De onderste plank: het jeugdboek nader bekeken

Steven G. van Campen en Cor van der Burg 1

p. 25 (hoofdstuk De andere cultuurpatronen, Maatschappelijke aspecten) :

[…]
Het is moeilijk met zekerheid vast te stellen of het vooroordeel in het kinderboek invloed heeft op het kind. Kruithof 2 gelooft van wel ( –) ‘wat de leek weet van de dokter, de stedeling van de boer, de Europeaan van de cowboy (–), is minstens ten halve wat het vertelsel hem aanpraat, en zich zelden meer laat rechtpraten’. Hij zegt dit in een artikel, waarin hij de invloed van het Indianenverhaal op onze visie op de Indiaan aan de orde stelt
De belangstelling voor vooral Karl May neemt de laatste jaren toe. Er is een Karl May-museum, er zijn Karl May-verenigingen en Karl May-herdrukken. En zo handhaaft zich het literaire wilde westen naast en vooral boven het historische. De weduwe van de auteur dacht daar trouwens anders over. ‘Mijnheer, hij was geen loze fantast. Hij wist het,

p. 26 (hoofdstuk De andere cultuurpatronen, Maatschappelijke aspecten) :

intuïtief. Dante heeft toch ook over de hel geschreven, al was hij er nooit geweest. Karl May was een dichter’.
Trouwens, de eerste uitgever van Karl Mays boeken in Nederland nam in een kort voorwoord enkele ‘levensbijzonderheden’ op, die het waarheidselement moesten staven. Bovendien haalde hij diverse autoriteiten aan om ‘zijn’ schrijver te verdedigen vooral tegen een Nienke van Hichtum 3, die in het tijdschrift Het Kind had geschreven over deze verhalen en ze gekwalificeerd had als ‘prikkelliteratuur, die reeds menigeen tot misdadige dwaasheden heeft gebracht’. Deze pedagogische autoriteiten spraken hun dank uit aan het adres van de schrijver ‘voor deze zegenrijke medewerking bij mijn moeilijk opvoedingswerk’ en stelden: ‘De jeugd greep uit vertwijfeling naar Karl May (–). Hij is de man, die voor de hongerende ziel schreef’.
Het schrijven over Indianen blijkt een moeilijke opgave te zijn. In onze tijd publiceert de veelbekroonde auteur Scott O’Dell 4 toch verhalen die de werkelijkheid waarheidsgetrouw verbeelden. Een bekend voorbeeld is Zing naar de maan, Navaho, waarin bovendien een jonge vrouw de hoofdrol speelt, evenals in zijn Het eiland van de blauwe dolfijnen.
Vergelijkingsmateriaal voor de jongste lezers vinden we in De kleine Indiaan 5 (Gouden Boekje) en Snelle Jager uit het lndianenhuis 6 (Blok-boekje).
[...]

p. 35 (hoofdstuk Held en tegenstander, Maatschappelijke aspecten) :

[…]
Enigszins binnen de traditie valt de belangrijkste tegenstander van Dolf in Kruistocht in spijkerbroek 7, Dom Anselmus. Hij is een zogenaamde monnik en is, uiteraard, mager. Zijn handlanger, lang zo kwaad niet en eigenlijk zelfs goedaardig, is ‘veel jonger, dikker en vriendelijker’. Een wat verouderde karakterologie ligt daar toch wel aan ten grondslag.
Het hoeft niet altijd de beschrijving van de lelijke, tegenstander te zijn, die iemand beter doet uitkomen: Ook de zeer positieve karakteristieken van de (hoofd-)persoon kunnen dat bewerkstelligen. Karl May kon daarmee overweg, zoals blijkt uit het volgende citaat, dat we vinden in een van de eerste drukken van Het goud van Winnetou 8.

Er lag in dat pshaw een uitdrukking van zulk een diepe minachting, van zo’n zelfbewust medelijden, dat hij, tot wien het gericht was, geen antwoord wist te vinden en onwillekeurig eenige schreden achteruit week, alsof hij met deze hem nu weerzinwekkende aangelegenheid niets meer te doen wilde hebben. Een ieder, die Winnetou niet gekend heeft, moet deze indruk van zijn persoonlijkheid, zoo al niet onverklaarbaar, dan toch ongewoon toeschijnen, maar het beroemde opperhoofd der Apachen was ook veel meer dan alleen een ongewoon man. Het was natuurlijk niet zijn rang van opperhoofd, die zo’n eerbied wekte, want de sociale waardigheid van een Indiaansch sachem is, vooral tegenover een blanke, niet zo eerbiedwekkend, maar dit lag geheel alleen aan zijn persoonlijkheid, in zijn groote hoedanigheden, zijn geestelijke zielseigenschappen, die in een volkomen smetteloze mannelijke schoonheid een kostelijke belichaming hadden gevonden, zoodat zijn verschijning overal, waar hij kwam, bewondering wekte en ook tegelijkertijd de nooit


p. 36 (hoofdstuk Held en tegenstander, Maatschappelijke aspecten) :

ontbrekende eerbied deed ontwaken, die steeds gehoorzaamheid als onmiddellijk gevolg met zich meebreng.
Hij droeg, evenals ik, wanneer ik mij in het Westen bevond, een uit elandsleer gemaakte jachtkleeding van Indiaanschen snit, aan de voeten lichte mocassins, die met borstels van het stekelvarken en zeldzaam gevormde nuggets versierd waren.
Een hoofddeksel droeg hij niet. Zijn weelderig, dicht blauwzwart haar was op zijn hoofd tot een hoogen, helmachtige bos gebonden en viel van daar, als hij in het zadel zat, als manen of als een dichte sluier tot op den rug van het paard neer. Geen arendsveer versierde dezen Indiaanschen hoofdtooi. Hij droeg dit waardigheidsteeken van een opperhoofd nooit; men zag toch wel dat hij geen gewoon krijgsman was. Ik heb hem midden tusschen opperhoofden gezien, die alle met de veeren van den oorlogsarend getooid waren en ook met alle mogelijke andere oorlogstropheeën behangen waren; zijn koninklijke houding, zijn vrije, ongedwongen, veerkrachtige en toch zo fiere gang deden hem als den edelsten van allen herkennen. Wie slechts een enkelen blik op hem richtte, zag terstond, dat hij met een man van beteekenis te doen had. Om den hals droeg hij de kostbare vredespijp, den medicijnzak en een driedubbelen ketting van klauwen van de grizzly-beren, die hij zelf met levensgevaar had gedood.
Den vorm van zijn ernstig, mannelijk schoon gelaat, welks jukbeenderen slechts weinig uitstaken, kon men bijna romeinsch noemen en de kleur zijner huid was dof licht bruin met een zachten bronzen tint overdekt. Hij droeg geen baard; in dit opricht was hij geheel en al Indiaan. Daarom was een zachte, goedaardige en toch zo wilskrachtige lijn van zijn lippen steeds te zien, de lippen, die de zachtste vleitaal, zoowel als schrikaanjagende donderende geluiden, den heerlijksten lof zoowel als de bitterste ironie konden zeggen. Zijn stem bezat, als hij vriendelijk sprak, een onvergelijkelijk aangenaam, verleidelijk keeltimbre, dat ik bij geen ander mensch heb aangetroffen, en dat slechts met het liefdevolle, zachte, teedere klokken van een hen kan vergeleken worden, die haar kuikentjes onder zich verzameld heeft; in toorn had die stem de kracht van een hamer, die ijzer stukslaat en als hij wilde, een scherpte die als een verterend zuur op den onwrikbaarsten tegenstander inwerkt. Wanneer hij een toespraak hield, wat slechts hoog zelden en alleen bij belangrijke of plechtige gelegenheden plaats vond, dan stonden hem alle mogelijke middelen der redekunst ter beschikking. Ik heb nooit een beter, overtuigender en meeslepender spreker gehoord dan hem en ken geen enkel geval, waarin het iemand mogelijk is geweest, de welsprekendheid van dien grooten, onvergelijkelijken Apache te weerstaan. Welbespraakt waren ook de licht bewegelijke vleugels van zijn zacht gebogen, flinken, maar geenszins Indiaanschen neus, want in die trilling sprak hij iedere gemoedsbeweging uit. Het mooiste echter waren zijn oogen, die donkere, fluweelige ogen, waarin, al naar omstandigheden een geheele wereld van liefde, goedheid, dankbaarheid, medelijden, bezorgdheid, maar ook van verachting kon liggen. Zulke eerlijke, trouwe, reine oogen, waarin bij toorn heilige vlammen laaiden, kon slechts een mensch hebben, die zulk een reinheid van ziel, oprechtheid des harten, standvastigheid van karakter en waarachtige gevoelens had als Winnetou.

Kortom: een heilige. Volkomen volmaakt – om in stijl te blijven – tegenover de onvolmaaktheid van schurken als Sanders 9 in een aantal afleveringen. Winnetou’s grootste voordeel ligt overigens in de facetten waar hij niet-Indiaans is. Zoals ook bij Karl May alle goede lieden Duitsers zijn (hoogstens hebben ze een wat zwak karakter) en de slechterikken Engelsen.

p. 64 (hoofdstuk Maatschappelijke aspecten) :

[...]
Het slot van De laatste der Mohikanen door J. F. Cooper 10 is heel wat plichtmatiger, afstandelijker. De dood wordt daarin niet als probleem, als wezenlijke ervaring naar voren gebracht. En Hector Malot 11 laat Vitalis in Alleen op de wereld sterven, terwijl Remi bewusteloos is.
Karl May biedt ons Winnetou’s dood 12 aan als een verschrikkelijk moment voor de mensheid. Toch is het voor hem slechts dé mogelijkheid om aan zijn zware romantiek uiting te geven.
[...]

p. 146 (hoofdstuk Een kind heeft een leeftijd) :

[...]
Ruim twintig jaar geleden las driekwart van de jeugd de boeken van Karl May over Winnetou en Old Shatterhand. De iets meer ingewijden bogen zich over de Tecumseh-boeken van Fritz Steuben 13. Indianenboeken waren in tel en ook boeken met een historische achtergrond die wat dichterbij lag, waren er. Sibe van Aangium 14 met zijn Smokkelaars van de Schans, K. Norel 15 met Engelandvaarders. Verhalen vol spanning leverde Max van Amstel 16, waarmee hij de detective enigszins benaderde of imiteerde. Op veel is veel kritiek te leveren, maar tegelijkertijd kwam er zeer zeker werk op de markt van behoorlijk niveau.
[...]


  [1]Steven G. van Campen en Cor van der Burg, „De onderste plank: het jeugdboek nader bekeken”, Zeist: NIB, 1976.
  [2]Kruithof : onbekend, blijkbaar een literatuurhistoricus.
  [3]Nienke van Hichtum (Fries: Nynke fan Hichtum, pseudoniem van Sjoukje Maria Diderika Bokma de Boer, * 13 februari 1860 , † 9 januari 1939) was een Nederlandse en Friese vertaalster en kinderboekenschrijfster. Haar bekendste boek is het flauwe „Afke’s tiental”, dat op elke bladzijde met socialistische propaganda doordesemd is. Zij was een tijdje getrouwd met de dichter, advocaat en socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra (* 20 april 1860 , † 12 mei 1930), die in een zielige poging om de omwenteling in Duitsland na te apen, in november 1918 ook in Nederland de socialistische revolutie wilde uitroepen.
Haar anti-Karl-May-schotschrift met de titel „Wat wordt er gedaan” publiceerde zij op 7 mei 1910 in het tijdschrift Het Kind.
  [4]Scott O’Dell (geboren als O’Dell Gabriel Scott, * 23 mei 1898 , † 15 oktober 1989) was een Amerikaans schrijver van zesentwintig kinderromans, vier romans voor volwassenen en vier non-fictie-boeken. Veel van zijn kinderboeken gaan over de geschiedenis van Californië en Mexico. Bekend zijn de hier genoemde boeken „Island of the Blue Dolphins” uit 1960 en „Sing Down the Moon” uit 1970. Verder zijn o.a. interessant: „Woman of Spain (a Story of Old California)”, „Hill of the Hawk (Novel of Early California) ”, „Dark Canoe”, „Treasure of Topo-El-Bampo”, „The Child of Fire”, „The Hawk That Dare Not Hunt by Day”, „Daughter of Don Saturnino”, „Streams to River, River to the Sea (a Novel of Sacagawea)” en „The Serpent Never Sleeps (a Novel of Jamestown and Pocahontas)”.
  [5]Little Indian” (=„De kleine Indiaan”) is een plaatjesboekje voor zeer jonge kinderen van de hand van Margaret Wise Brown (* 23 mei 1910 , † 13 november 13, 1952) uit 1954, met illustraties van Richard Scarry (voluit: Richard McClure Scarry, * 5 juni 1919 , † 30 april 1994); het werd eind jaren ’50 in het Nederlands vertaald/bewerkt door Han G. Hoekstra (voluit: Henricus Gerard Hoekstra, * 4 september 1906 , † 15 april 1988) en met de oorspronkelijke tekeningen uitgebracht als nr. 48 van de Gouden Boekje-serie.
  [6]Little Runner of the Longhouse” is een plaatjesboekje voor zeer jonge kinderen van Betty Baker (voluit: Betty Lou Baker, * 20 juni 1928 , † 6 november 1987), met illustraties van Arnold Lobel (voluit: Arnold Stark Lobel, * 22 mei 1933 , † 4 december 1987), dat in 1966 in het Nederlands werd vertaald en als „Snelle jager uit het Indianenhuis” in de blok-boekje-serie verscheen.
  [7]Kruistocht in spijkerbroek” is een jeugdboek uit 1973 van Thea Beckman (eigenlijk: Theodora Beckmann-Petie, * 23 juli 1923 , † 5 mei 2004) over de Duitse kinderkruistocht in 1212, vol anachronismen, die het boek blijkbaar juist extra spannend maken voor jonge kinderen. In 2006 is het boek verfilmd onder de titel „Crusade in jeans”.
  [8]Originele, Duitse titel: „Weihnacht!” (Gesammelte Werke, Band 33), dat in een sterk ingekorte versie in de Nederlandse Karl May Pockets onder nummer 8 is opgenomen als „Winnetou en de goudzoekers”.
  [9]Sanders : onbekend, tenzij de schrijvers Santer bedoelden.
[10]James Fenimore Cooper (* 15 september 1789 , † 14 september 1851) was een Amerikaans schrijver, die vooral bekendheid verwierf met zijn zeeverhalen en historische verhalen, de vijfdelige Leatherstocking Tales: „The Deerslayer. The First War Path”, „The Last of the Mohicans. A Narrative of 1757”, „The Pathfinder. The Inland Sea”, „The Pioneers. The Sources of the Susquehanna; A Descriptive Tale” en „The Prairie. A Tale”, met Natty Bumppo (bijgenaamd „Leatherstocking” en „Hawkeye”) in de hoofdrol; het tweede boek uit deze reeks, „The Last of the Mohicans” wordt door vriend en vijand beschouwd als zijn meesterwerk.
[11]Hector Malot (voluit: Hector-Henri Malot, * 20 mei 1830 , † 18 juli 1907) was een Frans auteur, die meer dan zeventig boeken heeft geschreven, maar wiens naam vooral verbonden is aan de onsterfelijke jeugdroman „Sans famille”, maar dat is dan ook een voltreffer: sinds zijn publicatie in 1878 is dit boek de absolute nummer één op de lijst van ontroerendste en aangrijpendste kinderboeken. In Nederland kennen we het onder de titel „Alleen op de wereld”, in Friesland als „Alinne op de wrâld”.
[12]Originele, Duitse titel: „Winnetou III” (Gesammelte Werke, Band 9); in de Nederlandse Karl May Pockets is het eerste deel van het boek opgenomen in nummer 4, „De Zwarte Mustang”, en het tweede deel in nummer 12, „De dood van Winnetou.
[13]Fritz Steuben was het pseudoniem van Erhard Wittek (* 3 december 1898 , † 4 juni 1981) was een Duitse schrijver van boeken voor de jeugd en voor volwassenen. Hij is vooral bekend geworden door zijn zevendelige Tecumseh-serie, over Tecumtha (ook wel Tikamthi geheten, d.i. „de zich bukkende bergleeuw”, door de blanken verbasterd tot Tecumseh, * ± 1768 , † 5 oktober 1813), opperhoofd van de Shawnee, die zich lange tijd succesvol wist te verzetten tegen de Amerikaanse expansie ten koste van de indianen, maar uiteindelijk toch het onderspit moest delven: „Der fliegende Pfeil. Eine Erzählung aus dem Leben Tecumsehs. Alten Quellen nacherzählt („De vliegende pijl. Een verhaal uit het leven van Tecumseh”), „Der rote Sturm. Eine Erzählung aus dem ersten Indianerkrieg um den Ohio” („De rode storm. Een verhaal uit den eersten oorlog met de indianen om den Ohio”), „Tecumseh und der Lederstrumpf. Eine Erzählung vom Kampf des roten Mannes um sein Recht”, later uitgegeven onder de titel „Tecumseh der Berglöwe” („Tecumseh de Bergleeuw. Een verhaal uit het leven van Tecumseh”), „Der strahlende Stern. Eine Erzählung vom Ruhme Tecumsehs” („De stralende ster. Een verhaal uit het leven van Tecumseh”), „Schneller Fuß und Pfeilmädchen. Eine Erzählung aus der Zeit als Tecumseh 12 Jahre alt war” („Snelvoet en Pijlkind. Een verhaal uit Tecumseh’s jeugdjaren”), „Der Sohn des Manitu. Eine Erzählung vom Kampfe Tecumsehs” („De zoon van Manitou. Een verhaal uit het leven van Tecumseh”) en „Tecumsehs Tot. Eine Erzählung vom Kampf eines roten Mannes für sein Volk” („De dood van Tecumseh”).
[14]Sibe van Aangium (pseudoniem van Hendrik Steen, * 21 november 1895 , † 12 september 1953) was een gereformeerd predikant in achtereenvolgens Zoutkamp, Den Helder en Andijk, maar is vooral bekend geworden als schrijver van historische kinderboeken met een christelijk-moralistisch karakter. De Hotse Hiddes-trilogie, de Smokkelaars van de Schans-trilogie („De smokkelaars”, „De ballingen” en „De terugkeer”) en de Zwarte Mus-trilogie („De zwarte mus”, „Jelle Piebes de verrader” en „Drie mannen en een hond”) zijn het meest bekend en worden nog steeds gelezen. De hoofdpersonen Van Aangiums werk beleven hun avonturen in het noordoosten van Friesland tegen de achtergrond van belangrijke historische gebeurtenissen uit de geschiedenis, zoals de Tachtigjarige Oorlog, de Franse Tijd, de Belgische Opstand en de Tweede Wereldoorlog.
[15]K. Norel (voluit: Klaas Norel, * 9 november 1899 , † 4 mei 1971) was een Nederlands schrijver, journalist en verzetsman, die 130 boeken, voornamelijk jeugdliteratuur, schreef met overwegend de Tweede Wereldoorlog als onderwerp. Zijn bestverkochte werk is de trilogie „Engelandvaarders” („Vogelvrij”, „Vuur en Vlam” en „Verzet en Victorie”) uit 1945. Ook de Scheepsmaat Woeltje-trilogie („Scheepsmaat Woeltje”, „Stuurman Aart” en „Schipper Wessels”), de Varen en Vechten-trilogie („Eerste wacht”, „Hondenwacht” en „Dagwacht”), de Vliegers in het vuur-trilogie („Met de rug tegen de muur”, „Trillende Evenaar” en „Voorwaarts!”) en de trilogie over de scheepvaart („Van Doggersbank tot Barentszee”, „Op de grote vaart” en „Bij de marine”) verheugen zich nog steeds in grote belangstelling, evenals ‘losse’ boeken als „De tyrannie verdrijven” „Mannen van Sliedrecht”, „Ik worstel en kom boven” en „Mannen en dijken”.
[16]Max van Amstel (pseudoniem van Johannes Blinxma, * 2 maart 1912 , † 21 maart 1970) was een inmiddels vrijwel vergeten Nederlands schrijver van vooral jeugdboeken, waaronder: „De Tandemclub”, „Straat Soenda, De zeer avontuurlijke reis van Willem IJsbrantszoon Bontekoe naar Nederlands Oost-Indië”, „Het schip Nieu-Hoorn”, „De boodschapper van de Prins”, „Een timmermanszoon wint land. Jan Adriaanszoon Leegh-Water” en „Het begon op de ‘Borgholm’. Roman voor jonge mensen”. Onder zijn eigen naam schreef hij ook een viertal indianenboeken: „Kansas-Kidd en de zanger van het Duivelskopgebergte”, „Kansas-Kidd en de schatten der Azteken”, „Kansas-Kidd en het eenzame opperhoofd” en „Kansas-Kidd en de gouden totempaal” en onder het pseudoniem Erica Ruysch waagde hij zich eenmaal aan een meisjesboek: „Marjo ontdekt haar roeping”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website