Met Karl May kun je alle kanten uit

H. de Beunje 1



HONDERDVEERTIG jaar geleden werd in het Duitse stadje Ernstthal de schrijver Karl May geboren. Als kleine jongen zat hij bij zijn grootmoeder op schoot en luisterde naar de sprookjes die zij vertelde. Mislukt als onderwijzer besloot May zelf verhalen te gaan vertellen. Tot zijn dood op 30 maart 1912 zou hij meer dan zeventig boeken schrijven zowel voor kinderen als volwassenen. In de Bondsrepubliek Duitsland, in Nederland en vele andere landen is Karl May een bestseller-schrijver geworden. Dat is echter geen garantie gebleken voor onverdeelde waardering en bewondering. A. de Beunje schildert het portret en leven van een controversiële figuur.





.

HET is al weer enige maanden geleden dat ik op de markt in Hilversum bij het stalletje met de tweedehands boeken een grote groep jongens tussen de twaalf en vijftien jaar zag staan. Wat ze zochten waren Karl May-pockets. Op de een of andere manier hadden ze gehoord dat uitgeverij Het Spectrum zou stoppen met de Karl Maypocketserie. De jongens wilden voordat de reeks uitverkocht zou raken hun persoonlijke May-verzameling compleet maken.
Ik zou zo gauw geen andere schrijver weten, die een groep jongens naar zo’n stalletje of naar de boekhandel drijft om hun zakgeld uit te geven aan boeken zonder plaatjes. Het Spectrum heeft Karl May twintig jaar lang aan de jeugd kunnen verkopen. Deel 1 over Winnetou beleefde elf drukken. Het Spectrum wordt als uitgever van Karl May opgevolgd door uitgeverij Becht 2, al eens eerder de avonturen van Old Shatterhand (te vertalen met Oude Schaterhand volgens enkele kinderen) en van Kara Ben Nemsi in gebonden vorm op de markt bracht. Zouden de jongens ook geweten hebben dat de herdrukken van Becht niet alleen mooier en duurder zijn, maar ook veel minder authentiek en veel minder compleet dan de goedkope May-vertalingen van Het Spectrum? En zouden de jongens weten dat er in Nederland al jaren bij vlagen geruzied wordt over de kwaliteit van May-vertalingen en -bewerkingen? En dat de redacteur van de serie bij Het Spectrum, dr. F. C. de Rooy 3, ooit pleitte voor niet bewerken en goed vertalen, maar dat zijn serie ook een bewerking is geworden met soms irriterende vertaalfouten? De buffalo bijvoorbeeld wordt nu eens goed vertaald met bison, dan weer helemaal fout met buffel.
Mannen die nu op leeftijd zijn, vijftig- en zestigplussers, weten zich vaag te herinneren dat er in hun jeugd ook gestreden werd over Karl May zelf. Wat dan is blijven hangen, is, dat May in de gevangenis gezeten heeft en dat hij net gedaan heeft of hij al die reisavonturen van Old Shatterhand en Kara Ben Nemsi zelf beleefd heeft. Er was ook nog iets met geweren, met een zilverbuks en een beredoder, maar het fijne weet men er niet meer van. Inderdaad is Karl May een heel omstreden figuur. Krantepagina’s vol zouden te vullen zijn met volkomen tegenstrijdige meningen over May en zijn boeken. Wie op zoek gaat naar de ware Karl May komt terecht in een dooljof van opinies, rare feiten, vooroordelen, polemieken en bizarre onderzoeken.

Wilde dromen

Een greep uit de oordelen die in de afgelopen decennia over May geveld werden levert dit beeld op: Sommigen vinden May „een simpele volksschrijver”, anderen verheffen hem tot „de laatste grote mysticus van de Duitse literatuur”. Volgens de een is May „een begenadigd jeugdboekenschrijver”, de ander roept dat hij „gewoon een slechte schrijver” is, of erger nog, dat „hij de jeugd bederft” met suggestieve liefdesscènes. Een wat meer vrijgevochten criticus vindt May echter weer „erotisch gortdroog”. Er is een beledigd volksdeel dat over May denkt en schrijft als „een geboren misdadiger” maar er zijn ook mensen die May beklagen als „het slachtoffer van een onmenselijke justitie, een man die „de dood ingehetzt” werd. Een wat arrogante man zegt dat Mays boeken „leesvoer voor het eeuwige onmondige volk” zijn. Het volk zelf bejubelde May bij duizenden tegelijk als pacifist in de tijd dat keizer Willem II 4 oorlog wilde en zijn kanonnen van het type Dikke Bertha 5 liet bouwen. Links bla-blaat dat May een „uitwas van het imperialisme” is, militaristisch rechts claimt May, de schrijver van Vrede op Aarde 6, als „een voorbeeld van de ware Duitse mentaliteit”. Godfried Bomans 7 heeft zich ooit met een misselijk artikel getiteld Het stinkt hier naar gas in de rijen geschaard van degenen, die in May „een voorloper van de nazi’s en van de SS” zien, terwijl de anti-fascistische filosoof Ernst Bloch 8 ontroerd terugdenkt aan zijn „Charley”: „Hij schrijft geen bloedige dromen, maar wilde dromen en meeslepende sprookjes.” Het kon natuurlijk ook niet missen dat omstreeks dezelfde tijd dat er onthullingen gedaan werden over het sexleven van Jezus Christus, er een boek verscheen, waarin iemand serieus beweerde dat May homofiel was 9.

De cultuurfilosoof Walter Schubart 10 heeft een geschreven dat de Duitsers geneigd zijn tot tegenspraak en conflicten – hij schreef het vóór de Tweede Wereldoorlog – en dat Duitsers weinig anleg hebben voor synthese. De strijd om May, met wiens populariteit men in de Bondsrepubliek Duitsland soms een beetje verlegen is, is inderdaad een schoolvoorbeeld van hoe Duitsers elkaar gründlich en fanatiek in de haren kunnen zitten. Maar May heeft het er zelf ook een beetje naar gemaakt en wel in die zin, dat hij woelig geleefd heeft, met gestage ups en plotselinge downs en dat hij zo veel en zo verschillend heeft geschreven, dat je met May alle kanten uit kan en alles kunt „bewijzen”. Als gedichtenschrijver bijvoorbeeld heeft hij misschien een handjevol bewonderaars gehad, terwijl hij als avonturenverteller hele volksstammen de adem beneemt. Karl May kan niet probleemloos en keurig in een literair hokje gestopt worden en hij is zo veelzijdig in stijl, thema’s en vorm dat er ook nog een strijd had kunnen ontbranden over de vraag of May het allemaal wel zelf geschreven heeft. Gelukkig weten we dat zeker en we mogen ons dus verbazen over Mays reusachtige produktie. Een Duitse hobbyist heeft uitgerekend dat May bijna 1,3 miljoen regels geschreven heeft in zijn ruim zeventig boeken en dat moet meer zijn dan welke veelschrijvende tijdgenoot van May ook geleverd heeft. Thomas Mann 11 bijvoorbeeld, ook geen zuinige schrijver, komt „maar” op bijna een derde van Mays oeuvre. Hoe heeft May dat allemaal kunnen doen, en vooral hoe heeft hij ooit de tijd kunnen vinden om zich zo goed op zijn schrijven voor te bereiden? Want uit onderzoek is wel gebleken dat May heel goed geïnformeerd was op aardrijkskundig gebied, volkenkunde, talen, geschiedenis, architectuur en nog veel meer.



Karl May uitgedost als zijn geesteskind Old Shatterhand.

Gevangenis

Karl May werd op 25 februari 1942 geboren als vijfde zoon van een arme wever en zijn vrouw. Na hem zouden er nog negen kinderen geboren worden. De eerste vijf jaar van zijn leven was hij blind. Hij trok veel op met zijn grootmoeder, die eindeloos sprookjes vertellen kon. De kleine Karl leefde in haar wereld en bleef ook later geïmponeerd door mythes, sagen, legenden en sprookjes, hun waarheid, zin en diep-menselijke betekenissen. Zelf schreef hij: „Het is maar een enkel oog gegund in de toekomst te zien en dat is het oog van het sprookje. Daarom wil ik een sprookjesverteller zijn, een sprookjesverteller zoals mijn grootmoeder dat was! Ik hoef alleen maar mijn ogen op te slaan of ik zie ze opgestapeld, deze honderden en nog eens honderden tot vlees geworden gelijkenissen en naar verlossing strevende sprookjes .... Ik wil tussen leven en wetenschap bemiddelen. Ik wil gelijkenissen en sprookjes vertellen waarin diep verborgen de waarheid ligt, die men op andere wijze nog niet kan zien.”



• Karl May-kenner J. Heyink 12, oprichter van het blad
De Kiva, tegenwoordig orgaan van de Werkgroep
Noordamerikaanse Indianen.

May moest hard leren op school. Misschien juist omdat hij zoveel kritiek had op de dorre leerboeken en even saaie leraren uit zijn jeugd, wilde hij onderwijzer worden. De armoede en ook wel het gebrek aan werkelijke ontplooiïngsmogelijkheden voor de ambitieuze May dreven de onderwijzer-in-spé echter tot diefstal en oplichterij. Hij stal een keer zes kaarsen en werd daarvoor gestraft met schorsing van de kweekschool. Na een verzoek om gratie mocht hij toch afstuderen en hij werd onder andere leraar op een fabrieksschool. Hij belandde in de gevangenis, nadat een kamergenoot 13 hem ervan beschuldigd had zijn horloge gestolen te hebben. Hij was na zes weken weer vrij, twee jaar ging het goed, maar toen begon hij zich voor oogarts uit te geven en mensen op andere manieren op te lichten. May kreeg vier jaar gevangenisstraf. Hij had die nog maar net uitgezeten, toen het gedonder opnieuw begon. De inmiddels 28-jarige draaide weer het gevang in voor een paar jaar. Daar kwam hij eindelijk tot rust, en werd hij werd tot zijn grote geluk belast met de zorg voor de gevangenisbibliotheek.
Hij schreef zelf over die periode: „Zo werd mijn straftijd een studietijd voor mij .. .. Ik ben vandaag nog dankbaar dat hij mij niet verboden werd boeken in vreemde talen aan te schaffen en hierdoor de eigenlijke basis te leggen voor mijn latere reisavonturen”. Op grond van zijn ervaringen met lezende medegevangenen, leerde May „de leesbehoefte van de volksziel” kennen zoals hij het zelf noemde: „Een van mijn medegevangenen, een intelligente bankier, ontving negen maanden lang niets anders dan tijdschriften met droge aanwijzingen over tuinbouw, die hem geen afleiding noch enig ander nut brachten. Hij werd er steeds verbitterder door, tot ik de bibliotheek overnam en hem iets passenders gaf. Een toneelspeler had op de ruwe boerenverhalen van Jeremias Gotthelf 14, die hij te lezen kreeg, zo woedend gereageerd, dat hij bijna gestraft werd voor onbehoorlijk gedrag. Het laatste wat hij had moeten lezen droeg de titel Hoe vijf meisjes jammerlijk in de brandewijn omkwamen. Een sociaal-democratische loodgieter was het offer geworden van een groot aantal stichtelijke boekjes. Hij bezwoer mij woedend, dat er alleen al om deze boeken geen God kon bestaan.” May kwam tot de conclusie dat de schrijvers en uitgevers van dergelijke troep eigenlijk achter de tralies moesten zitten.


Preken

May: „Ik dacht aan mijn jongensjaren, aan de traktaatjes die ik toen gelezen had en aan de rommel die me toen vergiftigd had; ik dacht verder en vergeleek. Toen kwam ik tot een ontdekking. Zijn alleen de bewoners van een strafgevangenis van hun vrijheid beroofd? Is niet eigenlijk ieder mens een gevangene? Zitten er niet miljoenen mensen achter kerkermuren, die men weliswaar niet met de ogen ziet, die echter toch duidelijk voelbaar aanwezig zijn? .... Moet eigenlijk niet bij iedere sterveling alles wat laag is geboeid worden opdat de ziel de vrijheid kan verkrijgen en zich kan verheffen tot het hoogste aardse ideaal, tot het waarlijk edele? En zijn het niet godsdienst, kunst, literatuur, die ons uit diepten omhoog moeten voeren?” Karl May begon in de gevangenis al aan een opzet voor de Reisavonturen. Eenmaal weer op vrije voeten, liet hij dat idee enige tijd liggen en begon zijn verheffing van het gewone volk eerst met Geografische Preken 15, gevolgd door minder pathetische verhalen over nobele Indianen, zoals Inn-nu-woh, het Indianenopperhoofd 16. Hij schreef korte verhalen over Arabieren en publiceerde zijn vrolijke en moraliserende geschiedenissen over dorpsbewoners uit het Ertsgebergte, zijn geboortestreek.
May werd wat minder hoogdravend en veel spannender in de grote feuilletons die hij voor Heinrich Münchenmeyer 17 schreef, een uitgever van populaire bladen. Alle clichés uit griezelverhalen en keukenmeidenliteratuur vind je daarin, maar deze series zijn wel wat meer dan dat. Voor hedendaagse sociologen zijn ze een goudmijntje, omdat je een vrij volledig beeld krijgt van de mensen en de samenleving uit die tijd. Het eerste deel van deze feuilletons werd in Nederland in 1895 door de Amsterdamse uitgeverij R. R. Thum & Co 18 in omloop gebracht onder de titel De familie Rodriganda, onder Mays pseudoniem Kapitein Raman Diaz de la Escosura.

Nieuw genre

Het zijn de reisavonturen van Old Shatterhand en Kra Ben Nemsi geweest, die May echt beroemd hebben gemaakt. Het zal de meeste van zijn lezers toen wel zijn ontgaan, dat May een heel nieuw genre bedacht had. Reisverslagen waren er altijd al geweest, met meer of minder ware belevenissen. May was echter nooit in de streken geweest, waar hij zijn creaties gevaarlijke voorstellingen liet weggeven. May schreef in de ik-vorm ten behoeve van het literaire effect. De identificatie van de lezer met de goede held en superstar verloopt nu eenmaal gemakkelijker als verhalen in de ik-vorm geschreven zijn. Pas veel later heeft May zich bij wijze van publiciteitsstunt laten fotograferen als Old Shatterhand en Kara Ben Nemsi. Hij wist uitstekend zijn eigen image-boontjes te doppen en zijn uitgever 19 liet ook geen reclametruc na van May om zo te zeggen een superstar te maken die verafgood kon worden door het publiek. Maar het publiek van toen kon dit soort bedrog nog niet accepteren als iets wat men eigenlijk zelf maar al te graag wilde. Nu kan iemand als Humphrey Bogart 20, Brigitte Bardot 21 of John Travolta 22 èn zichzelf zijn èn de star uit filmhoofdrollen. Toen was nog zo van: óf je hebt het allemaal echt zelf beleefd of je bent een oplichter. Toen journalisten van het Bildtype – die had je toen ook al – gingen „onthullen” dat May de avonturen uit zijn duim gezogen had, was deze als de dood dat zijn veroordelingen en jeugdzondes misbruikt zouden worden om te bewijzen dat hij eens dief, altijd een dief, eens oplichter, altijd oplichter was. De hel brak los. May voerde wanhopige processen tegen zijn journalistieke vijanden, behaalde kleine overwinningen, maar intussen liepen zijn lezers bij duizenden tegelijk weg.
May schreef echter door en publiceerde zijn verhalen voor de jeugd, die ook in Nederland verschenen zijn, zoals De schat in het Zilvermeer en Het Testament van de Inca. Het sprookjeselement is hier veel duidelijker aanwezig dan in Mays reisromans voor volwassenen (het zijn de uitgevers die daar jongensboeken van hebben gemaakt!). Zelfs nu storen zich jongeren amper aan Mays opvoedkundige bijbedoelkingen. De mythomaan May heeft zich erin uitgeleefd.
Wat later wordt de geest van fabel, sprookje en mythe helemaal vaardig over May. Alles wordt symbool en teken, krijgt een dubbele betekenis. May ontpopte zich als een surrealist avant la lettre. Zijn epos Ardistan en Dschinnistan speelt zich niet op aarde af, maar ook niet in een soort utopia. Op de ster Sitara worden zeer aardse kwesties uitgevochten, op een allegorische manier. Weer is er die overvloed aan beelden en figuren, geografische gegevens en architectuur, oorlog en vrede, goed en kwaad, heel veel werkelijkheid in de verzonnen realiteit van Sitara. May schiep een wereld die op die van Kafka 23 lijkt, met dit grote verschil dat May zijn christelijke geloof en zijn humanitaire verlangen naar vrede en broederschap uitdraagt, terwijl Kafka, twintig jaar later, na de Eerste Wereldoorlog, alleen de verschrikking vorm geeft, zonder hoop op bevrijding.

Contactblad

Wie meer wil weten over Karl May en over de Indianen kan in Nederland terecht bij de heer J. Heyink. Hij beheert de boekhandel van het Volkenkundig museum in Leiden, maar hij heeft in zijn woonplaats Bennebroek een grote verzameling boeken van en over Karl May. Enige jaren geleden richtte hij met vrienden het blad De Kiva op, een „contactblad voor Indianen- en Karl May-vrienden in Nederland”. Tegenwoordig is De Kiva het blad geworden van de Werkgroep Noordamerikaanse Indianen. De lezers van het blad steunen financieel Indianen, wisselen in het blad ervaringen uit van reizen naar Amerika en lang voordat de belangstelling voor de Noordamerikaanse Indianen hier bon ton werd door de bezetting van Wounded Knee in 1973 24 en door het Russell Tribunaal 25 vorig jaar, deed De Kiva al verslag van de strijd van de Indianen. „Amerikaanse Indianen verbazen zich er vaak over, dat wij Europeanen veel sympathieker staan tegenover de Indianen en hun strijd,” zegt de heer Heyink, „maar dat komt natuurlijk door Karl May. Hij heeft ook veel mensen gestimuleerd tot iets, hij heeft een heleboel losgemaakt: onderzoek naar de Indianen, hun cultuur, hun talen en hun geschiedenis Neem bijvoorbeeld dat boek van iemand die alle plekken uit Mays boeken opgezocht heeft. Er is ook een vrouw geweest, die de taal van de Apachen vergeleken heeft met wat May ze laat spreken. En natuurlijk die Winnetou-films met Pierre Brice 26. Tja, soms wordt het wel een industrie met t-shirts of indianenpakken die niet in de verste verte lijken op de echte kostuums die Indianen dragen.”
De heer Heyink is lid van de internationale Karl-May-Gesellschaft, de grootste literaire vereniging in West-Duitsland, die een paar keer per jaar een tijdschrift uitgeeft en elk jaar een jaarboek met de resultaten van allerlei onderzoeken naar May. „Pas de laatste jaren,” aldus de heer Heyink, kan Karl May heel voorzichtig een plaats krijgen in de Literatuur. Hij is niet langer te negeren, want iemand die nu al meer dan honderd jaar gelezen wordt, die moet toch iets bijzonders hebben, er moet iets zitten in die boeken Er zijn tegenwoordig zelfs mensen die op een dissertatie over May promoveren. Dat was zo’n tien jaar geleden ondenkbaar 27. De jonge abonnees van De Kiva hoeven Karl May niet zo. Dat wil zeggen, ze hebben zijn boeken vaak gelezen toen ze dertien, veertien waren en eenmaal wat ouder gaan ze het allemaal wat flauwekul vinden. Maar je ziet dat de belangstelling weer terugkomt als ze zelf kinderen hebben.”
May blijft een schrijver die „je van thuis meekrijgt” en heel verschillende generaties lezers reiken elkaar de hand zodra in een gesprek Winnetou opduikt, of Old Shatterhand of Kara Ben Nemsi. Misschien kan Karl May beter maar geen plaats in de literatuurboekjes krijgen!



Winnetou als filmheld. 28




  [1]In: De Gooi- en Eemlander, 20 maart 1982.
Hetzelfde artikel zou, in vrijwel dezelfde bewoordingen, maar nu onder de titel „Karl May – Omstreden schrijver”, ook in de Provinciale Zeeuwse Courant gepubliceerd worden.
  [2]Herman Johan Wilhelm Becht (* 25 maart 1862 , † 26 februari 1922) was aanvankelijk handelsreiziger voor Van Holkema & Warendorf, maar al in 1892 vestigde hij zijn eigen uitgeverij in Amsterdam. In het logo van de uitgeverij stonden de initialen H.J.W.B. voor de zinsnede „Hebt In Werken Bevrediging”. In 1986 werd de uitgeverij overgenomen door Johannes Hendricus Gottmer (* 1902 , † 1974: Gottmer Uitgevers Groep) in Haarlem; de boeken van Becht verschijnen echter nog steeds onder hun eigen naam.
  [3]Dr. F. C. de Rooy (voluit: dr. Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Zwolle, later Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
  [4]Wilhelm II. (voluit: Friedrich Wilhelm Viktor Albert von Preußen, * 27 januari 1859 , † 4 juni 1941) was de laatste koning van Pruisen en keizer van het Duitse Rijk van 15 juni 1888 tot 9 november 1918. Van vaderszijde was hij de kleinzoon van Wilhelm I., van moederszijde van koning Victoria van het Verenigd Koninkrijk. Het is flauw en beslist onjuist om hem als enige de schuld van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in de schoenen te schuiven, want de andere grote Europese mogendheden (Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk-Hongarije, Italië en Rusland) wilden die oorlog net zo graag als Wilhelm II.!
  [5]Dicke Bertha was de bijnaam van de officieel Kurze Marine Kanone L/12 geheten Duitse houwitser; de codenaam van het kanon, dat al in 1893 werd ontwikkeld, was M-Gerät. De firma Krupp bouwde uiteindelijk slechts twaalf houwitsers van dit type, met een voor die tijd ongekend groot kaliber van 420 mm; het wapen kon granaten afvuren van 1160 kilo en kon daarmee doelen treffen tot op negen km afstand. De houwitser zou zijn bijnaam te danken hebben aan Bertha Krupp (voluit: Bertha Krupp von Bohlen und Halbach, * 29 maart 1886 , † 21 september 1957), die het bedrijf Friedrich Krupp AG van haar vader erfde en in 1906 huwde met Gustav Krupp von Bohlen und Halbach (voluit: Gustav Georg Friedrich Maria Krupp von Bohlen und Halbach, geboren als Gustav Friedrich Maria von Bohlen und Halbach, * 7 augustus 1870 , † 16 januari 1950), maar een van de andere mogelijke verklaringen is een spottende verwijzing naar de zwaarlijvige Oostenrijkse pacifiste Bertha von Suttner (voluit: Bertha Sophia Felicita Freifrau von Suttner-Gräfin Kinsky von Wchinitz und Tettau , * 9 Juni 1843 , † 21 juni 1914).
  [6]Originele, Duitse titel: „Und Friede auf Erden” werd in 1904 als Band 30 in de Gesammelte Werke, toen nog: Gesammelte Reise-Erzählungen geheten) van Karl May opgenomen; het boek werd pas in 2022 door Jan Willem van der Jagt in het Nederlands vertaald.
  [7]Godfried Bomans (voluit: Godfried Jan Arnold Bomans, * 2 maart 1913 , † 22 december 1971) was een Nederlandse schrijver, columnist en mediapersoonlijkheid. Zijn bekendste boeken zijn „Pieter Bas”, „Erik of het klein insectenboek”, „De avonturen van Pa Pinkelman”, „Avonturen van Tante Pollewop” en de lagere school-lectuur-serie „Pim, Frits en Ida”. Van zijn hand is het artikel „Het ruikt hier naar gas. Een poging tot begrip van Karl May” in Elseviers Weekblad, 24 augustus 1963, elders op deze site.
  [8]Ernst Bloch (voluit: Ernst Simon Bloch, * 8 juli 1885 , † 4 augustus 1977) was een Duits-Joods neomarxistisch filosoof en atheïstisch theoloog. Bekende boeken van hem zijn o.a. „Geist der Utopie”, „Thomas Müntzer als Theologe der Revolution”, „Durch die Wüste – Kritische Essays”, „Spuren”, „Avicenna und die aristotelische Linke” en vooral zijn belangrijkste werk, „Das Prinzip Hoffnung”.
  [9]Bedoeld wordt Arno Schmidt (* 18 januari 1914 , † 3 juni 1979), een Duits auteur, wiens bekendste werken „Das steinerne Herz” (1956), „Die Gelehrtenrepublik” (1957) en „KAFF auch Mare Crisium” (1960) zijn.
Hij heeft in diverse essays geponeerd dat Karl May een prominente plaats in de Duitse literatuurgeschiedenis verdient, maar in zijn bekende werk „Sitara und der Weg dorthin – Eine Studie über Wesen, Werk und Wirkung Karl Mays” (dat in het krantenartikel van H. Mulder gerecenseerd wordt) probeerde hij aan te tonen dat Karl May een verkapte homo was, hetgeen door Heinz Stolte en Gerhard Klußmeier in hun brochure „Arno Schmidt & Karl May” afdoende weerlegd werd.
[10]Walter Schubart (* 5 augustus 1897 , † 15 september 1942) was een Duits jurist en cultuurfilosoof; in 1933 verliet hij Duitsland en tot zijn arrestatie door de GPU – de Russische geheime politie, voorloper van de KGB – in 1941 woonde hij in Riga. Daar schreef hij verscheidene boeken, waaronder zijn beroemde historisch-filosofische essays „Europa und die Seele des Ostens” en „Religion und Eros”.
[11]Thomas Mann (voluit: Paul Thomas Mann (* 6 juni 1875 , † 12 augustus 1955) was de jongere broer van Heinrich Mann. Hij wordt beschouwd als een van de grootste Duitse schrijvers uit de twintigste eeuw; in 1929 ontving hij de Nobelrpijs voor de Literatuur, o.a. vanwege zijn „Buddenbrooks: Verfall einer Familie”. Daarmee is tevens een van zijn bekendste romans genoemd; andere bekende werken van hem zijn „Der Zauberberg”, „Tonio Kröger ”, „Der Tod in Venedig”, „Joseph und seine Brüder”, „Lotte in Weimar”, „Doctor Faustus. Das Leben des deutschen Tonsetzers Adrian Leverkühn, erzählt von einem Freunde” en „Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull. Der Memoiren erster Teil”.
[12]Jacobus Heyink (* 1906 , † juli 1997) was een boekhandelaar te Rotterdam, later te Benneborek en oprichter van De Kiva, een tijdschrift voor iedereen die geïnteresseerd was in indiaanse culturen.
[13]Julius Hermann Scheunpflug (* 10 juli 1820 , † ?) was boekhouder bij de fabrieken van Claus en/of Solbrig in Altchemnitz en kamergenoot van Karl May; eigenaar van het uitgeleende zakhorloge en de meerschuimen pijp.
[14]Jeremias Gotthelf (pseudoniem van Albert Bitzius, * 4 oktober 1797 , † 22 oktober 1854) was een Zwitsers dominee en schrijver. Bekende werken van zijn hand zijn o.a. „Der Bauern-Spiegel oder Lebensgeschichte des Jeremias Gotthelf, von ihm selbst beschrieben”, „Die Wassernoth im Emmental”, „Wie fünf Mädchen im Branntwein jämmerlich umkommen”, „Leiden und Freuden eines Schulmeisters”, „Dursli der Branntweinsäufer oder der heilige Weihnachtsabend”, „Uli der Knecht”, „Die schwarze Spinne”, „Elsi, die seltsame Magd”, „Geld und Geist”, „Der Geltstag”, „Jacobs, des Handwerksgesellen, Wanderungen durch die Schweiz”, „Käthi, die Grossmutter, oder: der wahre Weg durch jede Noth”, „Uli der Pächter”, „Michels Brautschau” en „Zeitgeist und Berner Geist”.
[15]De „Geographische Predigten” zijn acht belerende opstellen van Karl May, die hij in het tijdschrift Schacht und Hütte (nr. 15 t/m 46) publiceerde. In 1916 gaf de Karl-May-Verlag de opstellen in boekvorm uit; later werden ze opgenomen in „»ICH« Karl May • Leben und Werk” (Gesammelte Werke, Band 34) en nog later, nl. vanaf 1968, in „Schacht und Hütte” (Gesammelte Werke, Band 72).
[16]Inn-nu-woh, der Indianerhäuptling” is het oudst bekende indianenverhaal van Karl May, oorspronkelijk gepubliceerd in het september 1875-nummer van het Deutsches Familienblatt.
Sinds 1963 is het verhaal opgenomen in Gesammelte Werke, Band 71: „Old Firehand”.
[17]Heinrich Gotthold Münchmeyer (* 29 juni 1836 , † 6 april 1892) was uitgever en colportageboekhandelaar in Dresden.
Van maart 1875 tot december 1876 was Karl May aan deze uitgever verbonden en redigeerde hij de tijdschriften Der Beobachter an der Elbe (dat van 1874 tot 1875 bestond), Deutsches Familienblatt. Wochenschrift für Geist und Gemüth zur Unterhaltung für Jedermann (1875-1877; hierin publiceerde May zijn eerste indianenverhalen), Schacht und Hütte. Blätter zur Unterhaltung und Belehrung für Berg- Hütten- und Maschinenarbeiter (1875-1876) en Feierstunden am häuslichen Heerde. Belletristisches Unterhaltungs-Blatt für alle Stände (1876-1877; hierin publiceerde May zijn eerste verhalen over de Oriënt).
Tussen 1882 en 1887 schreef Karl May zijn vijf grote colportageromans voor Verlag H. G. Münchmeyer: „Waldröschen oder die Rächerjagd rund um die Erde” (december 1882-augustus 1884; 2.612 pagina’s), „Die Liebe des Ulanen – ein packender Fortsetzungsroman über den deutsch-französischen Krieg 1870/71” (september 1883-oktober 1885; 1.724 pagina’s), „Der verlorne Sohn oder Der Fürst des Elends. Roman aus der Criminal-Geschichte” (augustus 1884-juli 1886; 2411 pagina’s), „Deutsche Herzen – Deutsche Helden” (december 1885-januari 1888; 2.610 pagina’s) en „Der Weg zum Glück – Höchst interessante Begebenheiten aus dem Leben und Wirken des Königs Ludwig II. von Baiern” (juli 1886-augustus 1888; 2.616 pagina’s).
[18]R. R. Thum & Co. was een verder onbekende uitgeverij in Amsterdam, die in 1894/95 „De Familie Rodriganda of De Vervolging om de aarde, bewerkt naar gevonden papieren door Kapitein Ramon Diaz de la Escosura” in drie delen uitgaf.
[19]Bedoeld wordt Friedrich Ernst Fehsenfeld (* 16 december 1853 , † 16 september 1933), een uitgever te Freiburg im Breisgau; hij gaf vanaf 1892 Karl Mays Gesammelte Reise-Erzählungen uit en was mede-oprichter van het Karl May Verlag.
[20]Humphrey Bogart (voluit: Humphrey DeForest Bogart, bijnaam Bogie, * 25 december 1899 , † 14 januari 1957) was een Amerikaans film- en theateracteur. Bogart, die in 1999 werd gekozen tot grootste mannelijke filmlegende aller tijden, acteerde in meer dan vijftig films, waaronder „Body and Soul”, „The Petrified Forest”, „China Clipper”, „Black Legion”, „The Great O’Malley”, „Kid Galahad”, „San Quentin”, „Angels with Dirty Faces”, „The Oklahoma Kid”, „You Can't Get Away with Murder”, „The Roaring Twenties”, „The Return of Doctor X”, „High Sierra”, „The Maltese Falcon”, „Casablanca”, „Action in the North Atlantic”, „Sahara”, „To Have and Have Not”, „The Big Sleep”, „Dead Reckoning”, „The Treasure of the Sierra Madre”, „Key Largo”, „Tokyo Joe”, „The African Queen”, „The Caine Mutiny”, „Sabrina (1954) ”, „The Barefoot Contessa” en „The Harder They Fall”. Voor zijn rol als Charlie Allnut in „The African Queen” kreeg hij de Oscar voor beste acteur.
[21]Brigitte Bardot (voluit: Brigitte Anne-Marie Bardot, * 28 september 1934) is een Frans fotomodel, actrice en zangeres. Als ondeugende „stoeipoes” en frivole pin-upgirl maakte ze zeer snel internationaal furore en vooral in Europa was ze een icoon van de jaren vijftig. Als sekssymbool was zij een Frans antwoord op de Amerikaanse Marilyn Monroe. Zij had al een stuk of vijftien bijrolletjes gespeeld (o.a. Andraste in „Helen of Troy” en Poppea in „Mio figlio Nerone” ) voor ze in 1956 internationaal doorbrak als Juliette Hardy in de door haar toenmalige echtgenoot Roger Vadim (Parijs, * 26 januari 1928 , † 11 februari 2000) geregisseerde film „Et Dieu... créa la femme”. Daarna speelde ze nog in een stuk dertig films waarvan „Une Parisienne”, „En cas de malheur”, „Voulez-vous danser avec moi? ”, „La vérité”, „Les Amours célèbres”, „Vie privée”, „Le Mépris”, „Une ravissante idiote” en „Viva Maria!” de bekendste zijn.
[22]John Travolta (voluit: John Joseph Travolta, * 18 februari 1954) is een Amerikaans acteur en voormalig danser. Na rollen in de films „The Devil’s Rain”, „The Boy in the Plastic Bubble” en „Carrie” kwam Travolta’s grote doorbraak met de rol van Tony Manero in „Saturday Night Fever” en die van Danny Zuko in „Grease”. Na een decennium vol minder geslaagde films kwam hij vanaf 1989 terug met „Look Who’s Talking” en een jaar later met „Look Who’s Talking Too”. Daarna volgden nog o.m. #132;Pulp Fiction”, „White Man’s Burden”, „Broken Arrow”, „The General’s Daughter”, „From Paris with Love” en „Speed Kills”.
[23]Franz Kafka (Tsjechisch: František Kafka, Hebreeuws: אנשיל (Anschel), * 3 juli 1883 , † 3 juni 1924) was een Joods-Tsjechische, Duitstalige schrijver. Zijn dire bekendste romans, alle incompleet en postuum uitgegeven, zijn „Der Process”, „Das Schloss” en „Der Verschollene”; daarnaast schreef hij nog tientallen kortere verhalen, waarvan „Die Verwandlung” de bekendste is.
[24]Bij het dorp Wounded Knee in het Pine Ridge indianenreservaat (Oglala Lakota County) in het zuidwesten van South Dakota vond op 29 december 1890 het laatste grote bloedbad van de genocide op de indianen plaats: meer dan 150 indianen, onder wie 44 vrouwen en 16 kinderen, kwamen daarbij om het leven. De bekendste leider die daarbij het leven liet, was Uŋpȟáŋ Glešká (=Spotted Elk, Gevlekte wapiti, later bijgenaamd „Si Tȟáŋka”, Big Foot, Grote Voet, * ± 1826 , † 29 december 1890), een leider van de Miniconjou-groep van de Teton-Lakota. Hij was wijd en zijd bekend vanwege zijn vaardigheden in de oorlog en het onderhandelen. De foto van zijn bevroren lijk na het bloedbad bij Wounded Knee is iconisch geworden.
Op 27 februari 1973 werd het dorp Wounded Knee bezet door honderden jonge leden van de American Indian Movement (AIM), die er een Oglala Sioux-vrijstaat uitriepen; zij werden daarbij gesteund door traditionele Sioux-leden die wilden dat het verdrag van 1868 werd nagekomen: volgens dit verdrag hadden de Sioux recht op de Black Hills, die voor hen heilige grond waren, maar de Amerikaanse overheid was in de vroeger jaren ’70 bezig het land, dat rijk was aan delfstoffen, verder te onteigenen. Op de achtergrond van het conflict speelden meer actuele kwesties. De leiding in het reservaat was corrupt, en door dagmijnbouw met behulp van chemicaliën raakten de bodem en het water van het reservaat vervuild, waardoor misvormde kinderen werden geboren. Natuurlijk stuurden de Amerikaanse autoriteiten gewapende eenheden naar het dorp en sneden de elektriciteitsvoorziening af. Er werden af en toe er schoten gewisseld, maar tot grootschalig geweld kwam het niet: waarschijnlijk waren de autoriteiten bang voor negatieve publiciteit. Na 73 dagen werd de bezetting gebroken. Er werden 1200 arrestaties verricht. Tijdens de bezetting zou al een groep van zestien personen onder mysterieuze omstandigheden zijn verdwenen; ze zijn waarschijnlijk het slachtoffer geworden van een knokploeg die het corrupte regime van het reservaat steunde. Na het einde van de bezetting werden nog eens 64 indianen onder onopgehelderde omstandigheden vermoord, en er werden nog enige honderden arrestaties verricht. De indiaanse popgroep Redbone schreef in datzelfde jaar een nummer over Wounded Knee onder de titel „We Were All Wounded at Wounded Knee”. Aan het eind van het nummer wordt in de titel „at” vervangen door „by”, om aan te geven dat alle indianen zijn getroffen door het bloedbad. De schuld aan de genocide op de indianen lag in de Verenigde Staten ook in de twintigste eeuw nog zo gevoelig dat platenlabel CBS Records weigerde „We Were All Wounded at Wounded Knee” in de Verenigde Staten uit te brengen vanwege de kritische tekst. Zanger Pat Vegas (* 17 maart 1941) reageerde hierop door in de fabriek van CBS op eigen kosten vijfhonderd singles te laten persen en deze in Europa bij verschillende radiostations uit te delen, waardoor het nummer in Nederland en Vlaanderen op de eerste plaats van de hitparades kwamen.
[25]In november 1980 werd in Rotterdam het (vierde) Russell-tribunaal gehouden over de rechten van de indianen in Noord- en Zuid-Amerika; die serie tribunalen was nl. ooit opgericht op initiatief van de Britse humanistische filosoof Bertrand Russell (voluit: Bertrand Arthur William Russell, * 18 mei 1872 , † 2 februari 1970) en de Franse marxistische filosoof Jean-Paul Sartre (voluit: Jean-Paul Charles Aymard Sartre, * 21 juni 1905 , † 15 april 1980), met als doel om de Amerikaanse buitenlandse politiek en militaire interventie in Vietnam te onderzoeken en evalueren; latere Russell-tribunalen gingen over andere onderwerpen.
[26]Pierre Brice (artiestennaam van Pierre Louis Baron le Bris, * 6 februari 1929 , † 6 juni 2015) was een Frans acteur, die in maar liefst elf van de zeventien grote Karl-May-verfilmingen in de jaren ’60 de rol van Winnetou speelde: „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Old Shatterhand” (1964), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Unter Geiern” (1964), „Der Ölprinz” (1965), „Winnetou, 3. Teil” (1965), „Old Surehand, 1. Teil” (1965), „Winnetou und das Halbblut Apanatschi” (1966), „Winnetou und sein Freund Old Firehand” (1966) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968). Voorts speelde hij nogmaals de rol van Winnetou in de tv-series „Mein Freund Winnetou” (1980) en „Winnetous Rückkehr (1998) en trad hij een aantal malen op als gastacteur (uiteraard eveneens in de rol van Winnetou) bij de Karl-May-Spiele van Elspe en Bad Segeberg.
[27]Als eerste promoveerde Heinz Stolte al in 1936 met de dissertatie „Der Volksschriftsteller Karl May. Beitrag zur literarischen Volkskunde” op Karl May. Andere vroege dissertaties over Karl May zijn o.a. „Zum Problem der Massenwirkung Karl Mays” van Emanuel Kainz (1949), „Karl May und das Geheimnis seines Erfolges” van Viktor Böhm (1956), „Von deutschen Helden. Eine Inhaltsanalyse der Karl-May-Romane” van Gertrud Willenborg (1967), „Karl Mays Waldröschen. Ein Kolportageroman des ausgehenden 19. Jahrhunderts” van W. Haverkamp en U. Pesch (1971) en „Hermann Cardauns (1847-1926), Politiker, Publizist und Wissenschaftler in den Spannungen des politischen und religiösen Katholizismus seiner Zeit” van Manfred Bierganz (1977).
[28]Afgebeeld is Gojko Mitić (Servisch: Гојко Митић, * 13 juni 1940), een Joegoslavisch (Servisch)/Duits acteur en regisseur. Zijn bijnaam was en is „Chefindianer der DDR” omdat hij indertijd als tegenhanger van Pierre Brice in de Oost-Duitse indianenfilms gold). En die heeft nou net nooit de rol van Winnetou in films gespeeld! Hij begon zijn internationale filmcarrière echter met bijrollen in vier van de grote Karl May-films uit de jaren ’60: „Old Shatterhand” (een naamloze Apachedanser), „Winnetou 2. Teil” (Weißer Rabe), „Unter Geiern” (Wohkadeh) en „Winnetou 3. Teil” (naamloze Jicarillakrijger), voor hij door de Oost-Duitse filmmaatschappij DEFA werd benaderd voor grote rollen in „Die Söhne der großen Bärin”, „Chingachgook, die große Schlange”, „Spur des Falken”, „Weiße Wölfe”, „Tödlicher Irrtum”, „Osceola”, „Tecumseh”, „Apachen”, „Ulzana” en „Blutsbrüder”. In 1988 waagde de DEFA zich aan een verfilming naar Karl May: „Präriejäger in Mexiko” (naar de romans „Benito Juarez” en „Trapper Geierschnabel” en daarin speelt Mitić de rol van Bärenauge. Jarenlang speelde hij vervolgens mee bij de Karl-May-Spiele in Bad Segeberg. In 2016 keert hij terug op het scherm als Intschu-tschuna in de RTL-tv-film „Winnetou – Eine neue Welt”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website