Het super-ego van KARL MAY

Willem van der Meiden 1


Hij was tolerant en nieuwsgierig, een pacifist die zijn tegenstanders
door knieën, oren en billen schoot. Willem van der Meiden over
avonturenschrijver Karl May.



Old Shatterhand of Biggles 2. Een keuze was onvermijdelijk, wilde je je als jongetje in de jaren zestig een plaats verwerven onder je vrienden. Er waren er natuurlijk ook die wegliepen met Arendsoog 3, maar die gaven daar veiligheidshalve geen ruchtbaarheid aan. De aanhangers van De Kameleon 4 heetten hun kleuterjaren nog niet te boven te zijn: andere splintergroeperingen werden geduld. Dan had je ook nog meisjes, maar die lazen boeken waar vrouwen in voorkomen, en in vrouwen zijn Biggles, Old Shatterhand en Kara ben Nemsi niet echt geïnteresseerd.
Biggles of Old Shatterhand: je kon niet van beiden houden. Wie dat probeerde, moest die poging al snel opgeven: appels en peren, pudding en gisteren.
Van deze grote tweespalt uit de jaren zestig is niet veel meer over. Biggles is langzamerhand in de vergetelheid geraakt, ondanks een aardige verfilming in de jaren tachtig 5, en Karl May is de laatste twintig jaar in Nederland niet meer herdrukt, althans niet in onverkorte versie, laat staan opnieuw vertaald en uitgegeven.

Merkwaardig

In Duitsland ligt dat geheel anders. Dit jaar is het 150 jaar geleden dat Karl May werd geboren en bij onze oosterburen gonst het van de activiteiten, herdenkingsprogramma’s en publikaties. Nare bijkomstigheid is dat op de Duitse tv-zenders die oervervelende May-films uit de jaren zestig opnieuw uitgezonden worden, met Pierre Brice 6 en Lex Barker 7 in bordkartonnen verhalen die met Mays werk weinig meer gemeen hebben.
In Nederland is de belangstelling minimaal. Dat is ietwat merkwaardig. Weliswaar is de invloed die de boeken van Karl May over de grens hebben uitgeoefend vele malen groter geweest (en nog) dan bij ons, toch behoort Nederland met Tsjechoslowakije en Hongarije tot de landen waar Karl Mays boeken (in 39 talen vertaald) tot de canon van de jeugdliteratuur behoren.
De enige niet-Duitstalige Karl May-biografie verscheen in Nederland (van dr. F.C. de Rooy uit 1955) 8. Is Karl May in Duitsland, behalve nog altijd razend populair, vooral omstreden, in Nederland wordt de reisverhalenschrijver uit Saksen meestal wat giechelig afgedaan. May is hier weliswaar veel verkocht, maar zelden serieus genomen.

Tuchthuis

Karl May wordt op 25 februari 1842 in het koninkrijk Saksen geboren als vijfde van veertien kinderen in een arm gezin. Omdat hij goed kan leren, wordt hij in staat gesteld een lerarenopleiding te volgen, die hij in 1861 afrondt. Van 1862 tot 1874 zit hij enkele malen in gevangenis en tuchthuis vanwege gevallen van diefstal en valsheid in geschrifte.
In deze jaren leert hij verhalen schrijven. Hij moet wel. Vanaf 1875 als tijdschriftredacteur en vanaf 1879 als medewerker van het katholieke familieblad Deutsche Hausschatz geeft hij blijk van zijn capaciteiten als schrijver van reisverhalen. Zijn werk verschijnt – gebruikelijk in die dagen – als feuilleton en in de vorm van colportageromans. Als feuilleton verschijnt (van 1882-1887) in Deutsche Hausschatz zijn roman Giölgeda padishanün, achter welke exotische titel de beroemde Oriënt-verhalen over Kara ben Nemsi en Hadji Halef Omar schuilgaan.
In diezelfde jaren verschijnen als colportageroman – met elke aflevering moesten door verkopers huis aan huis nieuwe abonnees geronseld worden – vaak onder pseudoniem minder bekende verhalen als Das Waldröschen (deel 26-31 van de bekende Prisma-pockets uit de jaren zestig) en Die Liebe des Ulanen (idem, deel 31-34). De losse verhalen worden in de loop der jaren gebundeld en trekken zo een steeds groter publiek. Hij wordt beroemd met zijn boek Winnetou I, dat in 1893 verschijnt. Op het hoogtepunt van zijn roem maakt hij zijn eerste (!) reis naar het Midden- en Verre Oosten (1899-1900). Tijdens zijn afwezigheid begint een hetzerige perscampagne over Mays verleden als boef. De laatste tien jaren van zijn leven doet Karl May niets anders dan aanvallen en verdedigen, mensen voor het gerecht dagen wegens smaad, wegens wederrechtelijke uitgave van zijn jeugdwerk onder zijn eigen naam, en wat niet al.
Veel processen verliest hij. Dit alles ten koste van zijn eerste huwelijk, van zijn geld en van zijn gezondheid. Sommigen zeggen ook ten koste van zijn schrijverskwaliteiten en van zijn reputatie als verhalenverteller. In 1908 maakt hij zijn eerste en enige reis naar Noord-Amerika (hij komt niet veel verder dan de Niagara-watervallen). Karl May sterft op 30 maart 1912 in zijn Villa Shatterhand in Radebeul (bij Dresden).

Karl Mays bekendste verhalen zijn die waarin hijzelf als hoofdpersoon optreedt (vaak als Old Shatterhand of Kara ben Nemsi) in Noord- en Zuid-Amerika, in het Nabije Oosten en Noord-Afrika. Het zijn de verhalen van de blanke, Duitse ‘westman’ Old Shatterhand en zijn bloedbroeder, het Apachen-opperhoofd Winnetou, en van de blanke, Duitse avonturier Kara ben Nemsi en zijn dienaar en metgezel Hadji Halef Omar. Het zijn anno 1992 nog steeds aansprekende verhalen, niet door een hoog literair gehalte, wel door een enorm inlevings- en vertelvermogen.
May – die naar algemeen wordt aangenomen de landen en volkeren die hij beschrijft op dat moment nog nooit heeft bezocht – weet als geen ander sfeerbeelden te scheppen van landschappen, (karaktertrekken van) mensen, culturen, gebruiken, maatschappelijke omstandigheden en historische gebeurtenissen. Tijdgenoten die de beschreven landen werkelijk bezochten, bleken onder de indruk van wat Karl May zich op grond van literatuurstudie had verbeeld.
Daarnaast schrijft May nog vele verhalen met andere hoofdpersonen, zedenschetsen, vrome teksten voor Maria-kalenders. en in zijn laatste jaren enkele forse romans met een zeer religieuze, esoterische strekking.

Missionair moralisme

De romans van Karl May, zeker die waarin hij zelf de hoofdrol speelt, zijn doortrokken van een mateloos missionair moralisme. De schrijver vertelt zijn publiek in alle toonaarden dat liefde voor de medemens, zachtmoedigheid, fatsoen, matigheid, listigheid, opofferingsgezindheid, vriendschap, eerlijkheid en trouw het uiteindelijk altijd winnen van haat, drift, grofheid, teugelloosheid, geweld, eigenwaan, vijandschap, bedrog en verraad.
Dat moralisme is, althans in zijn beroemdste boeken, christelijk van toon, maar niet uitsluitend. Old Shatterhand/Kara ben Nemsi bekeert niet door prediking, maar oogst door zijn goede werken en de betrouwbaarheid die daaruit spreekt. Karl May is met recht een kind van zijn piëtistische eeuw, een piëtisme dat May later verbindt met een hartstochtelijke Maria-devotie.
Mays theologie heeft voorts sterk syncretistische trekken: in gesprekken met Winnetou en andere indianen zijn de Grote Manitou en de God der bleekgezichten voor Old Shatterhand inwisselbaar; datzelfde geldt in het geloofsgesprek met moslims voor Allah en God. Dat wil overigens natuurlijk niet zeggen dat de hoofdpersoon overstapt naar Manitou en Allah ... May hangt in zijn succesjaren een simplistisch oermonotheïsme aan en laat elke gelovige, mits oprecht, nadrukkelijk in z’n waarde.

Onovertroffen

De hoofdpersoon, May zelf, is een held, en niet zomaar één. Op vrijwel alles wat hij onderneemt, rust zegen. Hij spreekt moeiteloos vele talen, waaronder die van elke ndianenstam die hij ontmoet. Hij beheerst alle wapens, al gebruikt hij die node, en zeker niet om te doden: Old Shatterhand/Kara ben Nemsi schiet tegenstanders door knieën, handen, oren en billen en vermaant hen aldus. Nog liever velt de man bomen van tegenstanders met een enkele vuistslag; hij dankt daaraan zijn Amerikaanse bijnaam Old Shatterhand. Zijn verstand is vlijmscherp, zijn listen zijn onovertroffen. Zijn edelmoedigheid, rechtvaardigheid en vergevingsgezindheid zijn spreekwoordelijk.
IJdel is hij niet, wel arrogant en zelfvoldaan. Hij duldt zelden iemand in zijn nabijheid; Winnetou is de enige die op voet van gelijkheid met hem mag omgaan, Hadji Halef Omar komt nooit geheel uit zijn knechtschap en andere reisgezellen tellen nog minder mee. Momenten van zwakte kent hij niet, tenzij bij ernstige ziekte of na een behoorlijke verwonding. Liefde en seksualiteit zijn hem vreemd, want ondeugden van anderen. Niet echt een man om van te houden, wel een held en dus probleemloos een identificatiefiguur voor menig opgroeiend jongetje. Het zijn echter niet moraal en heldendom die veel lezers voor Karl May innemen, gelukkig maar. Het zijn de weergaloze beschrijvingen van landschappen, mensen en culturen die hun duizenden verslaan. Wie Kara ben Nemsi en Hadji Halef Omar volgt op hun tocht van Algerije over Egypte, Mekka, het huidige Irak, Koerdistan, Damascus, Istanboel en door de Balkan naar Albanië, steekt onnoemelijk veel op van wat daar in de tweede helft van de achttiende eeuw aan de hand was, van machtsverhoudingen, godsdiensttwisten en richtingenstrijd in de islam, van het verval van het Turkse rijk, en geniet van mensen, volkeren en talen. Voor de verhalen die in Noord- en Zuid-Amerika en langs de Nijl spelen, geldt hetzelfde.
De verhalen van Karl May vormen het protocol van een immense geldingsdrang. Zijn gevangenis- en tuchthuisverleden hebben May in zijn jonge jaren geweldig onderuit gehaald. Karl is in het arme weversgezin May immers het jongetje dat mocht leren van de moeizaam vergaarde spaarcenten en met behulp van een kleine beurs. En juist hij komt achter tralies, voor kleine vergrijpen die in de jaren zestig van de vorige eeuw fors worden bestraft. May heeft het in hem gestelde vertrouwen beschaamd en daar is hij nooit overheen gekomen. Dat heeft hij verwerkt in een flinke uitvergroting van zijn ego.
Dat zie je al in zijn werkelijke leven: tweemaal wordt hij gearresteerd omdat hij zich als iemand anders voordoet dan hij is, eenmaal in geschrifte, eenmaal in persoon. Vanaf die jaren laat zich de vorming van zijn Super-Ego chronologisch lineair aflezen uit zijn verhalen, uitlopend op het moment waarop hij op het hoogtepunt van zijn roem midden jaren negentig voor de pers stellig beweert: ‘Ja, ik ben Old Shatterhand en heb alles zelf beleefd zoals ik het heb opgeschreven’. Hij woont dan inmiddels in villa Shatterhand, heeft de Henrybuks, Berendoder en Zilverbuks uit zijn verhalen aan de muur hangen ( op zijn verzoek vervaardigd) en vertelt aan wie het maar wil over zijn avonturen in Oost en West. Karl May valt dan volledig samen met zijn zelfgeschapen identiteit.

Hetze

Hoe geweldig belangrijk deze identificatie voor May is en hoe kwetsbaar hij is onder dit pantser, blijkt wel uit de hevigheid van de conflicten die de laatste tien jaren van zijn leven vergallen. Het was al zo dat ieder die May ervan verdacht niet zelf Old Shatterhand of Kara ben Nemsi te zijn een proces of tenminste een schotschrift aan de broek kon krijgen. Maar in de jaren 1900-1912 krijgt May te maken rekening met een hetze van enkele paparazzi van die jaren, die hem geestelijk en lichamelijk ruïneert.
Zo gaat het om de heruitgave van Mays colportageromans uit de jaren tachtig. Hij heeft die destijds onder pseudoniem geschreven en niet zonder reden. Literair gesproken waren de boeken niet zo geslaagd; het ging om afleveringen van zo’n 24 bladzijden elk, die huis aan huis werden verkocht. Om die verkoop te bevorderen, werd de auteur gevraagd elke aflevering te besluiten met wat men in televisieland een ‘cliffhanger’ noemt, een eind dat doet snakken naar een vervolg.
De uitgaven werden indringend geïllustreerd; daarnaast placht de uitgever 9 regelmatig wijzigingen in de tekst aan te brengen wanneer het hem zinniger leek een frivole passage in te lassen, een scène iets wreder te maken of een hijgende boezem iets amechtiger. Dat Karl May schrijver bleek te zijn van deze ‘Schundschrifte’, kon in het kuise begin van deze eeuw hele volkstammen in rep en roer brengen.
May zelf voert proces na proces om de uitgave stop te zetten, uiteindelijk met succes. Het blijkt een Pyrrhus-overwinning. In diezelfde jaren lukt het enkele tegenstrevers 10 zicht te krijgen op Mays criminele verleden, wat een ongekende perscampagne teweegbrengt over de misdadiger Karl May als bederver van de Duitse volksjeugd. Deze twee geweldige inbreuken op Mays zo zorgvuldig opgebouwde super-ego heeft hij niet overleefd.

Proto-nazi?

Ondanks de moeizame laatste jaren van zijn leven is Karl Mays naam gevestigd. De conflicten raken na zijn dood in de vergetelheid en zijn faam als reisverhalenschrijver blijft overeind. Dat is, zeker in Duitsland, in de tachtig jaren sinds zijn dood niet veranderd. Mays werken hebben het weinig benijdenswaardige voorrecht in de smaak te vallen bij Hitler, wat later voor de DDR aanleiding is May met groot wantrouwen te bejegenen en de uitgave van zijn werk voor lange tijd te beletten.
May een proto-nazi? Een racist? Dat is nauwelijks aan te tonen uit zijn werk. Zijn verhalen zijn zeker niet vrij van vooroordelen en gemeenplaatsen – zo is een beetje schurk direct te herkennen aan zijn Lombroso-gelaatstrekken 11 – maar temidden van het welig tierende racistische pseudo-darwinisme 12 van zijn dagen zijn Mays beschrijving van en sympathie voor Indianen, Koerden, Arabische bedoeïenen een toonbeeld van respect en tolerantie. Behalve de enkele ‘nigger’ die Old Shatterhand tegenkomt, valt geen valt geen enkel lid van volk of ras samen met de stereotypie.
Ja, misschien toch één, de Duitser. De komst van een Duitser ruik je in Mays Old Shatterhand-verhalen een katern diep. Is er sprake van een mysterieuze westman, met edele inborst en voor een duister verleden op de loop, de man blijkt steevast ergens bij de Elbe geboren en getogen te zijn. Het zijn per slot van rekening allen afsplitsingen van Mays ego.

Karl May nationaal-socialist? Nationaal? Zeker: trots op de Pruisische overwinning op Napoleon bij Waterloo, apetrots op de Duitse overwinning op de Fransen in 1871 en het uitroepen van het Duitse keizerrijk in Versailles. Trots op de taal, de literatuur, het christelijk gehalte van het ‘volksleven’.
Socialist? May heeft weinig op met sociale rebellie, maar toont zich op vele plaatsen begaan met het lot van onderdrukten en van zich bevrijdende volkeren en stammen. Hij is zich met andere woorden volledig bewust van de onverlostheid van dit bestaan. Het sterkst proeft men zijn woede om maatschappelijk onrecht in de Egyptische verhalen over de strijd tegen de slavernij.
Maar ook zijn verbondenheid met de strijd van de Noordamerikaanse Indianen tegen onrecht, discriminatie en fysieke uitroeiing, ‘hot item’ in die jaren, spreekt boekdelen. Liefde voor het proletariaat, voor zijn eigen komaf, spreekt uit Mays Europese verhalen – hij schrijft een sociaal-realistische ‘tearjerker’ van het zuiverste water over mijnbouw- en thuiswerkproletariaat in Saksen (Das Buschgespenst, Nederlands: De schrik van het eertsgebergte).



Karl May: immense geldingsdrang     Foto ANP

Weinig socialistisch is Mays visie dat menige proleet door vlijt, volharding en godsvertrouwen onder de knoet uit kan komen, en dat de dood of bekering van de uitbuiter de goede tijden weerom brengt. Als May al socialist is, dan een met een primitief personalistisch sausje.

Tweerijkenleer

Nationaal-socialist? Acht dagen voor zijn dood houdt May in Wenen een lezing: ‘Empor ins Reich der Edelmenschen’ (Op naar het rijk der edelmensen), een titel die het later in nazi-Duitsland goed doet. Een lezing voor de goede verstaander, want de edelmens van Karl May heeft niets van doen met het ‘rassisch-völkische’ prototype van de SS, 25 jaar later. De laatste tien jaren van zijn leven schrijft May zijn dualisme uit.
In symbolische en allegorische teksten als Ardistan und Dschinnistan (1907-1909) 13 en enkele andere ontwerpt May een nogal naïeve tweerijkenleer, waarin goed en kwaad, toch al zo’n pregnant thema in zijn eerdere werk, voorgoed uiteengetrokken worden. Ardistan, het aards gewemel met misdaad, oorlog en algehele slechtigheid en Dschinnistan, het rijk der edelmensen, waar vrede en liefde heersen. Want May is pacifist (dat zijn nationaal-socialisten zelden).
Marah Doerimeh, bekend uit zijn Oriëntverhalen, en een replica van Karl Mays eigen grootmoeder, is zo’n edelmens, en het kost weinig moeite in haar een pastiche van Maria te herkennen. Als dan ook nog Mays spiritisme meeklinkt is het resultaat een dualistische pan-religieuze potpourri, waar weinig jongensharten sneller van gaan kloppen. Deze latere werken zijn overigens nooit in het Nederlands vertaald.
Een sympathiek warhoofd desnoods, maar proto-nazi? Hitler had de voorvaderen van zijn rassendeterminisme voor het uitzoeken in Duitsland, maar het portret van May hangt ten onrechte in deze galerij.

Een intrigerend mensenleven, dat van Karl May. En een indrukwekkende reeks verhalen en romans die voor de daarvoor ontvankelijken een wereld doen opengaan. Van veel Karl May lezen kun je liefde voor je medemens, talengekte, religieuze verdraagzaamheid, een passie voor de natuur en voor mensen, een dosis vredelievendheid en een nooit te bevredigen nieuwsgierigheid oplopen. En daar valt wel mee te leven. Karl May lezen maakt het jongenshart onrustig, rebels ook. Eén van Mays grootste bewonderaars, de marxistische 14 filosoof Ernst Bloch 15, schreef in 1926, prachtig dialektisch:

           Träumt also Kolportage immer,
           so träumt sie doch immerhin Revolution,
           und das ist, wenn nicht das Reale,
           so das Allerrealste in der Welt.
                 (uit ‘Urfarbe des Traums’)

Biggles heb ik nooit gelezen.


  [1]In: Hervormd Nederland, 4 april 1992.
  [2]Biggles is een serie avonturenboeken van de Engelse piloot en auteur W. E. Johns (voluit: William Earl(e) Johns, * 5 februari 1893 , † 21 juni 1968); van de honderdeendelige serie zijn inmiddels negenennegentig delen in het Nederlands vertaald (stand: 2023).
  [3]Arendsoog alias Bob Stanhope en zijn indiaanse vriend Witte Veder waren figuren uit de Arendsoog-serie van Jan Nowee (* 17 juli 1901 , † 9 oktober 1958) en later diens zoon Paul Nowee (* 25 juni 1936 , † 30 september 1993), die in Duitsland volkomen onbekend was en is.
  [4]De Kameleon is een zestigdelige serie kinderboeken van de hand van de Friese auteur Hotze de Roos (* 24 november 1909 , † 15 oktober 1991); na zijn dood werden nog enkele delen geschreven door Fred Diks (* 1 juli 1955) en zichzelf B.M. de Roos (dit zijn Bies van Ede (* 27 april 1957) en Maarten Veldhuis (* 1956)), M. de Roos (d.i. Maarten Veldhuis (* 1956) resp. P. de Roos (d.i. Piero Stanco (* 6 september 1958), directeur van Uitgeverij Kluitman Alkmaar) noemende figuren.
  [5]De film „Biggles: Adventures in Time” onder regie van John Hough (* 21 november 1941) naar een scenario van Larry Milne (pseudoniem van Trevor Hoyle, * 25 februari 1940) heeft nog minder met Biggles te maken dan „Winnetou und das Halbblut Apanatschi” met pakweg Bob Evers, James Bond of de „Camera obscura”!
  [6]Pierre Brice (artiestennaam van Pierre Louis Baron le Bris, * 6 februari 1929 , † 6 juni 2015) was een Frans acteur, die in maar liefst elf van de zeventien grote Karl-May-verfilmingen in de jaren ’60 de rol van Winnetou speelde: „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Old Shatterhand” (1964), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Unter Geiern” (1964), „Der Ölprinz” (1965), „Winnetou, 3. Teil” (1965), „Old Surehand, 1. Teil” (1965), „Winnetou und das Halbblut Apanatschi” (1966), „Winnetou und sein Freund Old Firehand” (1966) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968). Voorts speelde hij nogmaals de rol van Winnetou in de tv-series „Mein Freund Winnetou” (1980) en „Winnetous Rückkehr (1998) en trad hij een aantal malen op als gastacteur (uiteraard eveneens in de rol van Winnetou) bij de Karl-May-Spiele van Elspe en Bad Segeberg.
  [7]Lex Barker (voluit: Alexander Crichlow Barker Jr., * 8 mei 1919 , † 11 mei 1973) was een Amerikaans acteur, die in vijf films furore maakte als Tarzan; in Europa was zijn eerste grote rol die van Robert – de verloofde van de vrouwelijke hoofdrolspeelster Sylvia (Anita Ekberg) – in de klassieker „La dolce vita” van Federico Fellini, alvorens hij optrad in maar liefst twaalf van de zeventien grote Karl-May-verfilmingen in de jaren ’60: als Old Shatterhand in „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Old Shatterhand” (1964), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Winnetou, 3. Teil” (1965), „Winnetou und das Halbblut Apanatschi” (1966) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968); als Kara Ben Nemsi in „Der Schut” (1964), „Durchs wilde Kurdistan” (1965) en „Im Reiche des silbernen Löwen” (1965); als Dr. Sternau in „Der Schatz der Azteken” (1965) en „Die Pyramide des Sonnengottes” (1965).
  [8]Dr. F. C. de Rooy (voluit: dr. Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Zwolle, later Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
  [9]Bedoeld wordt Adalbert Fischer (voluit: Johannes Adalbert Fischer, * 3 december 1855 , † 7 april 1907), uitgever te Dresden, die in 1899 Verlag H. G. Münchmeyer (voluit: Heinrich Gotthold Münchmeyer, * 29 juni 1836 , † 6 april 1892) van diens weduwe had overgenomen, met als enig doel om Karl Mays colportageromans opnieuw uit te geven, nu met enkele toegevoegde passages.
[10]Het gaat in dezen met name om Rudolf Lebius (* 4 januari 1868 , † 4 april 1946), een Duitse journalist van het dubieuze soort, uitgever, vakbondsleider en antisemitisch politicus; nadat zijn pogingen om Karl May af te persen mislukt waren, werd hij diens vuigste tegenstander.
[11]Cesare Lombroso (eigenlijk Ezechia Marco Lombroso, * 6 november 1835 , † 19 oktober 1909) was een Italiaans criminoloog. Hij was de grondlegger van de positivistische stroming in de criminologie, ook wel de Italiaanse criminologenschool genoemd. Lombroso verbreidde het idee van geboren crimineel door biologisch determinisme. Misdadigers hebben bepaalde uiterlijke kenmerken of afwijkingen. Fysiognomie of gelaatkunde was het streven naar kennis van het karakter en de persoonlijkheid door middel van de studie van de bouw en het voorkomen van het gelaat. Criminelen zouden volgens Lombroso herkenbaar zijn aan fysieke atavistische stigmata, zoals brede kaken, diepliggende ogen, vaak doorlopende wenkbrauwen, een asymmetrisch gezicht, hoge jukbeenderen, afwijkende oren, haviksneus, vlezige lippen en dergelijke. Zijn, volgens velen, inmiddels achterhaalde theorieën ontvouwde hij voor het eerst in zijn driedelige geschrift „L’uomo delinquente. In rapporto all’antropologia, alla giurisprudenza ed alle discipline carcerarie”.
[12]Charles Darwin (voluit: Charles Robert Darwin, * 12 februari 1809 , † 19 april 1882) was een Engels autodidact op het gebied van natuurlijke historie, biologie en geologie. Darwin ontleent zijn roem aan zijn theorie dat evolutie van soorten wordt gedreven door natuurlijke selectie. Het bestaan van evolutie werd omstreeks 1850 al door een groot deel van de wetenschappelijke gemeenschap geaccepteerd. De acceptatie van natuurlijke selectie als aandrijvend mechanisme liet langer op zich wachten, maar geldt tegenwoordig in de wetenschap als onomstreden. Zijn theorie publiceerde hij in 1859 ijn zijn boek „On the Origin of Species by Means of Natural Selection, or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life”, gewoonlijk afgekort tot „On the Origin of Species”.
[13]Ardistan und Dschinnistan” (tegenwoordig „Ardistan” en „Der Mir von Dschinnistan”, Gesammelte Werke, Band 31-32) is het belangrijkste Alterswerk van May en misschien wel van zijn hele oeuvre. Het verscheen pas in 2021 in een – verkorte – Nederlandse vertaling van Klaas van IJken en Jan Willem van der Jagt, maar dat kon Willem van der Meiden in 1992 natuurlijk nog niet weten.
[14]Karl Marx (* 5 mei 1818 , † 14 maart 1883) was een Joods-Duitse – vanaf 1849 statenloze – filosoof, econoom, historicus en criticus van kapitalisme en religie. In zijn „Manifest der Kommunistischen Partei” (geschreven samen met zijn handlanger Friedrich Engels, * 28 november 1820 , † 5 augustus 1895) en vooral in „Das Kapital” ontvouwde hij een van de gruwelijkste en verderfelijkste politieke systemen uit de wereldgeschiedenis.
[15]Ernst Bloch (voluit: Ernst Simon Bloch, * 8 juli 1885 , † 4 augustus 1977) was een Duits-Joods neomarxistisch filosoof en atheïstisch theoloog. Bekende boeken van hem zijn o.a. „Geist der Utopie”, „Thomas Müntzer als Theologe der Revolution”, „Durch die Wüste – Kritische Essays”, „Spuren”, „Avicenna und die aristotelische Linke” en vooral zijn belangrijkste werk, „Das Prinzip Hoffnung”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website