Wat lezen kinderen?

150 jaar geleden lazen kinderen alleen „wat goed voor hen was”


anoniem 1

Wie zich voor de Nederlandse literatuur interesseert weet wel dat kinderboeken in het verleden vrijwel geen rol hebben gespeeld. Gaan we terug tot de Middeleeuwen, dan ontdekken we dat er zelfs blijkbaar in het geheel geen behoefte bestond aan aparte lektuur voor kinderen. Klein en groot vermaakte zich in die tijd met het vertellen van, of luisteren naar verhalen die van mond tot mond gingen, en waarin de lof werd gestoken over de overigens lang niet altijd zo lofwaardige „heldendaden” van ridders en rondtrekkende bandieten. Dat niet alleen ouderen maar ook kinderen met ingehouden adem deze „gesproken boeken” luisterden, zal wel duidelijk zijn. Ook in die tijd speelde de fantasie van jong en oud een grote rol in het leven van de mens. De kinderen luisterden ademloos, ook al begrepen ze de gesproken tekst maar half. Pas in de tijd van Hiëronymus van Alphen (1746-1803) 2, een van onze bekendste dichters in die jaren, werd het kind wat meer bij de literatuur betrokken. Hij trok in de eerste plaats ten strijde tegen de uiterst conventionele geest en vooral de overmatige zelfgenoegzaamheid die de Nederlandse poëzie van zijn tijd overheersten. Ofschoon Van Alphen op vele terreinen zijn sporen heeft verdiend, is hij vooral bekend geworden èn gebleven door de in 1778-1781 door hem uitgegeven „Kleine gedigten voor kinderen”. Ze werden lange tijd door vele geslachten als kindergedichten bij uitnemendheid beschouwd, gedichten welke ieder van buiten kende. Ze werden dan ook talloze malen herdrukt.
De te sterk uitgesproken zedelijke strekking (het moraliseren) in de ondanks alles toch nog vaak onkinderlijke beschouwingen die in die verzen kinderen in de mond werden gelegd, hebben vaak tot reaIties in de waardering geleid. Ondanks alles hebben ze niet kunnen verhinderen, dat verschillende van deze gedichten zelfs nu nog steeds gemeengoed van onze kinderen (en van ouderen) zijn gebleven („Jantje zag eens pruimen hangen”). Ook bij Van Alphen ging het er echter niet in de eerste plaats om wat kinderen graag zouden willen lezen, maar om „wat goed voor hen was”. Hoewel al zijn gedichten nog wel braaf en moraliserend kunnen worden genoemd, mag men toch wel zeggen dat Van Alphen de eerste werkelijke Nederlandse kinderschrijver is geweest.

REDENEN
Waarom het kind in de literatuur zo lang misdeeld is gebleven? Daar zijn verschillende redenen voor op te noemen. Ten eerste wensten de letterkundigen niet „af te dalen” tot de regionen van het kind. Men vond het zonder meer iets minderwaardigs voor kinderen te schrijven. Een bewijs daarvoor was dat auteurs van naam die er zich wèl aan waagden voor de jeugd te schrijven, daar in een Voorwoord hun excuses voor maakten. Ze deelden daarin dan mee, dat ze deze bepaalde verhalen of gedichten „alleen maar voor hun eigen kroost” publiceerden. Vaak werd daaraan nog toegevoegd dat ze „op veelvuldig verzoek en met tegenzin ertoe waren overgegaan kinderlektuur te schrijven. Nog vaker schreven ze kinderboeken onder een schuilnaam, omdat ze er zich tegenover de buitenwereld voor schaamden. Ook werden veel kinderboeken in de vorige eeuw alleen maar geschreven omdat dit „zulk eenvoudig werk” was en men behoefte had aan bijverdienste. De discriminatie van het kinderboek werd maar al te graag ondersteund door uitgevers die voor een manuscript dat zich tot jongeren richt te veel minder betaalden dan voor een „normaal boek.

KLEIN FORMAAT
De kinderboeken die tegen het einde van de 18e en de eerste helft van de 19e eeuw verschenen waren bijna alle van klein formaat, veelal zelfs nog kleiner dan onze pocketboekjes. Ze werden in drie uivoeringen op de markt gebracht: tegen zeer lage prijs, op slecht papier gedrukt en zonder illustraties; op beter papier mèt plaatjes, en op beter papier met gekleurde plaatjes. De kopergravures werden met de hand ingekleurd met waterverf omdat er toen nog geen gemechaniseerde kleurendruk bestond. Dat in kleuren werd meestal door arme gezinnen als huisarbeid verricht. Maar voor het grootste deel van ons volk waren de boeken toen – zelfs in de goedkoopste uitvoering – nog te duur.
Het volksdeel kocht bij venters op straat de zogenaamde „santjes”, kinderprenten of ook wel oortjesprenten genoemd. Ze kostten maar één cent per stuk en werden jaarlijks bij miljoenen gedrukt. Deze voorlopers van de stripverhalen waren in die tijd dé lektuur bij uitnemendheid voor de jeugd en het grootste deel van het oudere volksdeel. Dat kinderen zo’n anderhalve eeuw geleden de kwezelachtige boekjes die speciaal voor hen werden geschreven ook lazen is er o.i. een bewijs voor, dat de leeshonger van de moderne jeugd niet iets is van de moderne tijd.
Dat de boekjes in het verleden vol stonden met goede raad om braaf en eerlijk te blijven scheen hen minder te interesseren. Dat de schijnheiligheid er van de eerste tot de laatste bladzijde afdroop, scheen de jeugd niet te deren. Ze wisten niet beter of lazen er gewoon overheen. Hun fantasie werd gestimuleerd en daar bleken ze behoefte aan te hebben.

MERKWAARDIG
Het merkwaardige en eigenaardige is dat vele van de door ons als specifieke kinderboeken geziene publikaties in werkelijkheid voor volwassene zijn geschreven. Zo bracht de beroemde Jonathan Swift 3 zijn „Gullivers Reizen” voor ouderen op de markt. Want hij had zich diep beledigd gevoeld als men hem voor een „kinderschrijver” zou hebben aangezien. Swift was iemand met een gekompliceerde natuur, geniaal maar eerzuchtig en Militant sceptisch, en vol verlangen een rol te spelen in de strijd tussen Whigs en Tories 4. Zijn „Gullivers reizen” was de wraak van een geniaal artiest op de volgens hem vulgaire wereld, die hem had miskend en die hij verachtte. Een in deze geestesgesteldheid geschreven boek kan onmogelijk geschikt geweest zijn voor een kinderwereld. Maar toch heeft de jeugd zich gretig meestergemaakt van Gullivers reizen.
De politieke en kerkelijke twisten die erin aan de kaak werden gesteld hun. Ze ondergingen slechts de charme van de wonderwereld, de wereld van dwergen en reuzen, van een eiland boven de aarde, van sprekende paarden en hun aapachtige onderdanen.

DE BARON
Ook „Baron von Münchhausen” 5 werd voor ouderen geschreven, maar bracht het ondanks die intentie tot de favoriet van de jeugd. Karl Friedrich Freiherr von Münchhausen (de auteur) nam in dienst van de Russen (denkbeeldig) deel aan de oorlog tegen de Turken. Hij beleefde een groot aantal avonturen, die hij in zijn vriendenkring vertelde. Hij was een man met grote verbeeldingskracht en fantaseerde er onder een goed glas wijn lustig op los. Van leugens was eigenlijk geen sprake, want de dwaasheid van zijn verhalen lag er zo duimendik op, dat zelfs de simpelste toehoorder (lezer) hem niet had kunnen geloven. Men genoot alleen maar van de ongebreidelde fantasie van de auteur. Toch moet de Nederlandse bewerker van het boek er voor de jeugd een ondertitel aan geven die luidde: „De ondeugd van het liegen is duidelijk aangetoond”. Op soortgelijke manier ging het met onze goede vriend Prikkebeen 6.
De auteur, Töppffer, was docent in de Griekse taal. Oorspronkelijk wilde hij kunstschilder worden maar een oogaandoening belette hem zijn roeping te volgen. Toch is de schilder in hem nooit helemaal gestorven. In zijn vrijetijd amuseerde hij zich met het maken van krabbels. Ook Prikkebeen ontstond aanvankelijk uit krabbels over een fantasiefiguur. Prikkebeen was oorsprongkelijk een man met elf kinderen en e n vrouw, die zo lastig was, dat hij op zekere dag meer dan genoeg van haar had. Daarop liet hij haar met haar hele elftal in de steek en nam de benen.
Dat paste in die tijd helemaal in het raam van een (strip)verhaal voor de jeugd. De b werker kreeg opdracht van Prikkebeen een getrouwd man te maken en die vrouw werd veranderd in Ursula, de zuster van de held. Je zuster mag je wanneer je vindt dat daar aanleiding voor bestaat gerust in de steek laten. Dat Ursula hem op zijn reizen achtervolgde kon voor niemand een steen des aanstoots zijn.

OVERDRIJVING
Een kinderboek dat nu nòg „hoogtij” viert bij de jeugd is het verhaal van Piet de Smeerpoets 7. Heinrich Hoffmann heeft het geschreven en getekend. Door zuiver toeval kwam hij tot het maken van dit boek, want hij was arts en had dus eigenlijk niets met schrijven en tekenen te maken. Kort voor Kermist 1844 ging hij de stad in om voor zijn 3-jarige zoontje een prentenboek te kopen. Hij ergerde zich dusdanig aan de moraliserende inhoud en het zalvende karakter van kinderboeken die hij in handen kreeg, dat hij alleen maar met een leeg schrift thuis kwam.
Daarin schreef hij voor zijn zoontje een paar verhaaltjes in versvorm en versierde ze met naïeve tekeningen. Niet alleen zijn zoontje, maar ook de andere huisgenoten en vele van zijn vrienden genoten ervan. Men drong er zò opaan het geheel in boekvorm uit te geven, dat de arts ervoor zwichtte. Het succes van Piet de Smeerpoets ligt aan de kinderlijkheid van de tekeningen en de tekst. In de tweede plaats aan het feit dat de thema’s werden ontleend aan het gewone dagelijkse leven van het kind, zodat elk kind zichzelf er als in een spiegel in terug zag. Er werd óók in gemoraliseerd, maar dan in geestige vorm op karikaturale manier.

OMMEZWAAI
Later kwam er een ommezwaai met betrekking tot de kinderlektuur. Via Jules Verne 8, Gustav Aimard 9, Markt Twain 10, Hector Malot 11 (Alleen op de Wereld) komen we bij Kalm May terecht. Vervolgens via Schoolidyllen 12 (Top Naeff), Dik Trom 13 (Kieviet), Pietje Bell 14 (Chris van Abkoude), Ot en Sien 15 (Jan Ligthart), Leonard Roggeveen 16, J. B. Schuil 17, Dick Laan 18, A. D. Hildebrand 19 en Cissy van Marxveld 20 komen we bij Godfried Bomans 21, Hans Andreus 22 en Annie M. G. Schmidt 23. De sprong welke we maken is wel heel erg groot: er is natuurlijk geen sprake van zelfs maar een „streven” naar volledigheid.


  [1]In: Steenwijker Courant, oktober 1979.
  [2]Hieronymus van Alphen (* 8 augustus 1746 , † 2 april 1803) is bekend als dichter, en dan vooral door zijn gedichten voor kinderen; toch heeft hij maar 66 gedichten voor kinderen geschreven: drie dichtbundels, bestemd voor zijn eigen kinderen, maar later uitgegeven voor een groter publiek: „Kleine gedigten voor kinderen”. Ze werden zo’n succes, dat de tientallen malen zijn herdrukt en vertaald in het Fries, Frans, Duits, Engels en Maleis. Uit de gedichten spreken de ideeën van de Verlichting met een moderne visie op het kind: Van Alphen beschouwde het kind als een tabula rasa. Het bekendste gedicht uit de bundels in „De pruimeboom” („Jantje zag eens pruimen hangen”) uit 1779. Van Alphen schreef hoofdzakelijk vrome poëzie voor volwassenen en kunsttheoretische en religieuze beschouwingen.
  [3]Jonathan Swift (* 30 november 1667 , † 19 oktober 1745) was een Iers schrijver, wiens bekendheid uitsluitend gebaseerd is op de satirische roman „Gulliver’s Travels” (voluit: „Travels into Several Remote Nations of the World, in Four Parts. By Lemuel Gulliver, First a Surgeon, and then a Captain of Several Ships”) uit 1726.
  [4]De Whigs en de Tories waren vanaf de 17e eeuw de twee belangrijkste politieke partijen in het Verenigd Koninkrijk; de Whigs – afgeleid van het Schotse scheldwoord „whiggamor” (veedrijver) – bestonden vooral uit rijke, niet-kerkelijke stedelingen en de Tories – afgeleid van het Ierse scheldwoord „tóraidh” (plunderaar) bestond vooral uit de adel en overige landbezitters. In de huidige tijd vervullen de Liberal Democrats de rol van de Whigs (zonder dat die term overigens nog gebruikt wordt), terwijl de leden en aanhangers van de Conservative Party nog steeds Tories genoemd worden.
  [5]Baron von Münchhausen (voluit: Karl Friedrich Hieronymus baron von Münchhausen, * 11 mei 1720 , † 22 februari 1797) was een Duitse edelman, die in het Russische leger diende in de strijd tegen de Turken. Daarover vertelde hij zeer sterke verhalen, die als volksverhalen in de mondelinge en schriftelijke overlevering voortleven. De anekdotes zijn verzameld in „Feldzüge und Abenteuer des Freiherrn von Münchhausen” van de Duitse Sturm und Drang-dichter Gottfried August Bürger (* 31 december 1747 , † 8 juni 1794).
  [6]Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen” uit 1858 wordt algemeen beschouwd als het eerste Nederlandse stripverhaal; het was een bewerkte – zeg maar gerust: gekuiste – vertaling van „Fahrten und Abenteuer des Herrn Steckelbein” van Julius Kell (* 7 mei 1813 , † 28 mei 1849) door de Groningse schrijver J. J. A. Goeverneur (voluit: Jan Jacob Antonie/Anthony Goeverneur, * 14 februari 1809 , † 18 maart 1889). De illustraties in de boeken van Goeverneur en Kell zijn gemaakt door Rodolphe Töpffer (* 31 januari 1799 , † 8 juni 1846), een Zwitsers leraar, auteur, schilder, cartoonist en karikatuur-artiest, die het stripverhaal zelf in 1845 had gepubliceerd onder de titel „Monsieur Cryptogame”.
  [7]Het boek „(Der) Struwwelpeter” – in het Nederlands vertaald als „Piet de Smeerpoets” of alleen „Smeerpoets” –, is een geïllustreerd kinderboek, in 1844 geschreven door de Duitse psychiater, dichter en schrijver Heinrich Hoffmann (* 13 juni 1809 , † 20 september 1894). Het boek is met name bedoeld om kinderen te waarschuwen voor de consequenties van slecht, ongemanierd of gevaarlijk gedrag. Het boek bestaat uit tien korte verhalen die allemaal een waarschuwing (tegen dieren pesten, tegen het spelen met lucifers, tegen racisme, tegen duimzuigen enz.) bevatten, vaak door de wrede afloop.
Heinrich Hoffmann schreef meer boeken, niet alleen voor kinderen, o.a. „Die Mondzügler. Eine Komödie der Gegenwart”, „Heulerspiegel. Mitteilungen aus dem Tagebuch des Herrn Heulalius von Heulenburg”, „Der wahre und ächte Hinkende Bote”, „König Nußknacker und der arme Reinhold”, „Das Breviarium der Ehe”, „Bastian der Faulpelz”, „Im Himmel und auf der Erde. Herzliches und Scherzliches aus der Kinderwelt”, „Allerseelen-Büchlein. Eine humoristische Friedhofs-Anthologie”, „Beobachtungen und Erfahrungen über Seelenstörungen und Epilepsie in der Irrenanstalt zu Frankfurt”, „Prinz Grünewald und Perlenfein mit ihrem lieben Eselein” en „Auf heiteren Pfaden. Gesammelte Gedichte”.
  [8]Jules Verne (* 8 februari 1828 , † 24 maart 1905) was een Frans auteur van avontuurlijke reisbeschrijvingen met nieuwe technieken, naar vele delen van de aarde en naar onbekende gebieden zoals de diepzee, het binnenste van de aarde en de maan. Hij wordt vaak gezien als de vader van de sciencefiction. Tot zijn bekendste romans behoren „Voyage au centre de la terre”, „De la terre à la lune”, „Vingt mille lieues sous les mers”, „Autour de la lune”, „Le tour du monde en quatre-vingts jours ” en „Michel Strogoff”.
  [9]Gustave Aimard (pseudoniem van Olivier Aimard, * 13 september 1818 , † 20 juni 1883) was een Franse reiziger in Noord- Amerika, Spanje en Turkije en schrijver van avonturenromans. Beroemd zijn zijn „Les Trappeurs de l’Arkansas”, „Le Chercheur de pistes”, „La Fièvre d’Or”, „Les Chasseurs d’Abeilles”, „Le Cœur de pierre”, „L’Araucan”, „Les scalpeurs blancs”, „Par mer et par terre” en, samen met Jules Berlioz d’Auriac (* 9 juli 1820 , † 16 september 1913) geschreven, „Jim, l’Indien”.
[10]Mark Twain (pseudoniem van Samuel Langhorne Clemens, * 30 november 1835 , † 21 april 1910) was een Amerikaans schrijver, die vooral bekend is gebleven door een vierdelige serie boeken over de jongen Tom Sawyer: „The Adventures of Tom Sawyer”, „Adventures of Huckleberry Finn”, „Tom Sawyer Abroad” en „Tom Sawyer, Detective”.
[11]Hector Malot (voluit: Hector-Henri Malot, * 20 mei 1830 , † 18 juli 1907) was een Frans auteur, die meer dan zeventig boeken heeft geschreven, maar wiens naam vooral verbonden is aan de onsterfelijke jeugdroman „Sans famille”, maar dat is dan ook een voltreffer: sinds zijn publicatie in 1878 is dit boek de absolute nummer één op de lijst van ontroerendste en aangrijpendste kinderboeken. In Nederland kennen we het onder de titel „Alleen op de wereld”, in Friesland als „Alinne op de wrâld”.
[12]School-idyllen” is een in 1900 gepubliceerd meisjesboek van de Dordtse schrijfster, vertaalster, toneelschrijfster en toneelcritica Top Naeff (voluit: Anthonetta Naeff, * 24 maart 1878 , † 22 april 1953).
Top Naeff, van 1914 tot 1930 redactrice en toneelcritica bij De Groene Amsterdammer en van 1937 tot literair redacteur van Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, schreef verder nog o.a. „De tweelingen”, „’t Veulen”, „De dochter”, „Vriendin”, „Charlotte von Stein. Een episode”, „Letje, of de weg naar het geluk”, „Twee tooneelspeelsters. Sarah Bernhardt en Eleonora Duse”, „Juffrouw Stolk en andere verhalen”, „Zie de maan schijnt... Spel in drie bedrijven” en haar autobiografie, „Zo was het ongeveer”, maar geen van deze boeken kon het succes van „School-idyllen” evenaren.
[13]Dik Trom is een zesdelige, Nederlandse jongensboekenserie, geschreven door C. Joh. Kieviet (voluit: Cornelis Johannes Kieviet, * 8 maart 1858 , † 12 augustus 1931).
[14]Pietje Bell is een achtdelige, Nederlandse jongensboekenserie, geschreven door Chris van Abkoude (voluit: Christiaan Frederik van Abkoude, * 6 november 1880 , † 2 januari 1960).
[15]Ot en Sien zijn de hoofdfiguren uit vier kinderboekjes, „Nog bij moeder” geheten, later heruitgegeven als „Ot en Sien” deel 1 t/m 4, „Het prentenboek van Ot en Sien” en nog later herdrukt als „Het boek van Ot en Sien” en „Ot en Sien voor de scholen in Nederlandsch Oost-Indië”, een zestal kinderverhalen van onderwijzer en onderwijsvernieuwer Jan Ligthart (* 11 januari 1859 , † 16 februari 1916) en onderwijzer en kinderboekenschrijver Rieks Scheepstra (voluit: Hindericus Scheepstra, * 17 maart 1859 , † 8 mei 1913), die in de eerste helft van de twintigste eeuw zeer populair waren. De sfeervolle tekeningen in het boekje waren van Cornelis Jetses (* 23 juni 1873 , † 9 juni 1955), oorspronkelijk getekend voor het Duitse origineel, „Otto und Dina”. De verhalen over Ot en Sien werden later ook in Sesamstraat voorgelezen.
[16]Leonard Roggeveen (* 2 maart 1898 , † 22 juni 1959) was een Nederlandse onderwijzer, schrijver en illustrator van kinder- en jeugdboeken en toneelstukken, redacteur van jeugdtijdschriften en radioprogrammamaker. Zijn bekendste boeken zijn de jongensboeken „De ongelooflijke avonturen van Bram Vingerling” (1927) en „Het geheim van het oude horloge” (1928).
[17]J. B. Schuil (schrijversnaam van Jouke Broer Schuil, * 20 maart 1875 , † 24 oktober 1960) was een Nederlandse kinderboekenschrijver. Bekende werken van hem zijn „Jan van Beek”, „De Katjangs”, „De AFC’ers”, „De Artapappa’s”, „Doodverklaard” (vanaf de derde druk: „Rob en de stroper van Tjot-Idi”) en „Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen”.
[18]Dick Laan (* 18 december 1894 , † 6 oktober 1973) was een Nederlandse kinderboekenschrijver en filmpionier, die vooral bekend is geworden door zijn negenentwintigdelige Pinkeltje-serie.
[19]A. D. Hildebrand (voluit: Anton D. Hildebrand, * 11 juni 1907 , † 29 juni 1977) was een bekende Nederlandse kinderboeken- en hoorspelschrijver. Hij schreef ongeveer tweehonderdvijftig kinderboeken, die meestal over dieren gaan; zijn bekendste boekenreeks is de tiendelige Bolke de Beer-serie. Zijn zoon was de autocoureur Tonio Hildebrand (* 20 september 1930 , † 26 augustus 2005).
[20]Cissy van Marxveldt (pseudoniem van Setske de Haan, * 24 november 1889 , † 31 oktober 1948) was een Nederlandse schrijfster; onder haar pseudoniem werd ze bekend door haar vooroorlogse meisjesboeken, die zich grotendeels in de „betere milieus” afspeelden. De vijfdelige serie over Joop ter Heul zijn haar bekendste boeken, maar ook haar „Een zomerzotheid” is in Nederland „wereldberoemd”.
[21]Godfried Bomans (voluit: Godfried Jan Arnold Bomans, * 2 maart 1913 , † 22 december 1971) was een Nederlandse schrijver, columnist en mediapersoonlijkheid. Zijn bekendste boeken zijn „Pieter Bas”, „Erik of het klein insectenboek”, „De avonturen van Pa Pinkelman”, „Avonturen van Tante Pollewop” en de lagere school-lectuur-serie „Pim, Frits en Ida”. Van zijn hand is het artikel „Het ruikt hier naar gas. Een poging tot begrip van Karl May” in Elseviers Weekblad, 24 augustus 1963, elders op deze site.
[22]Hans Andreus (pseudoniem van Johan Wilhelm van der Zant, * 21 februari 1926 , † 9 juni 1977) was een Nederlandse dichter en schrijver van gedichten, romans, verhalen, hoorspelen, kinderverhalen en kindergedichten. Van zijn boeken voor kinderen is vooral de tiendelige serie De verhalen van Meester Pompelmoes, over een ouderwetse, maar onconventionele onderwijzer, bekend geworden.
[23]Annie M. G. Schmidt (voluit: Anna Maria Geertruida Schmidt, * 20 mei 1911 , † 21 mei 1995) was een Nederlands dichteres en schrijfster van verzen, liedjes, boeken, toneelstukken, musicals en radio- en televisiedrama. Zij werd vooral beroemd met kinderboeken als „Dit is de spin Sebastiaan”, „Abeltje”, „Minoes” en „Pluk van de Petteflet” en reeksen kinderverhalen als Jip en Janneke, kinderversjes als „Dikkertje Dap” en als scenarioschrijfster van het hoorspel „In Holland staat een huis” en de tv-series Pension Hommeles en Ja zuster, nee zuster.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website