Leeuwarder familie Vossaert op de bres:

„Amerikaanse indianen verdienen meer belangstelling en steun”


anoniem 1

LEEUWARDEN – Er zullen niet veel mensen ter wereld zijn, die nog nooit de geijkte indianenfilm hebben gezien waarin na allerhande avonturen in het verre en uiterst wilde westen het dappere clubje blanke pioniers koelbloedig wint van een horde roodhuiden. Dat lijkt dan heel rechtvaardig want die indianen hebben het weer bar en boos gedaan en een heleboel vuile trucjes uitgehaald. Vandaar dat ze het ook moeten verliezen. Maar bij de Leeuwarder familie Vossaert kijken ze tegen die zaken heel anders aan want in dit gezin (en daar staan ze gelukkig niet alleen in) heerst grote belangstelling en alle begrip voor de indiaanse minderheid in de VS en Canada. Nog beter: met alle middelen steunt men deze groep zo veel als mogelijk is.

Het gezin van sergeant-majoor Pieter A. J. Vossaert (47) verhuisde in de herfst van het vorig jaar van Rheine naar Leeuwarden en de werkkring van de heer des huizes werd verlegd van de geleide wapens naar het bewapeningssquadron op de Leeuwarder vliegbasis. Enkele jaren geleden kreeg men die bijzondere belangstelling voor de geschiedenis en de problemen van de Amerikaanse indianen. Zoals bij zoveel studies en liefhebberijen kwam het min of meer bij toeval binnen de gezichtskring der Vossaerts. Aangemoedigd door de speciale interesse van mevrouw Vossaert voor verre landen en vreemde volkeren ging men zich eens wat meer verdiepen in die indianenzaken en nu is het zo, dat vader en moeder plus oudste dochter Suzanne ( 16) ieder voor zich min of meer experts zijn geworden op dit terrein.

Alle belangwekkende boeken, die in ons land de laatste tijd over dit onderwerp zijn uitgekomen, prijken in de kast en natuurlijk zijn ze abonné op het tweemaandelijkse blad „De Kiva” dat „contactblad voor indianen- en Karl May-vrienden in Nederland” is en erg lezenswaardige artikelen brengt. Een andere vorm van de betrokkenheid bij het bestaan der indianen is een serie correspondenties met indiaanse voormannen in de V.S. en Canada Een hunner en een erg trouwe schrijver – is de bijna vijftigjarige Buffaloboy Canoe, een Oglala Sioux van de Crazy Horse Clan, die reeds zeventien jaar in de beruchte San Quentingevangenis zit wegens aanranding. Overigens ontkent hij alle schuld maar – zo schrijft hij – elk jaar wordt zijn detentie met een jaar verlengd en geld voor een goede advocaat heeft hij niet.

Nu komt dat een Nederlander wel wat sterk voor maar bij de Vossaerts vindt dit verhaal meer geloof omdat zij volledig op de hoogte zijn van de vaak walgelijke practijken van de niet-indiaanse Amerikanen ten aanzien van de autochtonen van dit deel der wereld. Niet alleen in andere landen maar ook zelfs in de V. S en Canada zelf zijn de hondse manieren waarop indianen worden behandeld – helaas niet zelden ook mishandeld – slecht bekend en bestaat er maar flauwe aandacht voor de ellende en armoe waarin indianen zijn gedoemd te leven: 500.000 indianen en eskimo’s in Canada en 600.000 in de V. S verdeeld in 560 groepen over 2300 reservaten

Afzijdig

De heer Vossaert meent, dat de houding van de indianen zelf hier ook geen goed aan heeft gedaan. De indianen zijn erg gehecht aan hun grond en willen bepaald niet overal wonen, anders gezegd: ze verkiezen alleen daar te wonen waar het hen het beste uitkomt. Dat botst natuurlijk ogenblikkelijk met de belangen van de grote Amerikaanse gemeenschap en de indianen hebben zich daarom min of meer trots en afzijdig van de hoofdstroom van het Amerikaanse leven teruggetrokken. Bovendien is er bepaald niet over alles eensgezindheid onder de indianen. Ondanks de gecompliceerdheid van de zaken rond hen is het evenwel duidelijk, dat zij onrechtvaardig worden bejegend en als tweederangs burgers, om niet te spreken van armoezaaiers, hun leven slijten

Gedreven door meegevoel en door belangstelling voor de rijke en boeiende geschiedenis der Noordamerikaanse en Canadese indianen ontdekten de Vossaerts bij hun oriëntering over een menigte van onderwerpen, dat veel zogenaamde waarheden als koeien over indianen, die in Europa als zoete koek worden geslikt, volkomen onjuist zijn of op overdrijving of onkunde berusten.
„Meer dan wat in de boeken van Karl May staat weet men er hier meestal niet van,” meent de heer Vossaert, „maar toch ben ik erg blij, dat Karl May die boeken heeft geschreven want daardoor zijn de indianen bij zo ontzettend veel mensen in Europa bekend geworden.”

Mevrouw Vossaert: „Sommige mensen denken, dat indianen altijd in zo’n prachtig costuum lopen met een hoofdtooi van veren – ik heb zelf eens een meisje horen zeggen, dat ze indianen eng vindt omdat die alleen maar een lendenschortje dragen. Dat is onzin. Kijk hier maar op al die foto’s, die we van onze indiaanse vrienden hebben, ze lopen er net zo bij als wij. Heel normaal.

Postzegels

Ik stuur af en toe kleren naar een adres in Canada waar ze onder de indianen wordt verdeeld. Ze hebben het zo arm, dat ze aan voldoende kleren nooit toekomen. Vooral mannenbroeken en jongensbroeken willen ze erg graag. Het is een dure liefhebberij: twee tientjes per tien kilo en dan met de zeepost. Het duurt drie maanden voor alles op de juiste plaatsen is want de reservaten liggen soms erg afgelegen. Doordat ze weinig geld hebben en meestal van de bijstand leven is het vaak ook erg lastig voor ze om geregeld te schrijven. Ze hebben het geld voor de postzegels niet. Dat hebben we op den duur wel ontdekt. Dan vonden we het maar sneu, dat er nooit antwoord op onze brieven kwam. Maar op een gegeven moment kregen we wel door waarom dat was.”

Niet alleen door lezen (het Amerikaanse indianenperiodiek „Akwesasne Notes” komt na elke – onregelmatige – verschijning ook bij de Vossaerts in de bus) maar tevens door te luisteren wijden de familieleden zich aan hun geliefde onderwerp: men heeft een kleine stapel grammofoonplaten met specifieke indiaanse muziek en ook twee elpees van de indiaanse groep XIT (Crossing of Indian Tribes) 2, die een zeer eigen geluid laat horen onder de verzamelnaam „Indian rock”. Zelfs wie niet dol zou zijn op pop of rock zal moeten erkennen, dat b.v. de elpee „Pligh of the Red Men” melodieën en teksten bevat van uitzonderlijke klasse. Het geheel bestaat uit verschillende onderdelen waarin de historie van de indiaan inclusief de komst der blanken wordt beschreven en is per saldo een bittere aanklacht tegen de manier waarop de indianen werden en worden behandeld en bepaald geen leuke boodschap voor niet-indiaans Noord-Amerika.

De familie Vossaert (Lenteklokje 61, Aldlân, Leeuwarden) hoopt, dat haar ijveren voor de zaak der indianen en voor meer bekendheid over deze mensen ook in Friesland de kring van gelijkgestemden wat zal vergroten. Het aantal lezers van „De Kiva” in ons land is slechts zo’n vierhonderd, een aantal dat ongetwijfeld kan worden uitgebreid, mits er maar meer informatie over dit onderwerp wordt verstrekt. En daar zijn de Vossaerts altijd enthousiast toe bereid.

Het is daarom interessant te weten, dat de situatie waarin de roodhuiden verkeren bepaald niet een is van uitzichtloze rust. Alle tekenen wijzen erop, dat in de zestiger jaren bewegingen onder de Indianen op gang zijn gekomen, die wijzen op meer bereidheid om voor hun plaatsje onder te zon te gaan vechten. De bezetting van Wounded Knee 3 was daar een voorbeeld van. De vrienden der indianen in aller Heren landen zijn daar verheugd over en volgen deze ontwikkeling met onafgelaten aandacht.


[1]In: Leeuwarder Courant : hoofdblad van Friesland, 17 februari 1974.
[2]XIT is een indiaanse rockband uit Albuquerque/N.Mex., die begin jaren ’70 twee elpees uitbracht op het Rare Earth-label; de originele bezetting bestond uit A. Michael Martinez (zanger en gitarist), Mac Suazo (verteller en bassist), Lee Herrera (drummer) en R. C. Gariss (tweede gitarist). In de jaren ’70 volgden nog drie elpees op het meer mainstream-label Canyon, waarop de muziek ook meer mainstream was. In 1985 volgde nog een live-album, waarna het over en uit leek voor de band, maar vanaf 2002 bracht de band in een geheel nieuwe bezetting plotseling wederom acht cd’s uit.
[3]Bij het dorp Wounded Knee in het Pine Ridge indianenreservaat (Oglala Lakota County) in het zuidwesten van South Dakota vond op 29 december 1890 het laatste grote bloedbad van de genocide op de indianen plaats: meer dan 150 indianen, onder wie 44 vrouwen en 16 kinderen, kwamen daarbij om het leven. De bekendste leider die daarbij het leven liet, was Uŋpȟáŋ Glešká (=Spotted Elk, Gevlekte wapiti, later bijgenaamd „Si Tȟáŋka”, Big Foot, Grote Voet, * ± 1826 , † 29 december 1890), een leider van de Miniconjou-groep van de Teton-Lakota. Hij was wijd en zijd bekend vanwege zijn vaardigheden in de oorlog en het onderhandelen. De foto van zijn bevroren lijk na het bloedbad bij Wounded Knee is iconisch geworden.
Op 27 februari 1973 werd het dorp Wounded Knee bezet door honderden jonge leden van de American Indian Movement (AIM), die er een Oglala Sioux-vrijstaat uitriepen; zij werden daarbij gesteund door traditionele Sioux-leden die wilden dat het verdrag van 1868 werd nagekomen: volgens dit verdrag hadden de Sioux recht op de Black Hills, die voor hen heilige grond waren, maar de Amerikaanse overheid was in de vroeger jaren ’70 bezig het land, dat rijk was aan delfstoffen, verder te onteigenen. Op de achtergrond van het conflict speelden meer actuele kwesties. De leiding in het reservaat was corrupt, en door dagmijnbouw met behulp van chemicaliën raakten de bodem en het water van het reservaat vervuild, waardoor misvormde kinderen werden geboren. Natuurlijk stuurden de Amerikaanse autoriteiten gewapende eenheden naar het dorp en sneden de elektriciteitsvoorziening af. Er werden af en toe er schoten gewisseld, maar tot grootschalig geweld kwam het niet: waarschijnlijk waren de autoriteiten bang voor negatieve publiciteit. Na 73 dagen werd de bezetting gebroken. Er werden 1200 arrestaties verricht. Tijdens de bezetting zou al een groep van zestien personen onder mysterieuze omstandigheden zijn verdwenen; ze zijn waarschijnlijk het slachtoffer geworden van een knokploeg die het corrupte regime van het reservaat steunde. Na het einde van de bezetting werden nog eens 64 indianen onder onopgehelderde omstandigheden vermoord, en er werden nog enige honderden arrestaties verricht. De indiaanse popgroep Redbone schreef in datzelfde jaar een nummer over Wounded Knee onder de titel „We Were All Wounded at Wounded Knee”. Aan het eind van het nummer wordt in de titel „at” vervangen door „by”, om aan te geven dat alle indianen zijn getroffen door het bloedbad. De schuld aan de genocide op de indianen lag in de Verenigde Staten ook in de twintigste eeuw nog zo gevoelig dat platenlabel CBS Records weigerde „We Were All Wounded at Wounded Knee” in de Verenigde Staten uit te brengen vanwege de kritische tekst. Zanger Pat Vegas (* 17 maart 1941) reageerde hierop door in de fabriek van CBS op eigen kosten vijfhonderd singles te laten persen en deze in Europa bij verschillende radiostations uit te delen, waardoor het nummer in Nederland en Vlaanderen op de eerste plaats van de hitparades kwamen.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website