Het Karl May Museum

Dr. F.C. de Rooy 1


In 1921 schreef Dr. E.A. Schmid 2 de toenmalige leider van de Karl May Verslag in Radebeul bij Dresden: “Wij streven ernaar een stichting in het leven te roepen, welke tot taak zal hebben de Villa Shatterhand, Karl Mays verzamelingen en zijn waardevolle bibliotheek in een soort Karl May Museum te verenigen”. (Karl May Jaarboek).
In de jaren 1926-’28 werd dit plan verwezenlijkt, alhoewel in een iets andere en sterk uitgebreide vorm: het Museum kwam tot stand in de tuin van de Villa Shatterhand. Niet het woonhuis van de schrijver werd daartoe ingericht, maar er werd een speciaal wildwest-blokhuis gebouwd naar een idee van Karl May zelf. De lezer zal zich nl. herinneren, dat Mays held Hobble Frank na zijn terugkeer uit het Wilde Westen een villa wilde laten bouwen in zijn Saksische vaderland. De naam moest “Berevet” luiden. En zo is het blokhuis, waarin het Museum is ondergebracht, dan ook genoemd. De conservator werd Patty Frank 3. Deze Patty Frank is een van de zuilen waarop het Museum is gegrondvest, en toch indirect eigenlijk ook weer Karl May. Want reeds omstreeks 1890 hadden diens werken hem enthousiast gemaakt voor de Indianen. Vele volken leerde deze circusartiest in de 35 jaren kennen, dat hij door de wereld zwierf, maar de Indianen hadden zijn grootste sympathie. Het gelukte hem overal oude stukken voor zijn verzameling te vergaren: uit de reservaten, van andere verzamelaars en van de Indianen zelf.
Aan het eind van zijn carrière beschikte hij derhalve over een der mooiste privéverzamelingen ter wereld.
Toen Frank kort na Mays dood (1912) het graf van zijn geliefde auteur bezocht, kreeg hij ook diens huis en verzamelingen te zien, waaronder zich eveneens vele oude en zeldzame stukken bevonden. Tijdens dat bezoek kwam hij op de gedachte, na zijn dood zijn eigen stukken met die van May te verenigen. Doch de wereldoorlog kwam, en daarna de inflatie. Patty Frank kwam als vele anderen in geldnood en overwoog nu om zijn verzameling ten gelde te maken. Een gesprek met Mays weduwe leidde tot een praktische oplossing: de circusartiest trok zich uit het actieve leven terug en vestigde zich in het weldra verrezen “trapper home”, waar hij zonder zorgen voor zijn oude dag zijn schatten en die van May kon beheren en aan het publiek tonen.

------

Zo stond het Karl May Museum van 1928 tot 1945. Na de komst der communisten kwamen de moeilijkheden. Wel kon Patty tot zijn dood (1962) zijn rustige werkzaamheden voortzetten, doch de naam van Karl May was niet meer gewenst en verdween; voortaan sprak men nog slechts van het ‘Indianen-Museum’. Eigenlijk is deze naam juister dan de vroegere. Want in het museum herinnerde niets speciaal aan Karl May. Daarvoor moest men zich vanuit de tuin naar het woonhuis begeven, waar Klara May nog woonde (tot haar dood in 1944). De echte Indianen-vriend komt dus volledig aan zijn trekken wanneer hij het risico van een reis door Oost-Duitsland wenst te nemen. De wat voorzichtere evenwel doet het beste om zich evenals de echte Karl May-vriend naar Bamberg te begeven, waar inmiddels een nieuw Karl May Museum bezig is te verrijzen. Daartoe zijn May’s persoonlijke eigendommen uit de Villa Shatterhand van Radebeul naar Bamberg gestuurd, waarheen kort na de oorlog ook de Karl May Verlag was verhuisd. Indiaanse enthnographica moesten echter opnieuw worden verworven, want de stukken van het Radebeuler Museum zijn eigendom van de (communistische) staat.
In de afgelopen zomer heb ik het museum te Bamberg herhaaldelijk bezocht, en wel niet alleen als bezoeker, maar ook als rondleider. Het is mij daarbij overkomen, dat ik behalve Hollanders ook Duitsers alles van en over Karl May moest vertellen, en zelfs, dat mij daarvoor door Duitsers wat in de hand werd gedrukt, voorwaar een ervaring die ik nog nooit eerder had opgedaan. Ik ben zo vrij geweest de persoonlijke giften maar in een busje op de uitgeverij te deponeren, als loffelijke bijdrage voor de opbouw van het nieuwe Museumgebouw in het stadspark.
Wanneer er geen vertraging in die opbouw komt, zal er binnen twee jaar een nieuw blokhuis aan de oevers van de Regnitz staan met Museum en Wild-West-vertier. Er zal dan een heel wat grotere collectie zijn ondergebracht dan die welke thans te zien is. In de huidige provisorische ruimten vindt men nl. naast Mays werkkamer en bibliotheek nog maar één derde vertrek, dat Indiaanse stukken herbergt.
En wie meer wil weten, begeve zich ter plaatse.


[1]In De Kiva (het sinds 1964 verschijnende blad van de gelijknamige stichting voor iedereen die geïnteresseerd is in de cultuur, geschiedenis en de huidige situatie van de indianen in Noord-Amerika), Rotterdam, ongedateerd nummer, pagina 11-13. In elders op deze site geplaatste artikelen in o.a. het Nieuwsblad van het Noorden van 6 november 1965 en het Utrechtsch Nieuwsblad van 17 december 1965 wordt de blokhut in het stadspark van Bamberg ook genoemd, hetgeen een datering van het onderhavige De Kiva-nummer in november/december 1965 mogelijk maakt.
Dr. F. C. de Rooy (voluit: dr. Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
[2]Dr. Euchar Albrecht Schmid (* 29 augustus 1884 , † 15 juli 1951) was op 1 juli 1913 samen met Friedrich Ernst Fehsenfeld en Klara May oprichter van het Karl-May-Verlag. Op 28 november 1913 werd vastgelegd dat Schmid tot het einde van de wettelijk bepaalde auteursrechten de enige uitvoerend directeur van de uitgever zou zijn; dat zou dus 1943 zijn, maar voor die tijd werden alle geldende auteursrechten in Duitsland door een wetswijziging verlengd tot vijftig jaar en zo bleef Schmid tot kort voor zijn dood directeur. In 1950 droeg hij de leiding van de uitgeverij over aan zijn oudste zoon, Joachim Schmid (* 29 juni 1922 , † 10 januari 2003). Ook alweer in verband met rechten, maar ook van de politieke spanningen tussen de BRD en de DDR werd Joachim tussen 1950 en 1960 de enige directeur van Verlag Joachim Schmid in Bamberg. In 1960 werd er een verdrag gesloten met de Karl-May-Stiftung in Radebeul en mocht de uitgeverij in Bamberg zich weer Karl-May-Verlag noemen; Joachim bleef daarvan directeur van 1960 tot 1993, maar nu met zijn beide jongere broers Lothar (* 10 mei 1928 , † 18 mei 2013) en Roland (* 15 mei 1930 , † 4 januari 1990). Van 1993 tot 2003 was Lothar de enige directeur, van 2003 tot 2007 was hij dat samen met zijn zoon Bernhard (* 29 maart 1962) en vanaf 2007 is Bernhard – de derde generatie – de enige directeur van de uitgeverij. Een vierde zoon van Dr. Euchar Albrecht Schmid, Wolfgang (* 1924) is in de oorlog aan het oostfront gesneuveld.
[3]Patty Frank (artiestennaam van Ernst Johann Franz Tobis, * 19 januari 1876 , † 23 augustus 1959), was een Duits artiest en indianendeskundige. In 1928 opende Villa „Bärenfett” in de tuin van Villa „Shatterhand” haar deuren als Karl-May-Museum (later: Indianenmuseum), waarvan hij tot zijn dood in 1959 directeur bleef; het museum was en is nog steeds gebaseerd op de enorme collectie indianica van Patty Frank.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website