelheid zijn geraakt, titels als Wilskracht en genie 7, Lief en leed van de Van Doorns 8, ’t Parijsche nichtje 9 en Wat een jongen worden kan10 maken wel nieuwsgierig naar de braafheid en het moralisme die deze werkjes kennelijk eigen waren – en die juist zo bepalend zijn geweest voor het succes.

Originaliteit of kunstzinnigheid strekten bepaald niet tot aanbeveling voor Stamperius’ bibliotheek. Integendeel: leerzaam, opvoedend en boeiend – daar ging het om. Natuurverschijnselen als vulkanen, de vaderlandse geschiedenis of biologie, het kwam allemaal ter sprake. Vrij nieuw was overigens dat het allemaal Nederlandse auteurs waren; tot dan toe waren kinderboeken meestal vertaald. Van de lange lijst aan auteurs is het eigenlijk alleen Nienke van Hichtum 11 (Sip Su schreef ze voor de serie) die bekend is gebleven.

Ook Stamperius zelf waagde zich aan het schrijven: hij vertelde de jonge lezers, die hij zo nu en dan even persoonlijk aansprak om ze bij de les te houden, over zijn jeugd in Zeeland. Niet onverdienstelijk overigens, hij had een vlotte pen. Hij beschreef in de Drie Japen-serie ondermeer het kattenkwaad dat hij uithaalde met zijn twee beste vriendjes, die net als hij Jacob heetten. Het waren, zo schrijft hij, ‘somtijds domme, meermalen dwaze, maar nooit slechte streken’.


  [1]In: Het Parool, 28 januari 2003.
  [2]Jacob Stamperius (* 8 april 1858 , † 23 januari 1936) was vanaf 1880 hoofd der school in Amsterdam. Naar aanleiding van een artikel over kinderlectuur kreeg hij het verzoek van een uitgever, zelf een boek te schrijven, dat zou beantwoorden aan de eisen, die hij had gesteld. Zo ontstond „Het Veerhuis aan de Oosterschelde” dat in 1888 verscheen. Andere, indertijd bekende boeken van Stamperius zijn o.a. „De Sasmeester en zijn pleegzoon”, „Frans Naerebout”, „Drie Kwajongens”, „De ondergang van Reimerswaal”, „Het verhaal van de toren van Zierikzee”, „De ezel van den Bakker”, „Toch Oranje boven”, „Van drie jongens en een vrijen Zaterdag” en „St. Nicolaas te Zierikzee”.
  [3]Jules Verne (* 8 februari 1828 , † 24 maart 1905) was een Frans auteur van avontuurlijke reisbeschrijvingen met nieuwe technieken, naar vele delen van de aarde en naar onbekende gebieden zoals de diepzee, het binnenste van de aarde en de maan. Hij wordt vaak gezien als de vader van de sciencefiction. Tot zijn bekendste romans behoren „Voyage au centre de la terre”, „De la terre à la lune”, „Vingt mille lieues sous les mers”, „Autour de la lune”, „Le tour du monde en quatre-vingts jours ” en „Michel Strogoff”.
  [4]Sebastiaan Eliza van Nooten (* 27 november 1812 , † 15 december 1896) was vanaf 1835 een uitgever te Schoonhoven; in 1865 deed hij zijn zaak over aan zijn zonen, S. en W. N. van Nooten. Laatstgenoemde is hier bedoeld, of was er alweer een volgende generatie? Hoogstwaarschijnlijk niet te verwarren met W. H. J. van Nooten, de Haarlemse uitgever die in 1890 een van de eerste Nederlandstalige Karl May-boeken op de markt bracht: „De Oude Dood”.
  [5]De stroopers” is geschreven door Antoon Leonard de Rop (* 25 oktober 1837 , † 3 mei 1895), een Nederlandse onderwijzer, kinderboekenschrijver en tekstdichter (o.a. van „De paden op, de lanen in” en „In een blauwgeruiten kiel”.
  [6]Carolien van Welij is een Amsterdamse filosofe en neerlandica. Zij publiceert in Filosofie Magazine en in 2022 verscheen haar boek „Eiland Oost. Amsterdam-Oost in 28 columns”.
  [7]Wilskracht en genie: tafereelen uit het leven van Edison” is van J. Stamperius zelf (vgl. noot 2).
  [8]Lief en leed van de Van Doorn’s” is een boek van Jac. van der Klei (voluit: Jacob van der Klei, die ook publiceerde onder het pseudoniem Jaap van Boyl, * 14 februari 1879 , † 13 februari 1951). Het beleefde herdrukken bij E. J. Bosch in Baarn (in 1922) en Uitgeverij Kluitman Alkmaar.
  [9]’t Parijsche nichtje” is een boek van Truida Kok (voluit: Geertruida Hendrieka Kok, * 7 april 1869 , † 18 september 1949), dat in 1927 en 1931 herdrukken beleefde bij Uitgeverij Kluitman Alkmaar.
[10]Wat een jongen worden kan. Schetsen uit het leven van Michiel Adriaansz. de Ruyter ” is een boek van Fredericus Hendrikus van Leent (* 24 oktober 1830 , † 17 december 1912).
[11]Nienke van Hichtum (Fries: Nynke fan Hichtum, pseudoniem van Sjoukje Maria Diderika Bokma de Boer, * 13 februari 1860 , † 9 januari 1939) was een Nederlandse en Friese vertaalster en kinderboekenschrijfster. Haar bekendste boek is het flauwe „Afke’s tiental”, dat op elke bladzijde met socialistische propaganda doordesemd is. Zij was een tijdje getrouwd met de dichter, advocaat en socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra (* 20 april 1860 , † 12 mei 1930), die in een zielige poging om de omwenteling in Duitsland na te apen, in november 1918 ook in Nederland de socialistische revolutie wilde uitroepen.
Sip-su” werd enkele malen herdrukt, o.a. bij Uitgeverij Kluitman Alkmaar.
Haar anti-Karl-May-schotschrift met de titel „Wat wordt er gedaan” publiceerde zij op 7 mei 1910 in het tijdschrift Het Kind.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website