Boekheidenen

anoniem 1


(1)

In verschillende kranten las ik dat meer dan de helft (59 procent) van de Nederlanders boven vijftien jaar het afgelopen jaar geen boek gekocht heeft. Dat aantal ligt beduidend hoger dan vijf jaar geleden toen slechts 41 procent van de bevolking met een boog om een boekhandel heen liep.
Aldus een rapport over een onderzoek dat de NIPO 2 in opdracht van de boekverkopers en de uitgevers hield. Alles met elkaar daalt het aantal boekenkopers steeds meer. Gegevens die in kringen van boekhandelaren en uitgevers enige verontrusting heeft veroorzaakt.
Er is een kleine kern van boekenvrienden die steeds meer boeken koopt. Maar die meeraankoop weegt niet op tegen de groeiende groep (20 procent van de bevolking) ‘boekheidenen’ die, wat hun boekenaanschaf betreft, geen cent wensen te besteden. Die groep bestaat voornamelijk uit mannen.
Dat alles neemt niet weg dat nog altijd 14,3 miljoen boeken werden gekocht. Een mooi stapeltje dus. Maar uitgevers en boekhandelaren zien deze gang van zaken met zorg tegemoet, gezien het feit dat acht jaar geleden meer dan 21,6 miljoen boeken over de toonbank gingen.
Met een zekere voldoening constateer ik niet tot de groeiende schare van boekheidenen te behoren. Als ik mijn boekenaanschaf van het jaar 1988 voor de geest haal, kom ik op 10 exemplaren. Daaronder bevindt zich onder meer een klein simpel pocketboekje over afkortingen, waarmee wij vrijwel dagelijks geconfronteerd worden, maar ook de drie laatste delen van Lou de Jongs 3 cyclus over de tweede wereldoorlog die met elkaar ruim 1.400 paginas tellen.
Ik ben mij bewust met de Enkhuizer Almanak 4 geen hoge ogen te gooien, maar met een biografie over de actrice Ingrid Bergmann (voor een ramsprijsje) stijg ik misschien een beetje in uw achting. Evenals mijn aanschaf van Maarten ’t Harts 5 ‘Een vlucht regenwulpen’, ofschoon dit een cadeautje voor mijn dochter betrof. Bij de Lange aan de Woldpromenade werd ik voor drie harde guldens eigenaar van een in prima staat verkerend exemplaar van ‘De Wereld van Mary Dorma’ 6 (400 pag) met een voorwoord van Simon Carmiggelt 7.
Nu ben ik mij bewust dat laatstgenoemd boek eigenlijk niet meetelt aangezien het hier een tweedehands exemplaar betreft. De vraag rijst dan of diegenen die alleen tweedehans boeken kopen ook onder de boekheidenen gerangschikt moeten worden. We mogen aannemen dat het onderzoek van de NIPO zich niet tot de handel van gelezen boeken uitstrekte.
Dat alles neemt niet weg dat de laatste jaren in Steenwijk en Steenwijkerwold drie boekwinkels geopend zijn die zich op de handel van gelezen exemplaren toeleggen. En die voor zover ik kan beoordelen een vaste klantenkring hebben opgebouwd. Een klantenkring die men toch moeilijk met een gezelschap boekheidenen kan afdoen.


(2)

Het is begonnen toen een paar bekwame schooljuffen er in slaagden mij duidelijk te maken dat twee letters a, en één letter p woordje ‘aap’ vormden. Het ligt mij bij dat ik de Ot en Sien 8 periode snel achter mij had en spoedig belangstelling toonde voor de kinderhoekjes van de krant en het weekblad Van Eigen Erf 9. Verhalen met prentjes die de voorlopers waren van de stripverhalen die later de jeugd zouden veroveren.
Volgens de normen die nu gehanteerd worden, waren mijn ouders ware boekheidenen. Het boekenbezit thuis bestond voornamelijk uit het trouwboekje, de bijbel en een gezangenboek alsmede een heel dik boek over de toen geruchtmakende affaire Dreyfus 10. Boeken werden bij mijn weten niet gekocht. Ook hun tijdgenoten kochten geen boeken. Er was doodgewoon geen geld voor en bovendien werd het lezen van boeken toen als een tijdrovende en nutteloze bezigheid beschouwd.
Echt lezen begon pas toen ik van mijn moeder wekelijks een stuiver kreeg om een boek te halen uit de bibliotheek. ‘De Friezen van het Flevomeer’ van Evert Zandstra 11 was de titel van het eerste ‘echte boek’ waarmee ik naar huis ging. Dat ik de titel onthield geeft wel aan dat dit voor mij een belangrijke gebeurtenis was. Via de bibliotheek las ik boeken als ‘Het Kamp in het Spookbos’ 12, ‘Kees en zijn Kornuiten’ 13, ‘De Club van Zessen Klaar’ 14, de ‘Dik Troms 15 de ‘Pietje Bel’s16, ‘De Padvinders van Duinwijk’ 17, „Zeven Jongens in de Knel’ 18, ‘Afkes Tiental’ 19, ‘Kruimeltje’ 20 en tientallen, wellicht honderden boeken, die in die tijd en bij sommige boeken ook nu nog, opgang maakten.
Karl May, Jules Verne 21, Worishöffer 22, Gustav Aimard 23en de geschiedkundige boeken van Molt 24, Johan Been 25, Johan Fabricius 26, een zekere Visser 27, Penning 28 en Ary den Hertog 29 vormden in een later stadium een onuitputtelijke bron van lectuur. Karl May is trouwens een hoofdstuk apart. Deze aan lager wal geraakte schoolmeester die in de gevangenis terecht kwam, was jarenlang mijn favoriet. Karl May die als Old Shatterhand met zijn vriend, de edele indiaan Winnetou, twaalf dikke boeken lang te paard de Amerikaanse prairies doorkruisten om de zwakken ter zijde te staan en de schurken te ontmaskeren. En er daarnaast tijd voor vond gedurende zes boeken als Kara Ben Nemsi, de held van het Avondland, talrijke gevaarlijke baantjes tot een goed einde te brengen.
Met een brok in de keel las ik Winnetou’s Dood. Vermoord door de bende van de schurk Santer 30. Zijn laatste woorden waren ’Ik ben ook Christen, Charlie’. Deze woorden vervulden mij met diepe smart, maar bezielden mij tevens met het plan om even nobel als Karl May en zijn vriend Winnetou door het leven te gaan.
Ik geef toe dat daar niet veel van terecht is gekomen. De wereld waarin ik opgroeide werd wel degelijk door schurken en ook door nobele lieden bewoond. Doch ik ben er nooit in geslaagd deze twee categorieën uit elkaar te houden. Bovendien had ik al mijn handen en voeten nodig om aan de kost te komen. Ik ben het met u eens wanneer u van mening bent dat ik ver van het onderwerp ‘boekheidenen’ ben afgedwaald. Maar het moest mij toch even van het hart.


  [1]In: Steenwijker Courant, 27 januari 1989.
Het gaat om twee ingezonden brieven van twee heren die vooral willen laten horen hoeveel zij hebben gelezen.
  [2]Het NIPO (Nederlands Instituut voor Publieke Opinie) was een Nederlands opinieonderzoeksbureau, dat in september 1945 werd opgericht. In 1999 sloot het NIPO zich aan bij Taylor Nelson Sofres, waarna de naam veranderde in het huidige TNS NIPO.
  [3]Loe (of Lou) de Jong (voluit: Louis de Jong, * 24 april 1914 , † 15 maart 2005) was een Nederlands historicus en journalist. Hij was directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) vanaf 1 oktober 1945 tot zijn pensionering op 1 mei 1979. Loe de Jong is vooral bekend van het veertiendelige standaardwerk „Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog” (1969-1994) over Nederland en Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog, dat – op het laatste deel na – van zijn hand is; verder door zijn medewerking aan de televisieserie De bezetting (1960-1965).
  [4]De Enkhuizer Almanak is een kleine almanak die jaarlijks in Nederland verschijnt. De almanak bevat informatie over het komende jaar, zoals een uitgebreide kalender met feestdagen en markten, astronomische gegevens (opkomsttijden van zon en maan, tijdstippen van eb en vloed) en weersvoorspellingen. Daarnaast staan er ook algemene zaken in, zoals volksvertellingen en weetjes en andere vormen van folklore. De Enkhuizer Almanak verschijnt al eeuwen, maar wordt sinds 1992 weer in Enkhuizen uitgegeven. De almanak verscheen mogelijk voor het eerst in 1595, maar er zijn geen exemplaren van rond die tijd bewaard gebleven; het oudst bewaarde exemplaar dateert uit 1680.
  [5]Maarten ’t Hart (* 25 november 1944) is een Nederlandse gedragsbioloog en schrijver. Bekende boeken van hem zijn o.a. „Stenen voor een ransuil”, „Een vlucht regenwulpen”, „De dorstige minnaar”, „De droomkoningin”, „De kroongetuige”, „De ortolaan, novelle”, „De jacobsladder”, „Onder de korenmaat”, „De nakomer”, „De vlieger”, „De zonnewijzer”, „Lotte Weeda” en „Het psalmenoproer”.
  [6]Mary Dorna (pseudoniem van Mary Jeanette Stoppelman, * 5 november 1891 , † 19 maart 1971) was een Nederlands schrijfster. Drie van haar verhalen uit de tijdschriften Het Volk (1927) en Het Vaderland (1928) zijn in 1983 gebundeld en onder de titel „Drie verhalen” uitgegeven met een voorwoord van Simon Carmiggelt. Andere verhalenbundels en romans van haar hand zijn o.a. „Wanordelijkheden rondom een lastig kind”, „Onmaatschappelijke voorkeur”, „Vingeroefeningen”, „De Engelbewaarder”, „Een heer om port mee te drinken... ”, „Mijn oom Ricardo”, „Trammelant met de familie” en „Laten we vader eruit gooien”.
  [7]Simon Carmiggelt (voluit: Simon Johannes Carmiggelt, * 7 oktober 1913 , † 30 november 1987) was een Nederlands journalist, schrijver en dichter. Onder het pseudoniem „Kronkel” publiceerde hij bijna veertig jaar vrijwel dagelijks een cursiefje in dagblad Het Parool, waarin hij gewone zaken op verrassende wijze omschreef, met oog voor humor in het verschil tussen ideaal en werkelijkheid. Vanaf 1939 was hij getrouwd met Tiny de Goey. In De Steeg (Gld.) staat een standbeeld van het echtpaar, zittend op een bankje; dat beeld – gemaakt door Wim Kuijl (* 1946 , † 1 september 2014) – werd in 2012 gestolen, maar een jaar later teruggevonden, gerestaureerd en teruggeplaatst.
  [8]Ot en Sien zijn de hoofdfiguren uit vier kinderboekjes, „Nog bij moeder” geheten, later heruitgegeven als „Ot en Sien” deel 1 t/m 4, „Het prentenboek van Ot en Sien” en nog later herdrukt als „Het boek van Ot en Sien” en „Ot en Sien voor de scholen in Nederlandsch Oost-Indië”, een zestal kinderverhalen van onderwijzer en onderwijsvernieuwer Jan Ligthart (* 11 januari 1859 , † 16 februari 1916) en onderwijzer en kinderboekenschrijver Rieks Scheepstra (voluit: Hindericus Scheepstra, * 17 maart 1859 , † 8 mei 1913), die in de eerste helft van de twintigste eeuw zeer populair waren. De sfeervolle tekeningen in het boekje waren van Cornelis Jetses (* 23 juni 1873 , † 9 juni 1955), oorspronkelijk getekend voor het Duitse origineel, „Otto und Dina”. De verhalen over Ot en Sien werden later ook in Sesamstraat voorgelezen.
  [9]Van Eigen Erf was een geïllustreerd familieweekblad, dat tussen 1926 en 1950 in Overijssel en Drenthe verscheen. Elk nummer bevatte fotopagina’s van onder meer regionaal nieuws, jubilea, openingen, sportwedstrijden, evenementen en stads- en dorpsgezichten. Een eigen provinciefotograaf maakte de glasnegatieven en de onderschriften. In 1949 is het blad opgegaan in De Week in Beeld.
[10]De Dreyfusaffaire was een gerechtelijk schandaal dat rond 1900 grote gevolgen had in de Franse politiek. Het draaide om de onterechte veroordeling van de Joods-Franse officier Alfred Dreyfus (1859-1935), die er valselijk van beschuldigd werd een spion voor Duitsland te zijn. De doorslaggevende rol in de openbaarmaking van het schandaal werd gespeeld door de schrijver Émile Zola (* 2 april 1840 , † 29 september 1902). Dreyfus’ veroordeling op 15 oktober 1894 bleek achteraf gebaseerd op valse verklaringen en op documenten die door de werkelijke spion – Ferdinand Walsin Esterhazy (voluit: Marie Charles Ferdinand Walsin Esterhazy, * 16 december 1847 , † 21 mei 1923) – geformuleerd waren. Dreyfus werd uit zijn rang gezet en op 5 januari 1895 in een geheim proces tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld, die hij op Duivelseiland moest uitzitten. In juli 1899 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis uit 1895, en op 19 september 1899 kreeg Dreyfus gratie (d.w.z. schuldig maar geen straf) en werd hij vrijgelaten. Pas op 12 juli 1906, in het derde proces tegen hem, werd Dreyfus helemaal vrijgesproken.
[11]Evert Zandstra (* 25 december 1897 , † 2 augustus 1974) was een Nederlands schrijver van Nederlands- en Friestalige romans. Enkele daarvan zijn: „De Friezen van het Flevo-meer”, „Het klotsende meer”, „De vlammende heide”, „Volk van waterland: roman-cyclus”, „Allard Morrema”, „Het Princehof”, „Onbekend Nederland”, „Zwervend door Nederland”, „Lascaux, de dieren en hun mensen” en „Het Snoer en de Kralen”.
[12]Het kamp in ’t spookbosch” is een jongensboek van C. Joh. Kieviet (voluit: Cornelis Johannes Kieviet, * 8 maart 1858 , † 12 augustus 1931).
[13]Kees en zijn kornuiten” is een jongensboek van N. J. P. Smith (voluit: Nicolaas Johan Paul Smith, pseudoniem van Nico van der Hoeven).
[14]De Club „Van zessen klaar”” is een jongensboek van C. Joh. Kieviet (voluit: Cornelis Johannes Kieviet, * 8 maart 1858 , † 12 augustus 1931).
[15]Dik Trom is een zesdelige, Nederlandse jongensboekenserie, geschreven door C. Joh. Kieviet (voluit: Cornelis Johannes Kieviet, * 8 maart 1858 , † 12 augustus 1931).
[16]Pietje Bell is een achtdelige, Nederlandse jongensboekenserie, geschreven door Chris van Abkoude (voluit: Christiaan Frederik van Abkoude, * 6 november 1880 , † 2 januari 1960).
[17]De padvinders van Duinwijk” is een jongensboek van Chris van Abkoude (voluit: Christiaan Frederik van Abkoude, * 6 november 1880 , † 2 januari 1960).
[18]Zeven jongens in de knel” is een jongensboek van A. C. C. de Vletter (voluit: Antony Cornelis Christiaan de Vletter, * 17 september 1866 , † 9 november 1935).
[19]Afke’s tiental” is een meisjesboek van Nienke van Hichtum (Fries: Nynke fan Hichtum, pseudoniem van Sjoukje Maria Diderika Bokma de Boer, * 13 februari 1860 , † 9 januari 1939).
[20]Kruimeltje” is een zeer beroemd jongensboek van Chris van Abkoude (voluit: Christiaan Frederik van Abkoude, * 6 november 1880 , † 2 januari 1960).
[21]Jules Verne (* 8 februari 1828 , † 24 maart 1905) was een Frans auteur van avontuurlijke reisbeschrijvingen met nieuwe technieken, naar vele delen van de aarde en naar onbekende gebieden zoals de diepzee, het binnenste van de aarde en de maan. Hij wordt vaak gezien als de vader van de sciencefiction. Tot zijn bekendste romans behoren „Voyage au centre de la terre”, „De la terre à la lune”, „Vingt mille lieues sous les mers”, „Autour de la lune”, „Le tour du monde en quatre-vingts jours ” en „Michel Strogoff”.
[22]Sophie Wörishöffer-Andresen (* 6 oktober 1838 , † 8 november 1890) was een Duitse auteur van romans en jeugdboeken. Van haar jeugdboeken waren indertijd o.a. populair: „Robert des Schiffsjungen Fahrten und Abenteuer auf der deutschen Handels- und Kriegsflotte”, (in het Nederlands vertaald als „Robert de scheepsjongen. Tochten en avonturen van een Duitschen matroos”), „Das Naturforscherschiff oder Fahrt der jungen Hamburger mit der „Hammonia” nach den Besitzungen ihres Vaters in der Südsee” (in het Nederlands vertaald als „De Hammonia, of De vaart in de Stille Zuidzee”), „Auf dem Kriegspfade. Eine Indianergeschichte aus dem fernen Westen” (in het Nederlands vertaald als „Op het oorlogspad. Een Indianengeschiedenis uit het Verre Westen”), „Kreuz und quer durch Indien. Irrfahrten zweier junger deutscher Leichtmatrosen in der indischen Wunderwelt” (in het Nederlands vertaald als „Gered! Dooltocht van twee jonge lichtmatrozen door de Indische wonderwereld”), „Onnen Visser, der Schmugglersohn von Norderney” (in net Nederlands vertaald als „Onno Visser. De smokkelaarszoon van Norderney”), „Lionel Forster, der Quarteron. Eine Geschichte aus dem amerikanischen Bürgerkriege” (in het Nederlands vertaald als „Lionel Forster, de kleurling. Eene geschiedenis uit den Amerikaanschen burgeroorlog”), „Unter Korsaren. Irrfahrten, Abenteuer und Kämpfe auf der Südsee und Erlebnisse von Christensklaven in Tripolis” (in het Nederlands vertaald als „Onder zeeroovers. Tochten, avonturen en gevechten in de Zuidzee en lotgevallen van christenslaven in Tripoli”) en „Im Goldlande Kalifornien. Fahrten und Schicksale goldsuchender Auswanderer” (in het Nederlands vertaald als „Californië. Tochten en lotgevallen van landverhuizers in het goudland”).
[23]Gustave Aimard (pseudoniem van Olivier Aimard, * 13 september 1818 , † 20 juni 1883) was een Franse reiziger in Noord- Amerika, Spanje en Turkije en schrijver van avonturenromans. Beroemd zijn zijn „Les Trappeurs de l’Arkansas”, „Le Chercheur de pistes”, „La Fièvre d’Or”, „Les Chasseurs d’Abeilles”, „Le Cœur de pierre”, „L’Araucan”, „Les scalpeurs blancs”, „Par mer et par terre” en, samen met Jules Berlioz d’Auriac (* 9 juli 1820 , † 16 september 1913) geschreven, „Jim, l’Indien”.
[24]Evert Molt (* 20 maart 1874 , † 3 februari 1943) was een Nederlands onderwijzer, die aan het begin van de twintigste eeuw historische romans voor kinderen schreef, zoals: „Roderik. Historisch verhaal uit de eerste helft der zevende eeuw”, „Alewijn, de lijfeigene”, „De Laatste Strijd, Historisch Verhaal uit den tijd der Hoeksche en Kabeljauwsche twisten”, „Dieryc, de schrijnwerker”, „Floris de vijfde”, „Schooljongens lief en leed”, „Een valkenjacht op het kasteel Brederode : historisch verhaal uit het jaar 1349”, „Oranje boven. Een boek voor jong en oud”, „Het geheim van de torenburcht” en „In de wouden der Germanen”.
[25]C. Johan Been (voluit: Johannes Hendrik Been, * 8 februari 1859 , † 23 december 1930) was tijdens zijn leven een bekend jeugdboekenschrijver en genoot tevens landelijke bekendheid als archivaris van Den Briel. Zijn bekendste boek, ԩPaddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruyter”, beleefde ruim vijftig drukken.
[26]Johan Fabricius (voluit: Johan Johannes Fabricius, * 24 augustus 1899 , † 21 juni 1981) was een Nederlandse schrijver, illustrator, boekbandontwerper voor een aantal van zijn eigen boeken, journalist en avonturier. Zijn bekendste boek is „De scheepsjongens van Bontekoe”, een jongensboek uit 1924. Het is geïnspireerd door het eerste deel van het „Het Iovrnael ofte gedenckwaerdige beschrijvinghe” van de Hoornse schipper Willem IJsbrantszoon Bontekoe (* 1587 , † 1657). Daarnaast heeft hij nog minstens honderd andere boeken, zowel voor de jeugd als voor volwassenen, geschreven, waaronder: „Het meisje met de blauwe hoed”, „De wondere avonturen van Arretje Nof”, „De wonderbaarlijke avonturen van Bartje Kokliko”, „Komedianten trokken voorbij”, „Venetiaansch avontuur”, „Nacht over Java”, „Hoe ik Indië terugvond”, „Hotel Vesuvius”, „De Grote Geus”, „Gordel van smaragd”, „Het roverseiland in de Perzische zee”, „Jongensspel”, „Wat u nodig hebt, mevrouw, is een vriend”, „Dag, Leidseplein”, „Wittebroodsweken met Mama”, „Partnerruil niet uitgesloten”, „Een reis door het nieuwe Indonesië”, „Achter in de Molukken”, „Hendrik Jacobus Jut, of De dubbele moord aan de bogt van Guinea”, „Er zijn geen echte gekken meer op Capri”, „Toontje Poland”, „Toontje Poland onder de tropenzon”, „Brieven uit een djatihouten kist”, „De hoed met de struisveer, of Hoe mijn moeder in 1894 als ‘handschoentje’ naar Indië reisde” en „De put achter de Kembang Sepatoe”.
[27]Waarschijnlijk bedoelt de schrijver Piet Visser (* 1867 , † 1929), een schrijver van historische jongensboeken, zoals „Heemskerck op Nova Zembla”, „De vliegende Hollander”, „Heemskerck voor Gibraltar”, „Het beleg van Alkmaar”, „Taco de Minstreel : historisch verhaal”, „De beeldhouwer van Pompeji”, „De zwervers van het groote leger. Historisch verhaal uit het tijdperk 1810-1813”, „De ritmeester van Waterloo”, „De slag aan de Marne”, „Het beleg van Haarlem”, „Helden der kust. Een verhaal uit het Oost-Friesche visschersleven”, „Swinda en Hildegrim. Historisch verhaal uit de 5e eeuw toen de Friezen, Saksen en Franken ons land bewoonden” en „Het slot Brederode”.
[28]Louwrens Penning (* 2 december 1854 , † 12 januari 1927) was een Nederlands schrijver, die vooral bekendheid vergaarde met zijn boeken over de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika, zoals „De leeuw van Modderspruit”, „De held van Spionkop”, „De verkenner van Christiaan de Wet” en „De overwinnaar van Nooitgedacht”.
[29]Ary den Hertog (* 7 oktober 1889 , † 17 december 1958) was een Nederlands schrijver van toneelstukken, zoals „Ex-koning Peter”, „Drama’s in zakformaat”, „Des duivels prentenboek”, „Het Wonderlijk Uur” en „Het Heksenproces”; verder schreef hij romans en jongensboeken, waarvan „Zijn geheugen”, „Jan de Flapper”, „Turf in je ransel”, „De klok heit tien”, „Grensincident”, „Vrouwen naar Jacatra”, „De nar van Jacatra”, „De lach der goden”, „Chirurgie”, „Operatie geslaagd” en „Willem van Oranje” bekend zijn.
[30]Winnetou is niet vermoord door Santer of diens bende, maar door Sioux-Ogellallah!



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website