Het item – Porno

Paul Abbey 1


Rond mijn twaalfde jaar gold ik als een absolute expert inzake Karl Mays Reisavonturen. Niet alleen waren de koene prestaties van Old Shatterhand temidden der Apachen gesneden koek voor mij, maar ook had ik – al evenzeer in vertaling – kennis genomen van de cyclus Omzwervingen in de Arabische wereld, waar onze held zich onder het pseudoniem Kara ben Nemsi door de schrik lijkste gevaren heenslaat.
Deze laatste reeks was op mijn geboortegrond veel minder populair en toch kon ik ook daarvan alle details opsommen, aangezien ik destijds privaatlessen op de cello kreeg van een docent die over de volledige Karl May (Far West èn Mid East) beschikte in prachtband en vol gravures. Ik bleef dan ook de celloles koesteren tot ik alle delen had mogen lenen en verwerken.
Een van de dingen die mij destijds als prepuber in die boeken intrigeerde was het feit dat May bij alle volledigheid in zijn beschrijvingen van keteldalen, prairies en pueblo’s over bepaalde aspecten van het menselijk bedrijf het absolute stilzwijgen bewaarde en soms zelfs in een mate die de geloofwaardigheid van de verteller aantastte. Zo wordt Old Shatterhand eens door de duivelse Yuma’s gevangen genomen en dagenlang ‘kromgesloten’ (met de handen achterom aan de voeten gebonden) zonder dat er eerlijk werd bijverteld hoe de blanke held in die periode zijn stoelgang regelde. Eens zelfs worden Winnetou en hij door hun vijanden in dekens gewikkeld die weer met riemen zijn vastgesnoerd. Wel geeft de schrijver in kleurrijke details weer hoe de vrienden in die omstandigheden van voedsel en drank worden voorzien (een oude squaw kwam ze voeren) maar de verdere afwikkeling van de voedselketen bleef verzwegen, terwijl toch de fictie werd opgeroepen dat de tapijtverpakking enkele weken standhield. Op zulke punten werd de grens bereikt van wat mij als gezeggelijk lezertje geloofwaardig voorkwam. Niet dat men op die leeftijd elk onwelvoeglijk detail stééds vermeld wil zien, maar men kent toch zijn wereld en wil niet voor achterlijk doorgaan.
In de jeugdcultuur van vandaag is allang het andere uiterste bereikt. Een kinderboek dat maar een béétje de trend mee heeft, kent geen superieure helden meer. De hoofdpersonen zijn minstens even bang en kleinmenselijk als de gemiddelde consument en geen enkel aspect van hun lijfelijkheid wordt ons onthouden.
Terecht vindt de huidige jeugdboekenauteur dat we in fictie niet hoeven te doen alsof de papieren mens een volmaakt en/of geslachtloos wezen is. Die volledigheidsdrang wordt soms nog wat moeizaam in de praktijk gebracht; zo blijkt op haar onverwachtst de hoofdpersoon van elf jaar uit „Voor alles bang” van Trude de Jong 2 in een apart hoofdstukje nogal omslachtig doende zichzelf te bevredigen.
Waarschijnlijk een hele opluchting voor wie de handeling herkent en merkt geen uitzondering te zijn; voor andere lezertjes voegt het hoogstens een nieuw verbazingwekkend element toe aan het toch al uitzonderlijk eenzelvige gedrag van het beschreven meisje.
In ieder geval is het pure winst dat het jeugdboek dezer dagen minder wereldvreemd is dan veertig jaar geleden; ook kinderrubrieken in progressieve weekbladen bevatten nu overzichtelijke instructies in zoenen en lichamelijk contact; kennelijk willen wij moderne ouders graag dat onze kinderen jong vertrouwd raken met erotiek en lijfelijkheid: naast de kermis en taart hoort ook seks voortaan tot de aangename dingen des levens.
Ook langs de weg van de volwassen literatuur en de film worden destijds onbespreekbare zaken als neuken, hoer en flikker moeiteloos in de puberwereld ingebouwd: scholieren lezen hun Wolkers 3, zien hun tante Coleta 4 en raken steeds meer remmingen kwijt. Toch waren er onlangs twee aanleidingen om nog even te aarzelen bij het stormenderhand slechten van de laatste Victoriaanse barrières.
Bij het stoplicht wachtte ik dezer dagen naast een schuingeplaatste etalage, die mij een weelderig uitzicht bood op een dertigtal werkende kleurentv’s in alle maten die in grote eensgezindheid waren afgestemd op één porno-videobandje. Onder de onwaarschijnlijkste hoeken zag je grotesk-bonkende detailopnamen van nauwelijks herkenbare vleespartijen die, vooral door hun verscheidenheid in formaat en kleurnuance bij gelijkheid van boodschap, een onvergetelijke indruk maakten. Prompt registreerde mijn huisvaderziel een zekere opluchting dat ik de kinderen niet bij me had. Misgun ik ze dan instructieve tv-beelden? Aarzeling....
Anderzijds lees ik dat vrouwenemancipatiegroepen zich verzetten tegen een voorgenomen versoepeling van de zedelijkheidswetgeving. PvdA-kamerlid Roethof 5 heeft de feministen daarom ‘fatsoensrakkers’ genoemd en kreeg dus weer erg op zijn kop van het Vrouwenprogramma “Hoor haar”.
Toch leent de Vararadio zich doorgaans niet voor het propageren van censuur of voor het heropenen van de heksenjacht op vrijmoedige auteurs. Die feministische bezwaren moeten haast wel enig hout snijden. En inderdaad: de afdeling vrouwenstudies te Leiden vraagt zich met name af of bij het volledig vrijgeven van de pornografie onze kinderen nog wel voldoende beschermd zullen zijn tegen misbruik als fotomodel voor wrede of brute pornofilms. Hetzelfde geldt trouwens voor extreme sexrolprenten met volwassenen, waarbij in het steeds voorop lopende Amerika de eerste doden al zijn gevallen.
Aarzeling...
Toch geloof ik dat emanciperende vrouwen zich misrekenen als ze van enige vorm van zedelijkheidswetgeving bescherming verwachten tegen ‘ontluisterende’ mannelijke opinies of gedragingen. Er blijven sadistische praktijken bestaan, ook als je in de Tweede Kamer afkondigt dat het niet meer mag. Er blijven mannen denken dat vrouwen ernaar hunkeren om verkracht te worden, zelfs als artikel 240 van de Strafwet het expliciet zou ontkennen. We kunnen alleen maar hopen dat onze in openheid opgevoede kinderen een volwassen generatie zullen opleveren die de seksualiteit als zó gewoon ervaart dat de belangstelling voor commerciële exploitatie van het kijkgenot vanzelf verdwijnt. Kortom: de pornokoning onttroond door het kind dat vandaag – desnoods wat onmatig – wordt voorgelicht.



[1]In: NRC Handelsblad, 21 november 1981.
[2]Trude de Jong (* 25 maart 1946) is een Nederlandse schrijfster van nogal expliciete kinderboeken, zoals „Het hondje”, „Voor alles bang”, „Aram en de Bende van de Boomstam”, „Lola de beer”, „Je bent geweldig!”, „Moord aan de Rivièra”, „Moord in Istanbul” en „Een verboden kind”.
[3]Jan Wolkers (voluit: Jan Hendrik Wolkers, * 26 oktober 1925 , ’ 19 oktober 2007) was een Nederlands schrijver, beeldhouwer en schilder, die wereldfaam verwierf met zijn romans „Terug naar Oegstgeest” en „Turks fruit”, maar binnen Nederland waren ook zijn romans „Kort Amerikaans”, „Een roos van vlees”, „Horrible tango”, „De walgvogel”, „De doodshoofdvlinder”, „De perzik van onsterfelijkheid” en „Brandende liefde” plus de verhalenbundels „Serpentina’s petticoat”, „Gesponnen suiker” en „De hond met de blauwe tong” graag gelezen.
[4]Mijn tante Coleta” was de enige roman van de Nederlandse uitgever Geert van Oorschot (voluit: Gerardus Adriaan van Oorschot, * 15 augustus 1909 , † 18 december 1987), in 1976 geschreven onder het pseudoniem R. J. Peskens.
[5]Dr. Hein J. Roethof (voluit: Hendrik Jan Rutten meergenaamd Roethof, * 23 november 1921 , † 15 januari 1996) was journalist en van 1969 tot 1981 en van 1986 tot 1989 lid van de Tweede Kamerfractie van de PvdA.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website