„Boeken veranderen wanneer volwassenen

anders gaan denken over kinderen”


Els de Jong-van Gurp 1

Enige tijd geleden verscheen van Lea Dasberg 2 “Het kinderboek als opvoeder: twee eeuwen pedagogische normen en waarden in het historische kinderboek in Nederland.” Lea Dasberg is hoogleraar in de theorie en geschiedenis van stromingen en stelsels van opvoeding en onderwijs aan het Pedagogisch Didactisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Tevens is zij lid van de werkgroep “Boek en jeugd” van het Nederlands Bibliotheek en Lektuurcentrum te Den Haag.

Lea Dasberg is van mening dat de lectuur in de jeugd een grote rol speelt bij de normoverdracht op kinderen, bij het vormen van hun wereldbeeld en mensbeeld en de ontwikkeling van hun toekomstverwachtingen en -wensen. Om deze reden houdt zij zich als pedagoge zo intensief bezig met kinderboeken.
Zij zegt: “Kinderboeken weerspiegelen niet de maatschappelijke werkelijkheid, maar wel de pedagogische bedoelingen van een tijd en wel de kindbeelden die toen bestonden. Boeken veranderen wanneer volwassenen anders gaan denken over kinderen.”
Deze uitspraak is eigenlijk de basis van haar onderzoek naar de pedagogische normen en waarden in het historische kinderboek en de uiteenzetting van haar visie in “Het kinderboek als opvoeder”.
Het boek valt in twee delen uiteen. Deel 1 is een overzicht van het denken over (kinderen en) kinderboeken in de 19e en begin 20e eeuw in Duitsland en Nederland. Ook geeft zij haar opvatting over het kinderboek en zijn functie en invloed. Deel 2 is de verantwoording en gedetailleerde beschrijving van een onderzoek naar normen en waarden in 150 historische verhalen. Ik zal deze onderverdeling aanhouden in de behandeling van dit boek.

Belangstelling

Lea Dasberg constateert een hernieuwde belangstelling voor het kinderboek. Deze hangt samen met de huidige toenemende belangstelling voor media in het algemeen. In onze tijd wil men openlijk kleur bekennen in opvoeding en kritiek. Men wil het kind openlijk een moraal bijbrengen. Hiervoor wil men ook de media gebruiken: de krant, de televisie, de film en het kinderboek. Daarom is het kinderboek zo interessant voor velen die een boodschap hebben of menen te hebben. En zo gebeurt het dat neerlandici, sociologen, pedagogen en actievoerders zich buigen over het kinderboek.

Historische ontwikkeling

Een korte schets van de historische ontwikkeling van opvattingen over de mensen, de kinderen en hun boeken.
Het begon met de rationalistische of Verlichtingsstroom. Mens en kind zijn vrij van de erfzonde. Alle mensen zijn gelijk, verschillen ontstaan slechts door aanleg, deugd, vlijt, prestatie. Doel van het leven is individueel geluk. De kinderliteratuur staat bol van informatie die gericht is op het verwerven van kennis: ambachten, natuur, wetenschap. Dat zijn de onderwerpen.
Daarop volgde de romantische of Victoriaanse periode. Men valt weer terug op het geloof. De vlijt wordt hoog gewaardeerd. Men ervaart de verschillen (ook in stand) als wil van God. Het menselijk bestaan, ook van het kind dus, moet veredeld worden door besef van vergankelijkheid in het perspectief van de dood. Alles wat lichamelijk is, wordt onderdrukt en verzwegen.
Vervolgens kwam de realistische of Vom-Kinde-Aus-beweging. Men heeft een sterk vooruitgangsgeloof. De wereld wordt steeds welvarender en gelukkiger. De volwassenen willen de kinderen beschermen voor angst, misdaad en oorlog. Alleen kindervreugde en -verdriet zijn toegestaan en in kinderboeken loopt alles goed af. De reine, ongerepte kinderen leven in “Jeugdland”, of wel op “Jeugdeiland”. Dat is: veilig gescheiden van de grote boze wereld van de volwassenen.
Tenslotte wilde men na de Tweede Wereldoorlog, net als bij het Verlichtingsrationalisme, de kinderen weer confronteren met de werkelijkheid. Dat kunnen ze best aan. De boeken behandelen sociale problemen en doorbreken taboes.
Kinderboeken kunnen ons dus informeren over de pedagogische bedoelingen en over de kindbeelden die in een bepaalde tijd golden en gelden. Het is niet zozeer de maatschappelijke werkelijkheid die wij uit het boek kunnen afleiden.
Een voorbeeld: beschrijft men politieagenten die beschermend en reddend optreden, dan wil men waardering wekken voor het openbaar gezag Beschrijft men ze als over-strenge bullebakken, dan wil men duidelijk emoties wekken tegen machtsmisbruik.

Hierin lezen we weer het uitgangspunt van Dasbergs theorie en onderzoek.

Hoeveel invloed heeft het lezen van boeken op het kind en zijn ontwikkeling? Deze vraag is uiterst belangrijk voor al diegenen die gewetensvol met opvoeden bezig zijn. Zal datgene wat het kind leest, meewerken aan de opvoeding? Kan het schaden? Of maakt het allemaal niets uit?
Lea Dasberg geeft hierover duidelijk haar mening. Objectief bewezen is de invloed van kinderliteratuur nog nooit, dat moet ze toegeven. Maar, zegt ze, men mag niet aannemen dat autoriteiten op pedagogisch, literair en politiek gebied zich al twee eeuwen lang om niets druk maken. Invloed heeft literatuur zeker wel op kinderen. Maar hierbij maakt Lea Dasberg twee opmerkingen:
1. Het gaat bij het onderzoek naar de invloed van de kinderliteratuur niet “om welles of nietes”, maar om “meer of minder”. Literatuur is één van de vele invloeden die een kind ondergaat. Het boek voedt niet op, maar is hoogstens mede-opvoeder. De invloed van het boek wordt overigens ook bepaald door de wijze waarop het kind er mee in aanraking komt. Is het voorgeschreven, verplichte lectuur van school of is het aanbevolen door een boezemvriend? Of is het soms een “verboden” boek? In het eerste geval wordt de leeszin vaak geremd. In de laatste twee gevallen is het kind eerder bereid van het boek te genieten en er door beïnvloed te worden.
2. Een eenzijdig op (bij kinderen uitgevoerde) psychologische tests en enquêtes gebaseerd onderzoek kan nooit een hard bewijs leveren. Het resultaat is slechts een momentopname. De invloed kan over het algemeen pas later, in het verdere leven, blijken. Ook is de formulering van vragen vaak tendentieus, zodat geen zuiver beeld verkregen wordt. Wel van groot belang kunnen de uitspraken van volwassenen zijn over de boeken van hun jeugd. Daaruit kan blijken wat de invloed was en hoe blijvend die invloed was. Enkele voorbeelden hiervan: Einstein 3 dacht vaak in moeilijke omstandigheden terug aan Karl May en Maarten ’t Hart 4 werd door “Niels Holgerssons wonderbare reis” 5 bepaald tot zijn studiekeuze: biologie. Tot slot is het van groot belang te realiseren dat kinderen relatief weinig gevormd en erg ontvankelijk zijn. Dit maakt de invloed van boeken op kinderen anders van karakter en groter dan ze op volwassenen is.

Functie van de kinderliteratuur

Welke functie vervult het boek voor een kind? Een vraag die van even groot belang is als die naar de inhoud. Bij het bespreken van de functie van een kinderboek komen drie zaken aan de orde: identificatie, grensverleggen en het bieden van de “verborgen plaats”. Identificatie is een heel belangrijke functie: het kind moet zichzelf als het ware kunnen verplaatsen in de (hoofd)persoon van het boek. Bij deze identificatie komen twee begrippen om de hoek kijken: de leefwereld en de belevingswereld van het kind.
De leefwereld betreft het milieu waarin het kind opgroeit. De belevingswereld is het geheel van gevoelens, gedachten en wensen dat het kind heeft. Een groot verschil dus.
Lea Dasberg is van mening, en verschilt daarin van veel andere pedagogen, dat het kinderboek niet hoeft aan te sluiten bij de leefwereld, het milieu van het kind. Boeken die daar wel volledig bij aansluiten werken bestendigend. Er gaat geen activering van het boek uit, want het beschrijft slechts de bekende dingen. De kennis van feiten en situaties wordt niet uitgebreid. Een kind identificeert zich niet met wat het is, maar met wat het wil zijn. Het schrijven van boeken over het arbeidersmilieu voor arbeiderskinderen, bij voorbeeld, bevestigt en bestendigt de klassemaatschappij. Net zoals het zolang mogelijk handhaven van babytaai het kind klein houdt.
Nee, zegt Lea Dasberg, een kind is geen herkauwer en daarom moet zijn boek niet aansluiten bij zijn leefwereld, maar het daarbuiten leiden. Een kinderboek moet grensverleggend zijn! De belevingswereld kan ongebreideld de grenzen van de leefwereld overschrijden. Sommigen noemen dat escapisme, ontsnappen uit de werkelijkheid, anderen, zoals mevr. Dasberg, nieuwsgierigheid en avonturenbelustheid. Een kind met een normale dosis fantasie en emotionaliteit legt zijn grenzen ver buiten die van zijn leefwereld. Er zijn veel soorten van grensverlegging in een boek: andere landen en volken; leven van dieren en planten; kennis en wetenschap. “Het belangrijkste is dat boeken ervaringen aanreiken die het kind in zijn (reële) situatie nooit zou kunnen opdoen”, zegt de hoogleraar.
Ook is het boek een “verborgen plaats” in het kinderleven. Deze term “verborgen plaats” is afkomstig van de pedagoog M. J. Langeveld 6. Het betekent: “ daar waar het kind zich lijfelijk én geestelijk kan terugtrekken”: een eigen hoekje op zolder, of, een boek. Wat het kind als belevingswereld heeft is intiem, privé-domein. Door deze functie van het kinderboek gaat het kind creatief met zijn boek om: herschept het naar zijn eigen behoeften. Zo lezen geen twee kinderen in feite het zelfde boek. Mede hierdoor kunnen kinderen er moeite mee hebben hun ervaring en mening over een gelezen boek ter sprake te brengen: het is immers hun verborgen plaats, hun vrijplaats?!
Vanaf de veilige verborgen plaats is het boek ook de uitkijkpost. Het heeft een wereldoriënterende functie. Rustig, in zijn eigen tempo, laat het kind de wereld via het boek op zich afkomen. Zo is de “verborgen plaats” van positieve betekenis voor de zich vormende mens, het kind.

Het onderzoek; de opzet

Omdat Lea Dasberg ervan overtuigd was dat kinderliteratuur een grote rol speelt bij de normoverdracht op kinderen is haar onderzoek gericht op de normen en waarden die in jeugdboeken te vinden zijn.
Keuze van het onderzoeksgebied werd het historische kinderboek. Dat wil zeggen “fictieve ontspanningsboeken die het kind met enigerlei periode uit de geschiedenis of met een historische persoonlijkheid confronteren”.
Ter verantwoording van deze keuze wordt een negental redenen aangedragen:
1. Dasbergs eigen vakspecialisme is historie (van de pedagogie).
2. Het genre is gedurende de hele onderzoeksperiode (1781-1976) present. Zo kunnen dus historische conclusies worden getrokken.
3. Het genre brengt een eigen leeftijdsgroep met zich mee: vanaf 9 à 10 jaar. Vóór die leeftijd hebben kinderen nog niet voldoende kennis van bv. geschiedenis en aardrijkskunde.
4. Het genre beantwoordt het meest concreet de vraag naar het overdragen van normen en waarden.
5. De historische verandering van mens- en kindbeeld is vrij direct af te leiden uit de keuze van de held(in) van het verhaal.
6. Het genre heeft de meeste mogelijkheden om kinderen te confronteren met dingen waarin ze in hun dagelijks leven niet mee in aanraking komen.
7. De keuze van het in het boek beschreven tijdperk verhult al iets over het mensbeeld en de opvoedingsdoelen van de schrijver.
8. De numerieke verhouding tussen Nederlandse en vertaalde schrijvers zegt misschien iets over een nationalistische tendens.
9. Het genre is zelden voornamelijk voor jongens of voor meisjes geweest.

Werkwijze en inhoud

Uit een bestand van 1734 titels werd een steekproef van 150 getrokken voor nader intensief onderzoek. Deze 150 boeken waren verspreid over 5 verschillende periodes tussen 1781 en 1976. In 1781 werd het oudste materiaal gevonden en daarom neemt het onderzoek daar een begin.
De boeken werden onderzocht aan de hand van een uitgebreide vragenlijst van 27 hoofdvragen, die elk in een aantal kleine vragen uiteenvallen. ledere vraag wordt afzonderlijk in een paragraaf behandeld. Hoeveel boeken en welke, zeggen wat over het in de vraag aan de orde zijnde onderwerp. Tabellen met percentages begeleiden en onderbouwen de uiteenzetting. Elke paragraaf sluit af met een korte conclusie. Enkele voorbeelden van vragen: “Hoe wordt de oorlog beschreven?”, “Oude mensen”, “Klassen en standen”, “De dood”, “Plaats van de religie”.

Par. II, vraag 15: Hoe wordt oorlog beschreven

I
%
II
%
III
%
IV
%
V
%
Nationalistische chauvinistische verheerlijking 20 20 16 6 0
(Koloniale) expansie positief gewaardeerd 13,3 8,6 4 4 0
Heldendood verheerlijkt 6,6 8,6 4 2 4
Minachting voor de vijand 13,3 2,9 12 14 4
Triomf over verplettering van de vijand 13,3 2,9 8 2 8
Tellen van de doden 13,3 2,9 0 0 0
Prediking van navolging van helden 13,3 5,7 12 12 0
Liever dood dan overwonnen 6,6 2,9 0 8 0
Pacifisme gevaarlijk en slap 0 0 0 2 0
Oorlog: kans tot carrière en avontuur 13,3 14,3 8 0 0
Oorlog vanzelfsprekend als wraak en eerherstel 6,6 11,4 8 6 0
God is partij 13,3 8,6 0 8 0
Noodzakelijk kwaad t.b.v. het recht 20 28,6 28 26 12
Oorlog: ultima ratio, beter is diplomatie 0 5,7 8 10 12
Rouw om doden 0 22,9 44 28 12
Oorlog is immoreel, zinloos 0 8,6 28 26 12
Oorlog is destructief 6,6 40 36 42 24
Nadruk op verscheurde gezinnen 13,3 11,4 12 14 12
Dubbel gelijk 13,3 0 4 4 20
Desertie beter dan vechten 0 5,7 0 2 0
N.v.t. 33,3 14,3 28 18 40


Een wat meer uitgewerkt voorbeeld: Uit de hierbij afgedrukte tabel van par. 16, vraag 20 “de dood” valt o.a. te constateren dat “berustend door geloof in hiernamaals (zaligheid), tevreden inslapend” voorkomt in 66,6 % van de boeken in periode I (1781-1880), in 37,2 % van de boeken in periode II, (1881-1920), in 16 % van de boeken in periode III (1921-1940), in 14 % van de boeken in periode IV (1941-1968) en in 4 % van de boeken in periode V (1969-1976).

Par. 16, vraag 20: De dood

I
%
II
%
III
%
IV
%
V
%
Kinderen: berusting
                 angst
                 verdriet
6,6
0
0
2,9
0
0
4
12
8
2
6
4
0
12
8
Kindermoord 0 2,9 4 0 4
Vreselijk als je jong bent 6,6 0 4 4 0
Realistische beschrijving:
kinderen
volwassenen


0


0


0


0

12
16
Oude mensen: waardig, perspektief op hiernamaals 13,3 8,6 12 2 0
Huiveringwekkend, gruwelijk 6,6 8,6 16 10 12
Droevig, rouw voor nabestaanden, vaak: mee willen sterven! 33,3 25,7 16 24 4
Verdiende dood, straf voor slecht gedrag 13,3 2,9 0 4 4
Zelfmoord 13,3 0 4 2 8
Sneuvelen, geen individueel gebeuren 20 14,3 8 12 16
Vechten om elkaars leven te redden 0 2,9 0 2 0
Heldendood: geweldig te sterven voor vaderland 13,3 14,3 8 4 0
Natuurlijk, vanzelfsprekend, onlosmakelijk verbonden met leven 26,6 14,3 20 24 12
Berustend door geloof in hiernamaals (zaligheid), tevreden inslapend 66,6 37,2 16 14 4
N.v.t. 0 5,8 28 10 20


In de toelichting zegt mevr. Dasberg: “Het vermoeden van samenhang met de secularisering en deconfessionalisering wordt met dit onderzoek uitdrukkelijke zekerheid. Immers berusting in de dood door geloof in het hiernamaals en de te verwachten zaligheid die tevreden doet inslapen vermindert drastisch in de boeken: 66,6%, 37,2%, 16%, 14%, 4%.” (pag. 275). Hierna geeft zij een aantal kenmerkende citaten uit verschillende periodes.

Beoordeling

“Het boek wil bijdragen tot de vorming van een pedagogisch gefundeerde theorie over het kinderboek” leest men op de acherflap van “Het kinderboek als opvoeder”.
Dat doel bereikt het zeker. Al lezende, en studerende, krijgt men zeer gedegen informatie opgedist. Deze informatie leidt tot een flink stuk kennis en meningsvorming op het gebied van de ontwikkeling van het kinderboek en de functie en invloed ervan.
Vooral dit laatste is van belang voor christenen die in alle aspecten van de opvoeding verantwoord bezig willen (en moeten) zijn. Het is dan van groot belang te weten dat kinderboeken in staat zijn normen en waarden over te dragen en het kind kennis te doen maken met de wereld om hem heen.
De lezer van dit boek krijgt een duidelijk overzicht aangereikt van historische jeugdboeken en wat daarin aan de orde komt. Een tekortkoming aan “Het kinderboek als opvoeder” is het ontbreken van een duidelijk verband tussen de twee delen: de theorie en het onderzoek. In het onderzoek wordt gewerkt met discussies en opvattingen uit het theorie-gedeelte, maar het is de lezer die de verbanden moet leggen. Ook ontbreekt een overkoepelende conclusie. Wat heeft het onderzoek uiteindelijk uitgewezen? Het is weer de lezer die hier zelf mee aan de slag moet. Dit maakt het boek ook moeilijker toegankelijk.
De doelgroep waarop deze uitgave gericht is, wordt niet in de eerste plaats gevormd door de ouders, maar meer door diegenen die beroepsmatig met opvoeding en/of kinderboeken te maken hebben. “Het kinderboek als opvoeder” is een interessante studie, die desondanks toch vlot leest.

Naar aanleiding van: Prof. dr. L. Dasberg. Het kinderboek als opvoeder: twee eeuwen pedagogische normen en waarden in het historische kinderboek in Nederland. Met medewerking van: drs. J. E. Hilhorst- Haars, Anke Boelens en Benedikte Wilshaus. 422 pag., paperback. Van Gorcum. Prijs: ƒ 52,50. Met literatuuropgaven.


[1]In: Nederlands Dagblad : gereformeerd gezinsblad, 27 april 1983.
[2]Lea Dasberg (geboren als: Lena Dasberg, * 18 oktober 1930 , † 8 april 2018) was een Joods-Nederlandse historisch pedagoog. Zij werkte van 1959 tot 1970 als lerares geschiedenis aan het joodse Maimonides Lyceum in Amsterdam; van 1970 tot 1980 werkte ze als wetenschappelijk hoofdmedewerker in de historische pedagogiek aan het Instituut voor Pedagogische en Andragogische Wetenschappen (IPAW) van de Rijksuniversiteit Utrecht en van 1980 tot 1987 was ze hoogleraar theoretische en historische pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. In 1985 emigreerde ze naar het bezette deel van Palestina. Haar boek „Het kinderboek als opvoeder: twee eeuwen pedagogische normen en waarden in het historische kinderboek in Nederland” verscheen in 1981 bij Van Gorcum in Assen. ISBN: 9023217683.
[3]Albert Einstein (* 14 maart 1879 , † 18 april 1955) was een Duits, later Zwitsers en nog later Amerikaans theoretisch natuurkundige van Joodse afkomst. In 1921 ontving hij voor zijn verdiensten voor de theoretische natuurkunde, en met name voor zijn ontdekking van de wet van het foto-elektrisch effect de Nobelprijs voor de Natuurkunde.
[4]Maarten ’t Hart (* 25 november 1944) is een Nederlandse gedragsbioloog en schrijver. Bekende boeken van hem zijn o.a. „Stenen voor een ransuil”, „Een vlucht regenwulpen”, „De dorstige minnaar”, „De droomkoningin”, „De kroongetuige”, „De ortolaan, novelle”, „De jacobsladder”, „Onder de korenmaat”, „De nakomer”, „De vlieger”, „De zonnewijzer”, „Lotte Weeda” en „Het psalmenoproer”.
[5]Nils Holgerssons underbara resa genom Sverige” (d.i. „Nils Holgerssons wonderbare reis”) is een boek uit 1906 van de Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf (voluit: Selma Ottilia Lovisa Lagerlöf , * 20 november 1858 , † 16 maart 1940), dat in eerste instantie bedoeld was om kinderen op een speelse manier de topografie van Zweden te leren; dat nam niet weg dat het boek een wereldwijde bestseller werd: al in 1911 verscheen bijv. de Nederlandse vertaling.
[6]Martinus Jan Langeveld (* 30 oktober 1905 , † 15 december 1989) was van 1946 tot 1971 hoogleraar pedagogiek aan de Rijksuniversiteit Utrecht; hij geldt nog steeds als een van de belangrijkste Nederlandse pedagogen uit de tweede helft van de 20e eeuw.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website