Dappere krijgers (en angsthazen)

Margreet Hirs 1

Bij Peter Loeb 2 verscheen onlangs „De schreeuw van de dondervogel” met als ondertitel: „De beste indianenverhalen”, ingeleid en van commentaar voorzien door Anton Quintana. Anton Quintana (pseudoniem van Anton Kuyten 3) is één van de heel weinigen in Nederland die zich verdiept heeft in de Indiaan. Hij werkte mee aan kinderbladen (een aantal „indianenverhalen” bewerkte hij voor kinderen), radio (hoorspelen) en tv („Duel in de diepte”, een jeugdserie), schreef een aantal detectives met hoofdpersoon Rufus en maakte tevens een reeks uitstekende bewerkingen van een aantal verhalen van De Maupassant 4, waarvoor hij de Amerikaanse Emmy Award kreeg.

Hij heeft het boek, dat 416 pagina’s telt, als volgt Ingedeeld:
1. De indiaan als romanfiguur (klassiek).
2. Indianen over zichzelf.
3. Zeven opperhoofden.
4 Ontmoetingen met Indianen.
5. De indiaan als romanfiguur.

Curieus om te lezen – voor mij althans – was Karl May met zijn oubollige humor en serieus bedoelde dialoogjes als: „Sir, hier in het westen mogen wij niet op een druppel bloed kijken”.
Zane Grey 5, westernschrijver van reputatie, blijkt praktisch onleesbaar vanwege het kitsig gefilosofeer, en de natuur lijkt wel in acrylverf uitgevoerd. Je wordt er moe van! Bovendien is het verreweg de slechtste vertaling van het hele boek.
Gelukkig zorgt Jack London 6 meester op zijn terrein en onze eigen Jan Cremers 7 grote leermeester, met een verhaal over het temmen van paarden voor een goed tegenwicht.
In het tweede gedeelte springt het relaas van Chief Joseph, zoals zijn „christennaam” luidt, terwijl hij Inmuttooyahlatah 8 heet, hetgeen betekent „Donder aanrollend over de bergen” er uit. Eigenlijk is dit het enige verhaal waarin het tot je doordringt hoe verschrikkelijk deze volkerenmoord was.

Want laten we eerlijk zijn – Quintana geeft het met tegenzin toe – de Apachen waren ook zulke lekkertjes niet. En dan mogen er nog wel tientallen andere stammen bestaan hebben, maar een vaak nog levend persoon drastisch van zijn haardos ontdoen, ofwel scalperen, daar zou een fatsoenlijk christenmens toch nooit op gekomen zijn! Of wel? 9 Een kamp of een reservaat, wat is het verschil?
Uit de verhalen opgetekend uit de mond van de indianen zelf komen ze naar voren als zeer godvruchtig (J. W. Schultz, een Amerikaan die nota bene met een indiaanse vrouw getrouwd is, spreekt over „tot de Zon bidden om succes”); hadden harmonische huwelijken, hielden veel van paarden en waren goede huisvaders. De kinderen werden al vroeg gehard, moesten met vier jaar leren paardrijden, elke morgen een duik in ijskoud water (er werd een wak in het ijs gehakt) nemen, lieten zich graag met een takkenbos afranselen, dit alles om een „man” te worden. Geen verwende westerse kliertjes dus. Maar ook de „mannen” huilden een nacht lang om een overleden dierbare.
De vrouwen, die huiden looiden, voor kleren en eten zorgden, onderrichtten de kinderen dagelijks twee uur mondeling in taal en cultuur. Voor het stervensuur was een originele oplossing, die in ons klimaat ook ten uitvoer gebracht zou kunnen worden: de karavaan trok verder en opa of opoe werd met een laatste houtvuurtje in de sneeuw achtergelaten.
„De schreeuw van de dondervogel” is een uitstekende bundel, waarvan ik hoop dat er binnenkort een vervolg komt, maar dan wel in de vertaling van Yanik Kuyten, die in deze bundel bewijst hoe het wel kan.

[...]


  [1]In: Provinciale Zeeuwse Courant, 27 maart 1982.
  [2]Peter A. Loeb (* 23 december 1954) is een uitgever in Amsterdam.
  [3]Anton Quintana (pseudoniem van Anton Adolf Kuyten, * 6 september 1937 , † 15 oktober 2017) was een Nederlandse schrijver, die o.a. vier thrillers met de ex-gangster Rufus in de hoofdrol schreef: „Het kille ontwaken”, „De verre vriend”, „De overlevende” en „De rattenjacht”. Verder zijn van zijn hand o.a. de jeugdboeken „De bavianenkoning” en „Het boek van Bod Pa”. Naast boeken en verhalen schreef hij ook scenario’s voor jeugdseries op de Nederlandse tv, zoals „Duel in de diepte” en „De kris pusaka”. Verder was hij actief als vertaler.
  [4]Guy de Maupassant (* 5 augustus 1850 , † 6 juli 1893) was een Frans schrijver van zeven romans en driehonderd verhalen en novellen. Zijn bekendste werken zijn o.a. „Le Cas de Mme Luneau”, „Une vie”, „Une vendetta”, „Les Sabots”, „La Confession (1883)”, „L’Aveu (Guy de Maupassant)”, „L’Abandonné”, „La Confession (1884)”, „Yvette”, „L’Héritage”, „Une Vente”, „Le Diable” en „L’Assassin”.
  [5]Zane Grey (voluit: Pearl Zane Grey, 31 januari 1872 , † 23 oktober 1939) was een Amerikaans tandarts en schrijver van westernromans. Zijn bekendste romans zijn „The Spirit of the Border”, „Riders of the Purple Sage”, „The Lone Star Ranger”, „The Rainbow Trail” en „The Maverick Queen”.
  [6]Jack London (pseudoniem van John Griffith Chaney, * 12 januari 1876 , † 22 november 1916) was een Amerikaans schrijver van romans en korte verhalen die zich voornamelijk afspelen in de Stille Zuidzee en in Alaska. Zijn bekendste romans en novellen zijn „The Son of the Wolf”, „The Call of the Wild”, „The Sea-Wolf” (in het Nederlands vertaald als „De Zeewolf”), „White Fang” (in het Nederlands vertaald als „Wittand”, ook bekend onder de titel „Pit-tah, de Grijze Wolf”), „Martin Eden”, „The Cruise of the Snark”, „John Barleycorn” (in het Nederlands vertaald als „Koning Alcohol”), „The Valley of the Moon”, „The Little Lady of the Big House” en „The Turtles of Tasman”.
  [7]Jan Cremer (* 20 april 1940) is een Nederlandse schrijver en beeldend kunstenaar, wiens roem vooral berust op de romans „Ik, Jan Cremer”, „Ik, Jan Cremer, tweede boek”, „Ik, Jan Cremer Derde Boek” en „De Hunnen”.
  [8]Hin-mah-too-yah-lat-kekt (ook wel gespeld als Hinmatóowyalahtq̓it, door de „bleekgezichten” Chief Joseph of Young Joseph genoemd , * 3 maart 1840 , † 21 september 1904) was van 1871 tot 1904 de leider van de Wal-lam-wat-kain (oftewel Wallowa)-stam van de Niimíipuu („Nez Percé”) en is bekend van zijn strijd tegen de Amerikanen in de zogeheten Nez Percé-oorlog.
  [9]In Europa werd het scalperen reeds gepraktiseerd door de Scythen, zoals blijkt uit de „Historiae” van Herodotus, en in de 9e eeuw werd het volgens de Franse schrijver Emmanuel Domenech (* 1826 , † 1886) toegepast in oorlogen tussen de Visigoten, Franken en Angelsaksen. Maar de grootste bekendheid kreeg het scalperen door het gebruik bij de indianen in Noord-Amerika. Dat de theorie dat de indianen de praktijk hadden geleerd van de blanke indringers – een gedachte die ook al bij Karl May voorkwam, maar vooral in de jaren ’60 van de twintigste eeuw aan populariteit won – wordt volgens de Amerikaanse etnohistoricus James L. Axtell (* 20 december 1941) weersproken door archeologische, historische, taalkundige en beeldkundige bewijzen. Een van deze archeologische bewijzen is een in de Amerikaanse staat South Dakota gevonden massagraf uit de vroege 14e eeuw (of eerder) met ongeveer 500 slachtoffers, waarvan een aantal lijkt te zijn gescalpeerd. Dat wil niet zeggen dat Europese kolonisten zich niet ook schuldig maakten aan deze praktijk: tijdens de Dummers oorlog (1721-1725) boden de Britse koloniale autoriteiten bijvoorbeeld 100 pond per indiaanse scalp (naar hedendaagse maatstaven ongeveer 20.000 dollar). Van vrijbuiter John Lovewell (* 14 oktober 1691 , † 9 mei 1725) is bekend dat hij scalpjachtexpedities uitvoerde om dit geld in de wacht te slepen. In de 18e eeuw werden dergelijke beloningen vaker uitgevaardigd door koloniale overheden om het doden van indianen te versnellen. In koloniaal Mexico bestond van de jaren 1830 tot 1890 een scalpeerwet in de staten Chihuahua, Sonora en Durango, die tot doel had om de opstand door de Apachen neer te slaan. De wet loofde een premie van 100 pesos (later 200) uit voor scalpen van krijgers vanaf 14 jaar, 50 pesos (later 100) voor scalpen van indianenvrouwen en 25 pesos (later 50) voor die van kinderen.
[10]James Willard Schultz (bijgenaamd Apikuni (=Gevlekte Jurk), * 26 augustus 1859 , † 11 juni 1947) was een Amerikaans ontdekker, bonthandelaar, auteur en historicus van de Blackfeet. Hij was van 1879 tot haar dood in 1903 getrouwd met Natahki (=Fijne Schildvrouw), een Piegan; hun zoon heette Lone Wolf oftewel Hart Merriam Schultz (* 1882 , † 1965). James Schultz schreef in totaal 37 boeken, waarvan de meeste over het leven van de Blackfeet gingen; het bekendste daarvan is „My Life as an Indian – The Story of a Red Woman and a White Man in the Lodges of the Blackfeet”.
[11]Yanik Kuyten (* ?) is vermoedelijk een zoon van Anton Kuyten alis Anton Quintana (vgl. noot 3); hij vertaalde in 1980 „De beste verhalen van Guy de Maupassant”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website