Geestelijk vader van Old Shatterhand en Winnetou

Karl May geloofde zijn eigen leugens

Was Karl May wellicht zo’n groot schrijver omdát

hij gemakkelijker loog dan de waarheid sprak?


(anoniem) 1


Het is een scène die, met talrijke variaties, in verscheidene van Karl May’s boeken voorkomt: zes mannen zitten in een uithoek van de prairie rond het knapperend houtvuur. Vijf ervan zijn ruige prairielopers met verweerde trekken, onverzorgde kledij en vrijgevochten tafelmanieren. De zesde man is tot in de puntjes gekleed en steekt daardoor vreemd af tegen de rest van het gezelschap. Het is alsof een dansleraar verdwaald is in het Wilde Westen. Behalve twee blinkend gepoetste geweren heeft hij een aantal boeken bij zich - hij is de kunst van het lezen dus machtig en wordt dan ook aangeduid als „de professor”.
Zijn metgezellen beschouwen hem als een sukkelaar, een stumper zonder enige ervaring.
De vijf ruige prairielopers raken aan de praat over de grote helden van het Wilde Westen van die dagen, zoals een groep kampeerders bij ons de prestaties van Willem van Hanegem 2 of Paul van Himst 3 zou bespreken. Al spoedig komt het gesprek op een zekere Old Shatterhand, een man die het door zijn buitengewone prestaties op dat moment in het Wilde Westen „helemaal schijnt te maken”. De prairielopers hebben allen veel over Old Shatterhand gehoord maar - voor zover zij weten - hem nooit in levenden lijve mogen ontmoeten. Niet alleen schijnt Old Shatterhand zeer vaardig om te springen met alle soorten wapens, een grote onverschrokkenheid aan de dag te leggen en over een paar stevige knuisten te beschikken, hij moet bovendien een zeer goed en deugdzaam mens zijn. Rechtvaardig, altijd opkomend voor de zwakkeren, een vriend van de verdrukte Indianen en een vijand van het gespuis waar de prairie zo rijk aan is. Bovendien is hij zeer vredelievend en wars van het onnodig gebruik van geweld. Zijn vijanden doodt hij alleen als het echt moet: zijn specialiteit is de vuistslag die niet doodt doch alleen verdooft.
De zesde man, de sukkelaar, mengt zich niet in het gesprek over de grote Old Shatterhand. Dat is erg verstandig, want wat hij ook gezegd zou hebben, hoongelach van zijn metgezellen zou zijn deel geworden zijn.


Enorme mazzel

Plotseling valt er een schot. Rook kringelt op uit het geweer van de sukkelaar. Ondanks het duister van de nacht, ondanks het luidruchtige gesprek van zijn metgezellen, heeft hij in een naburig bosje een Indiaanse verspieder ontdekt en vervolgens onschadelijk gemaakt. Groot is de verbazing van de vijf ruige prairiemannen. Maar nog blijven zij ziende blind. De sukkelaar moet met zijn schot een enorme mazzel hebben gehad. Alleen nieuwelingen in het Westen kunnen zo’n toevalstreffer plaatsen. Dan echter bestudeert een van hen de blinkend gepoetste geweren en komt tot een verrassende conclusie: het zijn de befaamde Henry-buks en de Berendoder van Old Shatterhand. En de man die al die tijd voor een onhandige stumper werd gehouden kan dus niemand anders zijn dan... dan... Old Shatterhand himself. Langzaam dringt de verpletterende waarheid tot de eenvoudige prairiemannen door, de schellen vallen hen van de ogen. De grote Old Shatterhand was al die tijd onder hen. En zij hebben hem niet herkend. Plotseling begrijpen zij wat de held met zijn eerdere gestuntel voor had: de vijand moest zand in de ogen worden gestrooid. Vol bewondering kijken zij op naar de Meester, zich afvragend hoe zij zich zo hebben kunnen vergissen. En Old Shatterhand kijkt minzaam op zijn metgezellen neer. Kwaad is hij niet om de honende opmerkingen die hij heeft moeten slikken, hoogstens een beetje verdrietig. Grootmoedig wuift hij alle lof weg.

Een heerlijk verhaal, nietwaar? Stel: je bent een zeer bijzonder persoon. Niemand weet dat, behalve jijzelf. Iedereen denkt dat je gewoon de sukkel bent die je schijnt te zijn. En dan plotseling komt de waarheid aan het licht... Gerechtigheid is geschied! Leve jij!

Hoe komt iemand op het idee zulke „heerlijke” verhalen te schrijven, vraag je je af. Verhalen die zo goed aansluiten op wat bijna elke jongen in zijn liefste dromen droomt? Het antwoord op die vraag ligt besloten in het wonderlijke - en toch zo trieste - levensverhaal van Karl May, Duitslands populairste volksverteller. Hier volgt dat verhaal.


Kaal en naargeestig

Karl May werd in 1852 geboren in Ernstthal, een mistroostig stadje in een van de armoedigste streken van de Duitse staat Saksen. Zijn ouderlijk huis was naargeestig, klein, en kaal, zoals de meeste huizen van het stadje. Veertien kinderen zagen er het levenslicht, negen ervan stierven in hun eerste levensjaren. Karl was de enige zoon die in leven bleef.
Vader May was een arme wever. Een beste man, als hij tenminste niet te veel gedronken had. Hij deed zijn best de kleine Karl de kansen te geven die hijzelf niet gekregen had en sleepte van her en der boeken voor het pientere kereltje aan. Karl las alles, als het maar gedrukt was - of het nu gebedenboeken, avonturenromans, wiskundige beschouwingen of prekenverzamelingen waren. Eens liet vader May zijn zoontje een aardrijkskundeboek van zo’n vijfhonderd pagina’s overschrijven. „Dan onthoud je de gegegens beter,” zei hij.
Vooral de avonturenboeken - zoals daar waren Sallo Sallini, de edele rover 4 en Emilia, de ingemetselde non 5 - boden Karl de kans weg te dromen uit de troosteloze werkelijkheid van zijn omgeving. Hij was geneigd alles wat hij las voor waar aan te nemen en leefde meer in zijn boeken dan „echt”.
Helemaal ongevaarlijk was dat leven met de verzinsels van anderen niet! Eerst liep Karl van huis weg om bij een Spaanse roofridder waarover hij gelezen had, geld voor zijn ouders te lenen. Een dag later was hij alweer thuis. Toen hij al op de kweekschool zat, trad hij zelf als roofridder op. Hij werd wegens een onbenullig diefstalletje van school gestuurd; het schoolhoofd weigerde in Karl de grootmoedige rover te zien die Karl in eigen ogen was.
Tenslotte lukte het Karl niettemin zijn onderwijsakte te behalen. maar lang kon hij van dat diploma niet genieten. Weer bleken Karls wensdromen sterker dan hijzelf en wederom pleegde hij een paar kruimeldiefstallen. De zes weken gevangenschap die hij daarvoor moest uitzitten, betekenden voor de jonge onderwijzer een ware marteling. Ze vervulden hem met haat jegens de maatschappij die zijn gedroomde grootmoedigheid weigerde te erkennen en die heel anders was dan de gemeenschappen waarover hij in zijn boeken had gelezen.


De kluts kwijt

Bij zijn vrijlating was Karl volledig de kluts kwijt. Hij begon met zich allerlei sjieke spullen aan te schaffen, zoals bontjassen, om daarmee de grote heer uit te hangen, maar kwam er niet toe voor zijn aankopen te betalen. Zo draaide hij opnieuw, en ditmaal voor vier jaar de gevangenis in.

Helemaal in de stijl van de schurken uit zijn boeken ontsnapte Karl May aan zijn arrestatie: met een ongeladen pistool hield hij de bewaker in bedwang en sprong uit de rijdende trein...




Boven en rechts: Oorspronkelijk was er een Karl May-museum in Radebeul, het stadje waar de schrijver stierf. Na de oorlog kwam Radebeul op Oostduits gebied te liggen. Omdat het Oostduitse regime Karl May niet als een groot Duitser wilde eren, werd het museum overgebracht naar het Westduitse Bamberg, waar ook nu nog de May-relikwieën te bezichtigen zijn.


Boven: De woongebieden van de Indianen- volkeren die in Mays boeken vaak ter sprake komen. 6 Winnetou was opperhoofd van de Mescalero-apachen.


Daar was het lot hem goed gezind. Hij kreeg het beheer over de gevangenisbibliotheek, die een grote verscheidenheid aan boeken bevatte. Karl kon er naar hartelust lezen en studeren. Hij legde er de basis voor zijn latere reisverhalen. In de gevangenis begon hij voor het eerst te denken aan de mogelijkheid van een schrijversloopbaan. Hij schreef er enkele verhalen, die hij na zijn vrijlating meteen wilde laten publiceren.
Na drie jaar werd Karl May wegens goed gedrag de rest van zijn straf kwijtgescholden. Toen het hem echter niet meteen lukte voor zijn verhalen een uitgever te vinden, maakte de wanhoop zich van hem meester en dook hij weer terug in zijn droomwereld. Hij begon te zwerven. Hij begon te stelen. Hij stal alles wat hij maar in zijn vingers kon krijgen, heel vaak dingen die hij eigenlijk niet gebruiken kon. Maar met stelen alleen kon hij op den duur niet in zijn levensonderhoud voorzien. Dus riep hij, zoals hij al zo vaak had gedaan, zijn fantasie te hulp en zijn gave om zich in het doen en laten van niet-bestaande personen in te leven. Karl May werd oplichter. Hij gaf zich uit voor legerofficier, voor geestelijke, voor baron en voor dokter en klopte op die wijze argeloze burgers de spaarcenten uit de zak.
Eens werd hij gearresteerd en per trein op transport gesteld naar de dichtstbijzijnde gevangenis. Maar hij wist - helemaal in de stijl van de boekenhelden van zijn jeugd - te ontsnappen door zijn bewaker met een ongeladen pistool te bedreigen en vervolgens van de rijdende trein te springen.
Tenslotte werd hij echter weer gegrepen en opgeborgen in de gevangenis van Waldheim. Hij zat er vier jaar opgesloten - van 1870 tot 1874. Het is vreemd - meestal hebben gevangenissen niet zo’n goede invloed op hun vaste bewoners - maar in de gevangenis te Waldheim kwam Karl May enigszins met zijn fantasiewereld in het reine. Hij slaagde erin zijn waanvoorstellingen van zich af te schrijven en leerde enigszins het verschil te zien tussen werkelijkheid en droom.
Twee tijdschriften begonnen zijn verhalen te publiceren. Reisverhalen waren het, avonturen uit een wereld die zo ver mogelijk van de benarde gevangeniswereld verwijderd was. Reisverhalen geschreven door een man die nog nooit een voet buiten zijn geboorteland had gezet. Het waren de avonturen van Indianen, ruige prairielopers, woeste Skipetaren en snelle woestijnruiters.


Boze wereld

Nu pas kwam Karl Mays ongebreidelde fantasie hem echt goed van pas. Zijn helden bedreven alle daden die hij oorspronkelijk zelf had willen verrichten, daden die de „boze wereld” echter niet van hem had willen accepteren. Met het grootste gemak verplaatste de gevangene zich naar werelddelen waar hij nooit voet aan wal had gezet.
Dat het werkelijke Wilde Westen, dat de echte Indianen er misschien anders uitzagen dan May zijn lezers wilde doen geloven, kon de schrijver niet schelen. Want zijn verzinsels waren Karl May nog steeds dierbaarder dan de harde werkelijkheid. Die kon hem gestolen worden! En waren zijn verhalen eenmaal in druk verschenen dan was May van de waarheid van zijn geschiften zelf het meest overtuigd.
In zijn verhalen verrichtte Karl May - in de rol van Old Shatterhand of in die van Kara Ben Nemsi - de ene nobele daad na de andere. Maar aan die nobele daden ging altijd iets vooraf: steeds werd Old Shatterhand (of Kara Ben Nemsi) door zijn medemensen eerst onrechtvaardig behandeld of met hoon overladen. Waarna de held zich telkens weer in zijn volle glorie openbaarde. Om te begrijpen wat Karl May bedoelde als hij dit soort gebeurtenissen beschreef, hoeft men geen groot psycholoog te zijn...
In snel tempo werd Karl May de populairste Duitse schrijver. Bij miljoenen vlogen zijn boeken de deur uit. De verhalen over de nobele held die triomfeert na als een verschoppeling te zijn behandeld, bleken bij het Duitse publiek in een behoefte te voorzien. Maar niet alleen bij het Duitse publiek hadden Mays boeken groot succes - ook bij andere volkeren vonden zijn boeken grif aftrek. En zo werd de ex-kruimeldief op eerlijke wijze een rijk man. Dit zouden de slotwoorden van een klassieke successtory kunnen zijn, maar Karl Mays verhaal is nog niet uit. In het jaar 1900 namelijk bracht een Duitse uitgever 7 zonder toestemming van de schrijver vijf oude boeken van Karl May op de markt. Het waren sappige liefdesgeschiedenissen die May in zijn beginjaren als schrijver om snel aan geld te komen onder een schuilnaam had geproduceerd. Nu werden ze uit commerciële redenen met veel tamtam onder Karl Mays eigen naam gepubliceerd. De pikante passages in deze verhalen had de uitgever nog wat laten aandikken.


Boven: Sioux-Indianen en andere hoogwaardigheidsbekleders bij het graf van May te Radebeul. 8 Rechts: Karl Mays grafmonument, dat jaren na zijn dood werd opgericht. 9



Wanstaltige prutser

Toen barstte boven het hoofd van de schrijver een orkaan van kritiek los. De keurige Duitse journalisten en literatoren - jaloers als ze waren op Mays succes - hadden de stok gevonden waarmee ze de hond konden slaan. Zij schreven May rechtstreeks de grond in. De man die zij eerst hadden toegejuicht als een groot volksopvoeder, werd nu afgeschilderd als een prutser en een doortrapte schurk. Karl May deed de uitgever een proces aan dat hij na vele jaren won. Maar het was een pyrrhhusoverwinning. Tijdens de rechtszaak kwam Mays verleden ter sprake en die kans lieten zijn tegenstanders niet voorbij gaan. In kranten en tijdschriften werden zijn vroegere misstappen breed uitgemeten.
Karl May was tegen dit alles niet opgewassen. Hij dacht met zijn schrijverschap het verleden van zich afgeschud te hebben, maar in de boze wereld bleken de nobele helden dun gezaaid en de onrechtvaardigheden dik. Zijn laatste jaren waren tragisch. In 1912 overleed hij.
Vijfentwintig jaar lang had Karl May op fanatieke, soms op kinderachtige en soms op uiterst sluwe wijze, tegen zichzelf gevochten om afstand te nemen van zijn verleden. Daarom had hij zich met de brave helden uit zijn verhalen vereenzelvigd. De ontelbare lezers die hem bestookten met de vraag of hij de avonturen van Old Shatterhand echt zelf beleefd had, speldde hij allerlei nieuwe verzinsels op de mouw. Want Karl May kon er geen vrede mee hebben dat hij „maar” Karl May was en geen superheld. Ondanks zijn enorm succes als schrijver. Met zijn verzinsels bezorgde hij miljoenen onvergetelijke uren van leesgenot. Des te vreemder is het dat hij tot op het laatst toe in zijn eigen leugens moest blijven geloven...


De gemeenteraad van Ruurlo (Gld) bijeen op de vooravond van de Karl-Mayspelen die daar elke drie jaren worden gehouden. 10


Het Egyptische paspoort van de schrijver.




Aan de hand van dit soort prenten, die hij in de gevangenisbibliotheek vond, schreef Karl May zijn Winnetou-boeken. Echte Indianen zag hij pas veel later, toen zijn boeken al jarenlang bestsellers waren...





  [1]In: Kijk, december 1975.
  [2]Wim van Hanegem (voluit: Willem van Hanegem, bijgenaamd „de Kromme”, * 20 februari 1944) is een voormalig Nederlands voetballer en voetbaltrainer. Hij won met Feyenoord (dat toentertijd als Feijenoord werd gespeld) in 1970 de Europacup I (voorloper van de Champions League) en de wereldbeker voor clubteams; in 1974 won hij met dezelfde club uit Rotterdam-Zuid de UEFA Cup; op 7 juli van dat jaar werd hij met het Nederlands Elftal vice-wereldkampioen.
  [3]Paul van Himst (* 2 oktober 1943, bijgenaamd „De blanke Pelé” en „Polle Gazon”, omdat hij zich zo vaak liet vallen) is een voormalig Belgisch voetballer en voetbaltrainer. Hij wordt algemeen gezien als een van de grootste Belgische voetballers, maar won als speler nooit een internationale prijs. Wel won hij als trainer van RSC Anderlecht in 1983 de UEFA-cup (voorloper van de Europa League).
  [4]Sallo Sallini, der furchtbarste Räuberhauptmann in Italien und Böhmen. Eine Räuber- und Geistergeschichte” is een roman in twee delen van de Duitse journalist en schrijver Dr. Georg Carl Ludwig Schöpffer (ook wel gespeld als Schöpfer, * 13 maart 1811 , † 1876) uit 1828, een duidelijke navolging van Vulpius’ roman „Rinaldo Rinaldini, der Räuberhauptmann”, zoals we reeds aan de allitererende titel kunnen zien. Het staat vast dat deze roman aanwezig was in de bibliotheek van „Schankwirtschaft Engelhardt” in Ernstthal.
  [5]Emilia, die eingemauerte Nonne” wordt door Karl May in „Mein Leben und Streben” in samenhang met nog zeven andere titels genoemd, maar het bestaan ervan is tot op heden nooit bewezen.
  [6]Wat vooral opvalt, is het feit dat de woongebieden van de Kiowa’s, Apaches, Cheyennes en Comanches veel te ver naar het noorden zijn getekend.
  [7]Adalbert Fischer (voluit: Johannes Adalbert Fischer, * 3 december 1855 , † 7 april 1907) was uitgever te Dresden, die in 1899 Verlag H. G. Münchmeyer overnam van diens weduwe, met als enig doel om Karl Mays colportageromans opnieuw uit te geven, nu met enkele toegevoegde passages.
  [8] Op 17 januari 1928 ensceneerde circusdirecteur Hans Stosch-Sarrasani (sr.) (geboren als Hans Erdmann Franz Stosch, * 2 april 1873 , † 21 september 1934) een grote „indianenhuldiging” voor het graf van Karl May, waarbij Susetscha Tanka (Grote Slang, naar eigen zeggen ook een Sioux-opperhoofd, tevens artiest bij Sarrasani; midden) een rede hield in het Lakota, waarvan de Duitse vertaling als volgt luidt: Du großer toter Freund! ... Du hast unserem sterbenden Volk im Herzen der Jugend aller Nationen ein bleibendes Denkmal errichtet. Wir möchten Dir Totempfähle in jedem Indianerdorf aufstellen. In jedem Wigwam sollte Dein Bild hängen, denn nie hat der rote Mann einen besseren Freund gehabt als Dich ....
Vooral die „wigwam” doet ’t ’m! 😂
Vooruit, nog één keer dan: een wigwam (verbastering van het Algonkin-woord wiigwaas of wiigiwaam, hetgeen „berkenbast” betekent) is een koepelvormige of kegelvormige „hut”, bedekt met rietmatten of boombast, meestal met berkenbast. Ze werden van oudsher in het oosten van de Verenigde Staten en Canada gebruikt; ze zijn koepelvormig, bieden plaats aan één familie en doen denken aan een hut van hoogstens 2 à 3 meter. De koepelvorm ontstaat door een frame van buigzame stokken te maken, een net-verplaatsbare constructie.
De naam tipi komt uit het Lakota en is een kegelvormige tent die, in tegenstelling tot een wigwam, niet met boomschors maar met dierenhuiden of canvas is bedekt, snel kan worden afgebroken en opgezet en makkelijk te paard te vervoeren is. Dit type indianentent werd van oudsher door de nomadische prairie-indianen op de Great Plains gebruikt. Het frame bestaat uit rechte stokken van ceder- of vurenhout, de bedekking uit canvas of dierenhuiden, net als de binnenvoering en de deur. Bovenin zat een rookgat dat met lijnen open en dicht kon worden gemaakt.
  [9] Het grafmonument, een kopie van de Nikètempel (448-427 v.C.) op de Acropolis in Athene, werd al opgericht in 1901, elf jaar vóór Mays dood; de eerste die daarin bijgezet werd (en er in 1942 op schandlige wijze weer uit werd gehaald), was Karl Mays goede vriend en eerste echtgenoot van Klara Beibler, Richard Plöhn (voluit: Richard Alexander Plöhn, * 22 juni 1853 , † 14 februari 1901).
[10] Helaas was er al in 1971 een einde gekomen aan de Karl-May-spelen te Ruurlo.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website