DE KIVA



anoniem 1


IN het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden is verleden jaar een tentoonstelling gehouden onder de titel „Bizonjager en bleekgezicht”. Het was een expositie over de Indiaanse ruitervolken in de Noordamerikaanse prairie. Ter gelegenheid van die tentoonstelling werd een catalogus samengesteld, waarin dr. P. H. Pott 2, directeur van het Leidse museum, een voorwoord heeft geschreven. Daarin zegt hij o.a.: „Dank zij allerlei vormen van jeugdlectuur is de Indiaan in de verbeelding van de huidige dag gehuld in een waas van romantiek, zij het ook dat deze is gemengd met een zeker gevoel van weemoed en een wat onduidelijk schuldgevoel”. En een alinea verder: „Liever stellen wij ons het leven van de Indiaanse bisonjager voor in zijn volle glorie, vol heldhaftige romantiek. Wreed en vechtlustig wellicht, maar bijzonder spectaculair”.



J. Heyink: „Zoiets als de Batavieren”.

Als er iets is, waartegen de „Indianen- en Karl May-vrienden in Nederland” protesteren, dan is het wel tegen die vloed van lectuur, waarin de autochtone bevolking van Noord-Amerika hevig onrecht wordt gedaan door de belachelijk geromantiseerde vervalsing van het Indiaanse ras.

Het centrale punt van deze vereniging van indianenvrienden is gevestigd in Rotterdam, bij de boekhandelaar J. Heyink 3 in de Bergse Dorpsstraat.

Heyink: „Het is niet juist om te spreken van een vereniging. Die naam hebben we dan ook opzettelijk vermeden. Er zijn geen statuten; er is geen bestuur. Kortom, helemaal niets van de franje, die het kenmerk is van de verenigingsvorm. De Indianen- en Karl May-vrienden hebben hun binding in een contactblad, dat tweemaandelijks verschijnt. Dat blad, of liever blaadje, bestaat nog maar net twee jaar. Daarvóór hadden wij helemaal geen contact”.

JEUGD

Die „wij”, waarover de heer Heyink het heeft, dat zijn dan zo’n honderdvijftig Nederlanders, die als abonnee van het contactblad geboekt staan. Een kleine club van mensen die werkelijk geïnteresseerd zijn in het leven en de cultuur van de Indiaanse ruitervolken. Een klein deel van hen heeft zich gespecialiseerd in de grote Indianenkenner Karl May, ten onrechte vaak alleen maar aangeduid als de schrijver van spannende (en dikke) Indianenboeken voor de jeugd.
Ongetwijfeld is de interesse voor de Indianen bij het merendeel van deze abonnees op Nederlands enige „Indianen-contactorgaan” ontstaan in hun jeugd.

Heyink: „Als jongen al was ik gek op alles wat met Indianen te maken heeft. Welke jongen is dat niet? Ik las Indianenboeken en liep tientallen Indianen-films af. Het gekke was, dat ik er in die tijd geen moment bij nadacht dat mijn helden ook nu nog zouden bestaan. Voor mij was een Indiaan de ene keer de uitgemoorde sympathieke held en de volgende keer de wrede moordenaar, al naar gelang de strekking van film of boek. Maar altijd een schepsel, dat niet meer bestond. Zoiets als de Batavieren. Pas later kwam ik er achter, dat er in Amerika nog steeds Indianen leven en geboren worden. Door dié ontdekking heb ik zoveel interesse gekregen voor het Indianenras.

SOCIËTEIT

Het contactblad voor Indianen- en Karl May-vrienden in Nederland is gemiddeld zestien pagina’s dik. Weliswaar „maar” gestencild, maar desondanks goed verzorgd. Bovendien heeft het blad ook een aantal fotopagina’s. De inhoud bestaat uit artikelen, foto’s, berichten en dergelijke met betrekking tot het leven en de cultuur van de Indianenstammen. De abonnees gebruiken het blad om hun kennis en ervaringen over en met Indianen ook aan de anderen uit te dragen. Het heeft een naam „De Kiva”, een woord, dat iedereen, die niet in Indianen is geïnteresseerd, onbegrijpelijk in de oren zal klinken.

Heyink: „Een Kiva s een verzamelbunker voor Indianen, woonachtig in het zuidwesten van de Verenigde Staten. Zij trekken zich daarin van tijd tot tijd terug om demonen en boze geesten te ontlopen. Het zijn een soort van sociëteiten met een godsdienstige inslag. Meestal zijn ze ondergronds, bij wijze van extra-bescherming. In gevallen dat de bodemgesteldheid de bouw van een bunker ondergronds niet toelaat, worden zij gewoon boven de grond gemaakt, maar ook dan maken de Indianen de ingang op het dak. Daarmee behouden zij het idee, dat zij, om in hun sociëteit te komen, moeten afdalen.”

ACTIVITEITEN

Al is er dan geen sprake van een echte „Indianen-vereniging” in Nederland, de Indianen- en Karl May-vrienden in ons land zijn dit jaar toch wel begonnen met een aantal activiteiten te ontwikkelen, waardoor het begrip vereniging dicht wordt benaderd. Zo is er in het begin van dit jaar voor het eerst in Utrecht een bijeenkomst van Indianenvrienden gehouden, waaraan ongeveer zestig mensen deelnamen. Wereldreizigster Lucie Schouten, die onder meer twee jaar tussen de Indianen heeft rondgezworven, hield er een lezing.

De bedoeling is om een dergelijke conferentie jaarlijks te houden. Daarnaast overwegen de Indianenvrienden in Nederland zich in kringen te groeperen. De „kring-Rotterdam” is al van de grond. Den Haag, Amsterdam, Utrecht en Haarlem zullen waarschijnlijk spoedig volgen.

De Kring van Indianen- en Karl May-vrienden in Nederland groeit langzaam. Het is te hopen, dat daardoor op den duur een reëler beeld van de Indiaan zal worden gevormd.


[1]In: Het Vaderland, 18 december 1965.
[2]Pieter Hendrik Pott (* 3 oktober 1918 , † 29 juli 1989) was een Nederlands archeoloog en van 1955 tot 1982 directeur van Museum voor Volkenkunde te Leiden.
[3]J. Heyink (* 1906 , † juli 1997) was een boekhandelaar te Rotterdam en oprichter van De Kiva, een tijdschrift voor iedereen die geïnteresseerd was in indiaanse culturen.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website