HET ONZICHTBARE SPOOR VAN BIG FOOT

Ulbo de Sitter 1


„Deze herdenking is een zaak van ons, indianen. We hebben daar geen fotografen bij nodig.” Een blik in mijn richting doet me wat ongemakkelijk over mijn stoel heen en weer schuiven. Even later zal een van de indianenleiders me op mijn gemak stellen. „Jullie moeten ons verhaal naar buiten brengen. Zelf hebben we daar de middelen niet voor.”
Het is de avond voor de laatste dag van de vijfde Big Foot Memorial Ride. Si Tanka Wokiksuye, zeggen zij die de Lakota-taal nog spreken. Morgen, 29 december, zullen we onze plaats van bestemming bereiken. Het is dan precies honderd jaar geleden dat op een kille wintermorgen de Zevende US Cavalerie onder kolonel James W. Forsyth 2 daar driehonderd ongewapende indiaanse mannen, vrouwen en kinderen over de kling joeg. Die plaats heet Wounded Knee 3.

Een indiaan uit Canada sluit zich aan bij de tocht.

De dertiende dag: binnenrijden bij Wounded Knee.


Twaalf dagen nu, trekt een groep Lakota Sioux-indianen, de meedogenloze kou trotserend, te paard over de immense prairies van Zuid-Dakota. Onderweg sluiten zich steeds meer mensen aan. Indianen van diverse andere stammen, Cree, Ojibwa, Navajo, rijden mee uit solidariteit. Negentien indianen volbrachten vijf jaar geleden voor het eerst de barre tocht. Vierhonderd lange, koude, kilometers lang, het onzichtbare spoor volgend van Chief Big Foot 4, die een eeuw geleden met het leger op zijn hielen, zijn volgelingen over de desolate vlaktes leidde. Hij hoopte bescherming te vinden bij Chief Red Cloud 5 in het Pine-Ridge reservaat. Bij Wounded Knee maakte de cavalerie een einde aan zijn vlucht. De Big Foot Ride is een begrip geworden. Als anno 1990 de groep Wounded Knee bereikt en de heuvel met het massagraf oprijdt, telt Alex Whiteplume 6, een van de organisatoren, meer dan driehonderd tot op het bot verkleumde rijders. Tweehonderd van de in 1890 omgebrachte indianen liggen hier begraven. Door de soldaten in een kuil gemikt, vier dagen na de slachting. Butch Eagle Hunter 7 legt me uit wat de Big Foot Ride voor de indianen betekent. Ik rij naast hem en constateer jaloers dat Butch, zoals veel Lakota’s, aan zijn paard lijkt te zijn vastgegroeid. Ik tracht de blaren op mijn billen te negeren. „Op de eerste plaats herdenken wij onze voorouders. De Ride is ook een gelegenheid om de band met onze cultuur te versterken. Kijk om je heen, je ziet dat er veel kinderen mee rijden. Het is belangrijk dat zij weten wat er met ons gebeurd is in het verleden.” Hij vraagt me waar mijn belangstelling voor indianen vandaan komt. „Dat begon allemaal met Karl May”, begin ik enigszins gegeneerd. Hij kan er om lachen.



Het zadel weegt met de dag zwaarder.



Met allerlei lappen proberen de ruiters zich warm te houden.


De werkelijkheid van vandaag heeft niets met Karl May te maken. Op de reservaten in Zuid-Dakota heerst armoede. Er is een enorme werkloosheid. Veel indianen zoeken vergetelheid in de drank. Gouverneur Micholson 8 heeft 1990 uitgeroepen tot het jaar der verzoening. Volgens Russel Means 9, een der oprichters van de American Indian Movement, een publiciteitsstunt bedoeld om stemmen te winnen. Voordat er van verzoening sprake kan zijn, moeten er een paar zaken worden geregeld. Er is de kwestie van de Medals of Honor, de hoogste militaire onderscheiding in Amerika, die is toegekend aan drieëntwintig soldaten van de Zevende Cavalerie die deelnamen aan de slachting bij Wounded Knee. Het wordt tijd dat deze Medals of Dishonor, zoals ze door de indianen worden aangeduid, worden ingetrokken.
Het Huis van Afgevaardigden heeft spijt betuigd voor wat er in 1890 plaatsvond. De nazaten van Big Foot eisen echter een officieel excuus. Uit de Black Hills, het hart van Lakota-land en volgens het Fort Laramie verdrag van 1868 nog steeds hun eigendom, is voor miljarden dollars aan goud, uranium en andere delfstoffen gewonnen. Daarvoor hebben de Lakota’s een schadevergoeding van 105 miljoen dollar toegewezen gekregen. De indianen hebben geweigerd. Ze willen geen geld, ze willen hun land.
John, een blanke Amerikaan die met de indianen meerijdt omdat Wounded Knee per slot ook een stukje van zijn historie is, vindt deze eisen niet meer dan rechtvaardig. „Straks zitten we midden in de Golfoorlog 10, zoveel is wel zeker. Ik zeg: Laat Amerika eerst z’n eigen smerige achtertuin maar eens uitmesten.”



Het tempo licht hoog: in draf of zelfs in galop.



De elfde dag: door de Big Foot-pas in de Badlands.


Op de dag van de herdenking blijven mijn camera’s in de tas. De herdenkingsceremonie mag niet worden gefotografeerd. Ik loop naar het bord onder aan de heuvel waarop de toerist kan lezen wat hier honderd jaar geleden gebeurde. Tot voor kort repte de tekst van de ‘slag’ bij Wounded Knee. Een belediging, zeggen de indianen. Over het woord ‘slag’ is een ander woord geplakt. ‘Bloedbad’, staat er nu.


  [1]In: Trouw, 26 januari 1991.
  [2]James W. Forsythe (voluit: James William Forsyth, * 8 augustus 1834 , † 24 oktober 1906) was een officier van de U.S. Army gedurende de Amerikaanse Burgeroorlog en de genocide op de indianen. Zijn beruchtste wapenfeit bestaat uit het aanvoeren van de Zevende Cavalerie, die onder zijn leiding op 29 december 1890 meer dan 250 indiaanse mannen, vrouwen en kinderen van de Lakota bij Wounded Knee uitmoordde en er meer dan 50 verwondde.
  [3]Bij het dorp Wounded Knee in het Pine Ridge indianenreservaat (Oglala Lakota County) in het zuidwesten van South Dakota vond op 29 december 1890 het laatste grote bloedbad van de genocide op de indianen plaats: meer dan 150 indianen, onder wie 44 vrouwen en 16 kinderen, kwamen daarbij om het leven. De bekendste leider die daarbij het leven liet, was Uŋpȟáŋ Glešká (=Spotted Elk, Gevlekte wapiti, later bijgenaamd „Si Tȟáŋka”, Big Foot, Grote Voet, * ± 1826 , † 29 december 1890), een leider van de Miniconjou-groep van de Teton-Lakota. Hij was wijd en zijd bekend vanwege zijn vaardigheden in de oorlog en het onderhandelen. De foto van zijn bevroren lijk na het bloedbad bij Wounded Knee is iconisch geworden.
Op 27 februari 1973 werd het dorp Wounded Knee bezet door honderden jonge leden van de American Indian Movement (AIM), die er een Oglala Sioux-vrijstaat uitriepen; zij werden daarbij gesteund door traditionele Sioux-leden die wilden dat het verdrag van 1868 werd nagekomen: volgens dit verdrag hadden de Sioux recht op de Black Hills, die voor hen heilige grond waren, maar de Amerikaanse overheid was in de vroeger jaren ’70 bezig het land, dat rijk was aan delfstoffen, verder te onteigenen. Op de achtergrond van het conflict speelden meer actuele kwesties. De leiding in het reservaat was corrupt, en door dagmijnbouw met behulp van chemicaliën raakten de bodem en het water van het reservaat vervuild, waardoor misvormde kinderen werden geboren. Natuurlijk stuurden de Amerikaanse autoriteiten gewapende eenheden naar het dorp en sneden de elektriciteitsvoorziening af. Er werden af en toe er schoten gewisseld, maar tot grootschalig geweld kwam het niet: waarschijnlijk waren de autoriteiten bang voor negatieve publiciteit. Na 73 dagen werd de bezetting gebroken. Er werden 1200 arrestaties verricht. Tijdens de bezetting zou al een groep van zestien personen onder mysterieuze omstandigheden zijn verdwenen; ze zijn waarschijnlijk het slachtoffer geworden van een knokploeg die het corrupte regime van het reservaat steunde. Na het einde van de bezetting werden nog eens 64 indianen onder onopgehelderde omstandigheden vermoord, en er werden nog enige honderden arrestaties verricht. De indiaanse popgroep Redbone schreef in datzelfde jaar een nummer over Wounded Knee onder de titel „We Were All Wounded at Wounded Knee”. Aan het eind van het nummer wordt in de titel „at” vervangen door „by”, om aan te geven dat alle indianen zijn getroffen door het bloedbad. De schuld aan de genocide op de indianen lag in de Verenigde Staten ook in de twintigste eeuw nog zo gevoelig dat platenlabel CBS Records weigerde „We Were All Wounded at Wounded Knee” in de Verenigde Staten uit te brengen vanwege de kritische tekst. Zanger Pat Vegas (* 17 maart 1941) reageerde hierop door in de fabriek van CBS op eigen kosten vijfhonderd singles te laten persen en deze in Europa bij verschillende radiostations uit te delen, waardoor het nummer in Nederland en Vlaanderen op de eerste plaats van de hitparades kwamen.
  [4]Uŋpȟáŋ Glešká (=Spotted Elk, Gevlekte wapiti, later bijgenaamd „Si Tȟáŋka”, Big Foot, Grote Voet, * ± 1826 , † 29 december 1890) was een leider van de Miniconjou-groep van de Teton-Lakota. Hij was wijd en zijd bekend vanwege zijn vaardigheden in de oorlog en het onderhandelen. De foto van zijn bevroren lijk na het bloedbad bij Wounded Knee is iconisch geworden.
  [5]Maȟpíya Lúta (Red Cloud, * 1822 , † 10 december 1909) was van 1868 tot 1909 een van de leiders van de Oglala-Lakota. Hij versloeg de U.S. Army diverse malen in de naar hem genoemde Red Cloud’s War, o.a. in de Fetterman Fight op 21 december 1866. Van hem is de beroemde uitspraak „They made us many promises, more than I can remember. But they kept but one – They promised to take our land ... and they took it.”
  [6]Alex White Plume (* 1952) is de voormalige vice-president van de Oglala Sioux in het Pine Ridge Reservation in South Dakota; van 30 juni tot novemer 2006 was hij president van deze stam. In 2000 kwam hij ongewild in het nieuws, toen de agenten van de DEA zijn complete oogst van industriële hennep kort voor de oogst vernietigden, hoewel de Oglala Sioux formeel soevereiniteit over hun eigen land hebben en het verbouwen van industriële hennep in de Verenigde Staten niet verboden is, maar blijkbaar geldt dat laatste alleen voor niet-indianen.
  [7]Butch Eagle Hunter is of was een (mij) onbekend stamlid van de Oglala Lakota.
  [8]George Speaker Mickelson (* 31 januari 1941 , † 19 april 1993) was een Amerikaans politicus en Vietnamveteraan, die van 6 januari 1987 tot zijn dood op 19 april 1993 namens de Republikeinse Partij de 28e gouverneur van South Dakota was.
  [9]Russell Means (* 10 november 1939 , † 22 oktober 2012) was een indiaans activist en acteur; hij was de leider van de bezetters van Wounded Knee in 1973 en werd daarna acteur: hij speelde de rol van Chingachgook in „The Last of the Mohicans” (1991) en Arrowhead in „Pathfinder” sprak de stem van Powhatan in voor de Disneyanimatiefilm „Pocahontas”. Zijn autobiografie heet „Where White Men Fear to Tread”.
Zijn voornaam heeft overigens niets te maken met het (vierde) Russell-tribunaal dat in november 1980 in Rotterdam werd gehouden over de rechten van de indianen in Noord- en Zuid-Amerika; die serie tribunalen was nl. ooit opgericht op initiatief van de Britse humanistische filosoof Bertrand Russell (voluit: Bertrand Arthur William Russell, * 18 mei 1872 , † 2 februari 1970) en de Franse marxistische filosoof Jean-Paul Sartre (voluit: Jean-Paul Charles Aymard Sartre, * 21 juni 1905 , † 15 april 1980), met als doel om de Amerikaanse buitenlandse politiek en militaire interventie in Vietnam te onderzoeken en evalueren; latere Russell-tribunalen gingen over andere onderwerpen.
[10]De Golfoorlog van 1990-1991, zoals de „officiële” benaming luidt, was een oorlog tussen een internationale coalitie van 34 landen onder leiding van de Verenigde Staten tegen Irak, dat op 2 augustus 1990 Koeweit had aangevallen en bezet. De oorlog bestond uit twee delen: Operation Desert Shield (van 8 augustus tot 16 januari 1991, waarin de Amerikanen op uitnodiging van Saoedi-Arabië hun troepen in het gebied stationeerden, om een eventuele volgende Iraakse inval in Saoedi-Arabië tegen te gaan, hoewel er geen daadwerkelijke aanwijzingen waren dat Irak een dergelijke inval gepland had) en Operation Desert Storm (van 17 januari 1991 tot 28 februari 1991, waarin de eigenlijke oorlog in de lucht en te land plaatsvond). Op 28 februari 1991 kwamen de oorlog en daarmee de bezetting van Koeweit tot een einde door middel van een staakt-het-vuren.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website