PAUL NOWEE OVER ZIJN 50-JARIGE HELD:

‘Voor Arendsoog sterft, lig ik onder de groene zoden’


Paul van der Put 1

Het kind dat ik was hield van Indianenverhalen. Nu nog trouwens.
Ik hield ook wel van cowboyverhalen, iets minder. Gelukkig hadden veel schrijvers van het genre de gewoonte om zowel blanken als roodhuiden in hun proza te doen, zodat ik voor de prijs van één boek ruimschoots aan mijn trekken kwam. Zeker bij Karl May, die met Old Shatterhand en zijn rode broeder Winnetou méér voor het begrip van die onderdrukte en bijkans uitgeroeide mensensoort heeft gedaan dan mening Amerikaans president.
Plotseling kreeg ik, als kind, ‘De dood van Winnetou’ in handen. De wereld verging. Karl May liet Winnetou zomaar sterven en keuvelde rustig nog 70 pagina’s door over ditjes en datjes. Met m’n nagel peuterde ik aan de laatste bladzijde, die vastgeplakt zat aan de dikke omslag. Geen spoor meer van Winnetou. Ik heb het boek nooit herlezen, alleen nog die ene fatale pagina met Winnetou’s laatste woorden.

*  *  *

Vijftig jaar geleden verscheen het eerste Arendsoog-boek 2. Het was geschreven door een energieke katholieke onderwijzer, JOHANNES NOWEE (14 kinderen, schoolhoofd, bibliotheekhulp, boekenschrijver). Natuurlijk werden Arendsoog, de blanke cowboy-speurder en zijn Indiaanse vriend Witte Veder vergeleken met de hoofdfiguren van Karl May.
Fout, want Karl May schreef in feite cultuurgeschiedenis, terwijl Nowee spannende cowboyboeken (met een Indiaan erin) voor de jeugd maakte. Johannes Nowee overleed in 1958, halverwege ‘Arendsoog en de goudkoorts’, sindsdien zet zijn zoon PAUL het werk voort. De Arendsoog-stand Vader-Zoon is nu 19½-35½. Minstens ’n boek per jaar, een halve eeuw lang – uit een enquête blijkt dat vrijwel alle Nederlanders de naam Arendsoog kennen en dat de meeste van hen ook nog weten wie hij is. In bibliotheken zijn Arendsogen permanent uitgeleend, bij de boekhandels van De Slegte, zo leert een rondvraagje, zijn ze zelfs niet tweedehands te koop.
In een herenhuis aan de rustieke Haagse Statenlaan, waar het gras hoog tussen de tramrails groeit, zit op een dikke houten deur een naambordje, niet groter dan een patroonhuls, met de letters P. Nowee.


Johannes Nowee, de ‘verwekker’ van Arendsoog in 1935, overleed in 1958. Rechts Paul Nowee, met de blik van zijn held.

Hoe sterft Arendsoog? En wanneer? Paul Nowee, die onlangs het 55-ste Arendsoogboek voltooide, zwijgt, trekt aan zijn dunne, extra-long bruine sigaret, tuurt pienter als zijn held door het rookwolkje en meldt dan met mystieke stem:
„Ik zal die fout nooit maken. Karl May liet Winnetou zomaar overlijden. Dom, dom, dom. Dat is zo’n teleurstelling geweest voor veel mensen. Dat had hij nooit moeten doen. En Arendsoog? Waarschijnlijk, als hij doodgaat, is hij heel oud en der dagen zat. Sterft in bed. Maar tegen die tijd lig ik zelf al onder de groene zoden.”
Zijn vader Johannes stierf midden in deeltje 20, zoon Paul pakte daar de draad op. Eén schrijver heeft Arendsoog dus al achter zich gelaten. Zal hij ook de tweede overleven?
Dit raadsel zal in de loop van het gesprek niet bevredigend worden opgelost („Af en toe hoor ik van een familielid dat een neefje aardig schrijft. Laat ’t mij zien, zeg ik. Maar dat is nooit gebeurd.”).
Logisch samengevat: Paul Nowee kan Arendsoog alleen overleven als hij hem laat sterven – maar dat schijnt dus niet de bedoeling te zijn.

★  ★  ★

Evenmin komt er een verlossend antwoord op de vraag die talloze schriftgeleerden van het Arendsoog-evangelie bezig houdt. In die boeken van Johannes en Paul hebben ettelijke tekenaars hun fatasie laten gaan over het uiterlijk, de kop van Arendsoog. In deel 6 ziet hij er dus geheel anders uit dan in deel 55.
En dat komt, zo stellen kritische lezers vast, omdat de heren Nowee steeds hebben nagelaten het hoofd van de held goed te beschrijven. Brede schouders, dat wel. Maar donker of blond? Blauwe of bruine ogen? Rechte, kromme of wipneus?
Wordt het geen tijd, zo vraag ik namens mijn immiddels volwassen zoons, en de rest van Nederland, wordt het na 55 deeltjes geen tijd om te vertellen hoe Arendsoog oogt?
Paul Nowee puft weer. Kijkt troostend door de rook en zegt: „Tja, die tekeningen. Ik zeg altijd, die hebben een ontwikkeling meegemaakt net als etalagepoppen. Die krijgen ook steeds meer van die gelikte koppen. Verder geen kwaad woord, de macht van de tekenaar en de fantasie van de lezer zijn groot. Heel veel lezers hebben toch een idee van Arendsoog, hoe die eruit ziet. Hij heeft nu voor alle kinderen een witte hoed op, een rode sjaal om de nek, geel hemd en blauwe broek.”
Wat een flauwekul, roep ik. Zijn gezicht, dáár gaat het om. Hoe zie JIJ hem? Je moet er nu echt iets over zeggen.
„Of juist niet. Dat is geheimzinnig. Daarmee blijft hij doorsnee. Als ik hem nou ga schrijven... moet ik hem soms blauwe ogen geven? Dat had mijn vader in het eerste boek moeten doen. Ik kan daar nu toch niet meer aan beginnen?”
Bijkans fluisterend bekent hij nog dat ‘Arendsoog niet meer zo gauw schrikt’, dat ‘Arendsoog wat ouder is geworden, zo’n tien jaar, maar dat die twee schrijvers zo lui zijn geweest om er 50 jaar over te doen’.

WIE VAN DE DRIE?



Verschillende tekenaars lieten hun fantasie gaan over de koppen van Arendsoog en Witte Veder. De Nowees hebben nooit verteld hoe hun hoofdfiguren er precies uitzien. Zoek’t maar uit: A. en WV in deel 6, in deel 55 en op een wedstrijdformulier.



★  ★  ★

Een derde vraag dan maar. Jullie boeken spelen zich af in Arizona. Is vader er ooit geweest?
„Al had mijn vader tamelijk snel succes met die serie, hij had ook nog veertien kinderen. Ik denk dat bruin het niet kon trekken. Hij zal best gewild hebben, maar hij is helaas nooit in Arizona geweest.”
En jijzelf?
„Ik zou er ook graag heengaan. Vijf jaar geleden heb ik nog de kans gehad, toen het vijftigste Arendsoogboek verscheen. Uitgeverij Malmberg bood me een cheque aan, om naar Amerika te gaan. En dan zou ik zeker Arizona hebben bezocht. Het is er niet van gekomen.”
Waarom niet?
„Ik zal het je vertellen, maar dan moet je wel die bandrecorder afzetten. Dit zeg ik off the record.”

Iets van waarde

Voor het overige is Paul Nowee (49, vrijgezel) best openhartig. Op de driemaal gestelde vraag (of hij zich niet heeft afgezet tegen zijn energieke, dominante vader), antwoordt hij ten slotte zacht:
„Nee, niet dat ik me bewust ben. Ik wil wel naar de psychiater gaan. Veel van je interesse wordt gewekt door je ouders, of juist niet. Ik neem aan dat iedere jongen zich wel tegen zijn vader afzet, maar dat hoeft niet negatief te zijn.
„Als ik het verwoord, klinkt het natuurlijk sentimenteel. Maar een foto die ik mijn hele leven niet zal vergeten is deze: mijn moeder was erg klein, ze zat dáár, bij de verwarming, in een speciale kleine stoel. Dan kwam mijn vader na schooltijd thuis. Hij moet moe geweest zijn, ging als schoolhoofd al om zeven uur de deur uit. Als hij dan binnenkwam kuste hij mijn moeder alsof hij haar voor het eerst ontmoette.
Hij ging op de leuning zitten, praatte en lachte met haar, had nog geen oog voor ons, kinderen. Hij noemde haar ‘vrouwtje’, dat is nu misschien een belediging. Maar er was iets van waarde tussen die twee, het was een zalig stel. Na dertig jaar huwelijk nog net zo verliefd alsof ze elkaar pas ontmoet hadden.
„Toen hij overleed dachten wij, kinderen, dat zij dat echt niet zou overleven. De pastoor heeft haar toen een bidprent gegeven met een tekst, daar heeft mijn moeder een enorme kick van gekregen. Woorden van mijn vader als waren zij tot mijn moeder gericht: Vrouwtje, wat we samen begonnen zijn moet je nu alleen afmaken. En dan verder iets als: ik houd van je.”

Rapport

Hoe zat die man z’n dag in elkaar?
„Dat is voor mij altijd een raadsel geweest. Hij moet een ongelooflijke energie gehad hebben. Schoolhoofd, veertien kinderen, boekenschrijver, werken in de bibliotheek. En pas na zijn dood zagen we al die erebaantjes die hij had: bestuur jeugdactie, in het gemeentemuseum, de spijbelcommissie, noem maar op. En dat was het knappe van die man, wij kinderen hebben nooit het gevoel gehad dat hij het gezin verwaarloosde.
Ik bewonderde hem. Hij was streng maar rechtvaardig. Als je in die tijd met een goed rapport thuiskwam, kreeg je een kwartje. Mijn vader deed dat niet. Je had de kans gekregen naar school te gaan, en om verder te leren, dus je deed gewoon je werk. Ik deed eindexamen en had de beste cijfers van de school. Mijn moeder zoende me uitgebreid. Met haar en met mijn vader liep ik na de diploma-uitreiking naar huis, zij tussen ons in. Toen het trottoir smaller werd, kwam hij naast me te lopen, legde z’n hand op m’n schouder en kneep erin. Dat was me meer waard dan een nieuwe fiets, of wat dan ook.”
Nee hoor, zijn werk was hem heilig. Pas als een boek gepubliceerd was, kregen wij het te zien. Bij mij gaat het ook zo. Ik haat het als mensen willen meelezen in mijn manuscript. Ik heb een neefje, die flikt het iedere keer weer. Komt ie binnen met z’n vriendin, klopt op m’n schouder: Hé, Paul, hoe is het ermee. Ik zit met z’n vriendin te praten, hij banjert door het huis, en ik weet ’t al hoor. Daar staat ie te lezen wat ik heb geschreven. Deed ikzelf ook bij mijn vader. Hij werkte ’s avonds. Als ik ’s middags thuiskwam was hij er nog niet, ik gauw naar boven en lezen wat ie de avond tevoren had geschreven.
Hij had al een paar jeugdboeken geschreven, toen hij op de figuur van Arendsoog kwam. Hij hielp in een bibliotheek, daar kwamen jongens met een brief waarop stond: wilt u mijn zoon dit of dat cowboyboek meegeven. Nou, mijn vader had al gauw door dat die jongens zulke briefjes zelf schreven. Er bestonden geen cowboyboeken voor jongens tussen zeg tien en vijftien jaar.

Het paard

Ik denk wel dat hij de Karl May-boeken kende, maar ik zou niet kunnen zeggen of hij daardoor op Arendsoog of zijn indiaanse vriend Witte Veder is gekomen.”
Is Arendsoog de meester, en Witte Veder eigenlijk de knecht? Ik kom erop omdat het paard van Arendsoog wél een naam (Lightfeet) draagt en dat van Witte Veder niet.
Dat is nou een vraag die vele kinderen stellen. Het is een typisch westerse cultuurgewoonte om dieren een naam te geven: de hond, de kat, de parkiet, het paard. Maar voor Indianen was een paard een gebruiksvoorwerp, net als bij ons de fiets. Die geef je toch ook geen naam. Een Indiaan heeft zeker z’n gevoelens ten opzichte van het paard dat hem helpt, neem ik aan.
Maar je komt nergens in de literatuur tegen dat een Indiaan een potje gaat zitten janken als z’n paard doodgaat. Hij hoeft die emoties niet te tonen, want, nietwaar, een Indiaan moet onverstoorbaar blijven. Hij stapt op een ander paard. In mijn kennissenkring zie ik mensen die jarenlang in een leuk Fiatje rijden en zeggen: ik laat ’m hier achter, ik moet er niet aan denken hem naar de sloper te brengen.”
Wat kreeg Johannes Nowee voor zijn eerste boek?

Miljoenen

Ik heb in een krant gelezen dat dat 250 gulden zou zijn. Ik weet niet of dat juist is. Ik denk dat hij, toen hij het manuscript inleverde, eerst 100 gulden kreeg, en daarna, toen het boek verscheen, nog eens 150 gulden. Dat bedrag van totaal 250 gulden heet ‘onverhaalbaar minimum’. Liep het boek slecht, dan had je in elk geval die 250 gulden binnen. Liep het goed, dan werd die 250 gulden verrekend met wat de verkoop opbracht. Mijn eerste contracten hadden dat ook hoor. Maar om nu eerst 100 piek op mijn rekening te laten overmaken voor postzegels en papier, dat is ook zoiets. Nee, voor mij is maart de maand van de grote verrassing, de afrekening.
Sinds de eerste Arendsoog zullen er nu 4,5 miljoen deeltjes zijn verkocht. Het eerste boek van mijn vader kostte geloof ik 1 gulden 25. Nu betaal je voor deel 55 ƒ 11,90. Omgerekend naar de huidige prijs is Arendsoog voor het concern dus goed geweest voor een kleine 50 miljoen gulden. Verder zijn er de vertalingen, Adlerauge in Duitsland en toen het eenmaal in het Zweeds vertaald was volgden Noorwegen, Finland. Voor Frankrijk en Italië zijn er ook vertalingen. We hopen ooit in Engeland en Amerika een voet aan de grond te krijgen, maar de Engelsen zeggen: wij hebben de beste kinderboeken van de wereld. Geef ze eens ongelijk.”

Puntje-puntje

Vader Nowee overleed midden in deel 20. Hoe ging dat verder? Dat was verrekt moeilijk. Hij beschreef de avonturen van. een branieschopper, Percy, die het Wilde Westen weleens zou veroveren. En toen schreef vader in zijn laatste zin: ‘En Percy was plotseling verdwenen ...’ Daar zat ik, met dat puntje-puntje-puntje. Waar was die verduivelde jongen, moest hij terugkomen of niet?
Het was een heel trieste situatie, toen mijn vader in 1958 stierf. Hij was er juist over gaan denken om het wat kalmer aan te doen, er waren wat kinderen uit huis, hij wilde dit grote huis wegdoen, de school opgeven en meer tijd besteden aan het schrijven. Daar was dus dat halve boek, de doorslag lag hierboven op zijn bureau.
De uitgever wilde na overleg met mijn moeder dat boek door een bekende schrijver laten afmaken. Ik dacht, dat boek van mijn vader, daar gaat toch geen vreemde aan zitten. Ik kon de gedachte niet verdragen: Arendsoog, door Johannes Nowee en Th. Pietersen of zoiets. Ik had wel ’s voor een schoolblad geschreven, verder niets. Jeugdige overmoed: ik begon daarboven verder te schrijven aan dat boek.”

Witte veer

„Mijn moeder vroeg, wat doe je daar toch. Opruimen, zei ik. Ze had het direkt door: je bent aan het boek van je vader bezig. Ze heeft er eerst niets over willen zeggen, maar toen gaf ze me een verdomd goed advies. Ga naar Leonard Roggeveen 3, zei ze, dat was een huisvriend. De bekendste kinderboekenschrijver, toen. Ik belde hem op en hij zei: breng mee wat je vader geschreven heeft en wat je zelf hebt gemaakt. Drie hoofdstukken had ik klaar, het hele boek telt er 26. Ik leverde de spullen af bij Roggeveen en nog diezelfde middag belde hij op: Ik kan verdomme niet zien waar J. is opgehouden en P. verder is gegaan. Dat was natuurlijk een witte veer in mijn haar.”
Paul stapte naar uitgeverijdirecteur Harry Teulings 4. Die zat daar achter een bureau van wel zes meter lang, alsof hij Churchill 5 in het groot was, enorme buik, dikke sigaar. En ik zat tegenover hem, klein, weggedoken in een stoel, en ik werd alsmaar kleiner. Hij zei het niet letterlijk, maar het kwam er wel op neer: wie bén je helemaal, kwajongen, kun je eigenlijk wel schrijven? Hij had volkomen gelijk.
Maar ik werd wat gifkikkerig, bleef aandringen. Hij stelde voor dat ik deel 21 zou schrijven, de andere auteur moest deel 20 afmaken.
Op die bekende schrijver kon Teulings rekenen, bij mij moest hij nog maar afwachten. Daar bleef ik tegen. Als compromis kwam uit de bus dat zowel die andere schrijver als ik het boek zouden afmaken, een soort wedstrijd. De rest van het verhaal is bekend. Deel 20 verscheen, ik werd journalist. Hoorde een jaar lang niets van de uitgever en kreeg toen plotseling een brief van hem: Waar blijft deel 21, zoals we toen hadden afgesproken? Uitgevers ...” , zucht Nowee.

Hij is toen pas gaan beseffen hoe moeilijk en gevaarlijk het was om met de serie door te gaan. Ik zou die twee figuren van mijn vader hardstikke dood kunnen schrijven, ze dingen laten doen die hij beslist niet gewild had. En er waren de normale twijfels als je met iets nieuws begint. Loopt het boek goed omdat het toch van mijn vader is en niet omdat ik het heb afgemaakt? Wat is mijn rol?
Ik herinner me dat ik in die tijd in een vakantiekamp op de Veluwe was. Rotterdamse kinderen waren daar ruitertje aan het spelen, je kent dat wel, een kind op de rug van een ander en dan elkaar eraf trekken. Er was een forse knaap, duidelijk de grootste en de sterkste. Hij viel van z’n vriendje af en ik hoor die kinderen nog in onvervalst Rotterdams roepen: Arendsoog flikkert van z’n paard! Dat was voor mij zo’n krankzinnige schok.
Als je zoon bent van een schrijver, nou, dat is net zoiets als zoon van een slager, of een violist, je weet niet beter. Ik had me nooit gerealiseerd dat Arendsoog voor die kinderen lééfde. Dat ze hem speelden. Ik was 21, het klinkt weer sentimenteel maar ik zeg het toch, ik dacht, als dat nou niet nodig is, als ik dat zou kunnen, ik doe het voor mijn moeder in de eerste plaats, voor de kinderen.”

Geweld

Was je vader bloeddorstiger dan jij? Bij hem valt vaak al na tien bladzijden het eerste schot, dan een vechtpartij, ga zo maar door. Jij bent scheutiger met geweld.
Dat is bij mij ook een ontwikkeling geweest. In mijn boeken wordt nu iets meer gesproken, iets meer gedacht, Arendsoog is meer een detective geworden. Schieten kan iedereen. Arendsoog weet altijd perfect de hand of het wapen van de tegenstander te raken.
Ik heb Witte Veder wel ’s een mes in de hand laten nemen in een situatie dat Arendsoog ontwapend is en op het punt staat neergeknald te worden. Witte Veder gooit dan met de dolk het wapen uit de hand van die kerel. Zelfs als iemand knock-out geslagen moet worden, doe ik dat met aversie. Een mes hoort bij een Indiaan, maar ik vind het zo’n griezelig wapen, zo bereikbaar voor iedereen, ook voor kinderen.”

„Of ik veel contact heb met kinderen? Ik heb in totaal, als er verder niets meer is gebeurd, 33 nichtjes en neven van mijn getrouwde broers en zusters. Ik ontmoet geregeld kinderen, spreek ze verder op boekenbeurzen, krijg brieven van ze. Meisjes schrijven trouwer dan jongens, als een meisje van het paard gevallen is meldt ze me hoe het verder met haar gaat. Ik kijk veel naar tv voor de jeugd, en denk wel ’s: dat zou ik niet durven maken, teveel geweld.

Ik erger me aan ouders die zeggen: mijn kind leest alléén maar Arendsoog. Word ik een beetje boos van, zeg dan: probeer ze wat van díe schrijver te laten lezen. Bij boeken krijg je de tijd om je eigen gedachten af te wikkelen, bij tv en film krijg je de ene klap na de andere, flits, doodschieten, je kunt ’t niet eens meer turven.
Er zijn inmiddels 4,5 miljoen Arendsogen gedrukt, reken je de vaders en neefjes van die boekenbeziters erbij, plus de bibliotheken, dan kom je grof gerekend op tien miljoen mensen die wel ’s een deeltje hebben gelezen. Ik heb nog nooit gehoord dat er iets engs is gebeurd onder invloed van het lezen van Arendsoog. Maar laat ik dat blijven afkloppen, touch wood. Verder laat ik dit onderwerp graag aan de pedagoochelaren over.”

Priester

Nowee vertelt dat zijn vader hem graag priester had zien worden. Dat wilde hij zelf ook wel, van z’n twaalfde tot zijn vijftiende zat hij op een seminarie. Maar plotseling had hij er genoeg van, keerde na een kerstvakantie met het koffertje in de hand naar huis terug. Zijn grote voorbeeld was pater Jacques Schreurs 6, missionaris op Nieuw Guinea, die de Julianarivier ontdekte en avontuurlijke boeken schreef.
„Mijn vader liet al in deel twee een pater doodgaan, die was waarschijnlijk een blok aan zijn been. Van katholicisme is in zijn latere boeken niets meer terug te vinden. Hij zat tijdens de wereldoorlog twee jaar ondergedoken, had mensen geholpen. Die roomse geest is na de oorlog snel weggevaagd door het gevoel van saamhorigheid dat je toen had. Rooms, gereformeerd, hervormd, je probeerde met elkaar samen te werken. Ikzelf ga nog wel naar de kerk, maar niet zo fanatiek.”

Pausen

Heb je wat met de paus? Ik ben nog wezen kijken toen hij 7 hier op bezoek was, heb zelfs foto’s genomen. Mijn vader stierf in dezelfde nacht als paus Pius XII 8. Voor mijn moeder was dat een steun, die zei: ze zijn hand in hand naar boven gegaan. Wat wil je nog meer?
Er werd toen een nieuwe paus gekozen, dat leuke, kleine dikke mannetje, Johannes XXIII 9. Voor het eerst in 400 jaar noemde een paus zich Johannes. Hoe heette mijn vader? Juist. Toen die aardige paus na een jaar of vier doodging, was dat een klap voor mijn moeder.
Er komt een nieuwe paus. Hoe noemt die zich? Voor het eerst in 700 jaar komt er een paus Paulus 10. Mijn moeder zei: dat is een teken van de hemel. Toen Paulus VI stierf, zei een broer: het spijt me erg, nou ben jij aan de beurt.
Maar de nieuwe paus die toen kwam noemde zich Johannes Paulus 11 en mijn broer vroeg: hoe flik je dat toch? Al na een maand ging die paus dood. Mijn broer zei toen: nou is het toch écht uit met je relatie. De volgende paus noemde zich Johannes Paulus II.
Nou zeg ik niks meer.”
Maar Arendsoog blijft spreken.


  [1]In: Het Vrije Volk : democratisch-socialistisch dagblad, 2 november 1985.
  [2]J. Nowee (voluit: Jan Nowee, * 17 juli 1901 , † 9 oktober 1958) schreef de eerste twintig delen van de Arendsoog-serie over de cowboy Bob Stanhope alias Arendsoog en zijn indiaanse vriend Witte Veder; later nam zijn zoon Paul Nowee (* 25 juni 1936 , † 30 september 1993) het stokje over en voegde nog eens 43 delen toe aan de serie.
  [3]Leonard Roggeveen (* 2 maart 1898 , † 22 juni 1959) was een Nederlandse onderwijzer, schrijver en illustrator van kinder- en jeugdboeken en toneelstukken, redacteur van jeugdtijdschriften en radioprogrammamaker. Zijn bekendste boeken zijn de jongensboeken „De ongelooflijke avonturen van Bram Vingerling” (1927) en „Het geheim van het oude horloge” (1928).
  [4]Harry Teulings (voluit: Henricus Augustinus Josephus Maria Teulings, * 17 november 1896 , † 17 december 1967) was van 1919 tot 1961 president-commissaris van L. C. G. Malmberg N. V. Uitgeversmaatschappij (in 1885 opgericht door Lodewijk Carel Gerard Malmberg, † 1919) in ’s-Hertogenbosch.
  [5]Winston Churchill (voluit: Sir Winston Leonard Spencer-Churchill, * 30 november 1874 , † 24 januari 1965) was een Brits politicus van de Conservative Party en premier van het Verenigd Koninkrijk van 1940 tot 1945 en van 1951 tot 1955. Daarnaast was hij een productief en succesvol schrijver en won hij in 1953 de Nobelprijs voor Literatuur voor zijn geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
  [6]Jacques Schreurs (voluit: Jacobus Hubertus Schreurs, * 9 februari 1893 , † 31 januari 1966) was een Nederlands priester van de congregatie Missionarissen van het Heilig Hart, dichter en schrijver die vooral bekend geworden is vanwege zijn driedelige roman „Kroniek eener parochie” waarop de beroemde televisieserie uit de jaren zeventig „Dagboek van een herdershond” is gebaseerd. Andere bekende boeken van Jacques Schreurs zijn o.a.: „De bloeiende wijnstok”, „Omnis terra”, „De hemelsche twistappel”, „Norbert van Gennep”, „De piëta”, „Passiespelen Tegelen. Van Gabbatha naar Golgotha”, „Mijn moeder Elisabeth”, „Spolia mundi”, „Zuster Clara van Assisië”, „Pelgrimstocht door Franciscaans Italië” en „Franciscus, de kleine arme van Assisië”.
  [7]Johannes Paulus II (Latijn: Ioannes Paulus PP. II, geboren als Karol Józef Wojtyła, * 18 mei 1920 , † 2 april 2005) was een Pools priester die aartsbisschop en kardinaal werd en uiteindelijk op 16 oktober 1978 verkozen tot 264e paus van de Rooms-Katholieke Kerk. Hij werd op 1 mei 2011 zalig en op 27 april 2014 heilig verklaard.
  [8]Pius XII (geboren als Eugenio Maria Giuseppe Giovanni Pacelli, * 2 maart 1876 , † 9 oktober 1958) werd op 2 maart 1939 tot 260e paus van de Rooms-Katholieke kerk gekozen. Aan het begin van zijn pontificaat brak de Tweede Wereldoorlog uit en in de laatste jaren ervan dreigde het gevaar van de Koude Oorlog, die er enkele jaren later dan ook zou komen. Theologisch belangrijk is zijn plechtige definitie van het dogma van Maria-Tenhemelopneming met ziel en lichaam in 1950.
  [9]Johannes XXIII (geboren als Giuseppe Angelo Roncalli, * 25 november 1881 , † 3 juni 1963) werd op 28 oktober 1958 als 77-jarige tot 261e paus van de Rooms-Katholieke Kerk gekozen. Hij startte op 11 oktober 1962 het Tweede Vaticaanse Concilie, dat in het teken van aggiornamento - vernieuwing in de RK kerk – stond. Hij werd op 3 september 2000 zalig en op 27 april 2014 heilig verklaard.
[10]Paulus VI (geboren als Giovanni Battista Enrico Antonio Maria Montini, * 26 september 1897 , † 6 augustus 1978) werd op 21 juni 1963 tot 262e paus van de Rooms-Katholieke Kerk gekozen. Hij zette het Tweede Vaticaans Concilie voort, dat door zijn voorganger, Johannes XXIII, begonnen was. Hij was de eerste paus die per vliegtuig rond de wereld reisde, een vorm van missie die paus Johannes Paulus II later zou vertienvoudigen. Hij werd op 19 oktober 2014 zalig en op 14 oktober 2018 heilig verklaard.
[11]Johannes Paulus I (Latijn: Ioannes Paulus PP. II, geboren als Albino Luciani, * 17 oktober 1912 , † 28 september 1978) werd op 26 augustus 1978 tot 263e paus van de Rooms-Katholieke Kerk. Zijn pontificaat duurde slechts 33 dagen. Hij werd op 4 september 2022 zalig verklaard.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website