Karl May, de man die een held wilde zijn

L. Schouten 1



Ook de jongens van nu spelen nog graag dat ze zelf Old Shatterhand zijn. Is het niet net echt?

Karl May, zo heette de man die schreef over Winnetou en Old Shatterhand. Er zijn veel mensen die hem Karl Méé noemen. Natuurlijk een Amerikaan, denken ze. Maar dat is een misverstand. Zeg maar gewoon Maai – hij was een Duitser. En wie denkt dat hij de prairies met de Indianen en de Westmannen en rafters en tramps met eigen ogen heeft gezien is er ook naast. Er bestaan over Karl May veel misverstanden.
Het is een vreemde geschiedenis, een erg treurige ook eigenlijk. Hij droomde en schreef van grote mannen en grote daden. Maar zijn eigen leven was boordevol kleinheid en trieste fouten.



Menigmaal kleedde Karl May zich als de stoere Westman die hijzelf graag had willen zijn: Old Shatterhand.

In 1842 werd hij geboren, als zoon van een arme wever. Het liep vader May bepaald niet mee in het leven. Hij was arm als de mieren, van zijn veertien kinderen stierven er negen heel jong. Karl was de enige zoon die hem overbleef. En die jongen moest alles worden en Ieren waaraan zijn vader door tegenspoed nooit was toegekomen. Dat klinkt goed. Maar May de wever was een zonderling heer met zonderlinge opvattingen. Zijn idee van studeren bestond uit het laten lezen en overschrijven van letterlijk ieder boek dat hem in handen viel. Gebedenboeken, geleerde verhandelingen, onmogelijke rekenboekjes, een oud aardrijkskundeboek uit 1802, dat vijfhonderd bladzijden telde, enzovoort. „Als je het overschrijft, onthoud je het beter,” zei vader May en Karl schreef. Alle boeken en drukwerken die in zijn woonplaats bestonden, waren tenslotte doorgewerkt. Doch de oude heer May bleef maar nieuwe leerstof aanslepen en de jonge Karl maar leren. Hij kon wel leren ook. Maar het werd zo’n verschrikkelijke rijstebrijberg van Latijn, aardrijkskunde, rekenen, Engels, Frans en ik weet niet wat, dat de jongen eronder bezweek.
Een ander had misschien een ernstige ziekte opgelopen, met hoge koorts en maandenlang in bed. Dat had ieder begrepen en de mensen zouden gezegd hebben: „May, de gekke wever, heeft zijn zoon kapotgemaakt.” Maar met Karl ging het anders. Zijn hoofd raakte in de war. Hij leerde al voor onderwijzer. Maar tegelijk droomde hij van onmogelijke avonturen, van de heldenrol die hij moest spelen.
Voor die wilde plannen moest hij bepaalde dingen hebben. Vreemde zaken – kaarsen, een horloge, biljartballen. En hij nam die dingen weg. Hij belandde al gauw in de gevangenis. Eerst voor zes weken. Toen ging hij er met een hele stapel bont en pelzen vandoor. Wat hij ermee aan moest, wist hijzelf niet eens. Er was alleen maar dat gevoel dat hij het hebben móést. Zodra hij vrij kwam, begon het opnieuw – hij zwierf rond, gaf zich uit voor baron of arts of officier, nam de gekste dingen weg, zoals een kinderwagen.
In onze tijd had men de arme jongeman naar een dokter gestuurd, omdat hij geestesziek was. Maar in 1870 was de wetenschap nog niet zover. Hij was een lelijke dief en het was een schandaal, zeiden zijn tijdgenoten, en er moest maar eens een voorbeeld worden gesteld. Hij ging nogmaals voor vier jaar achter de tralies. In de gevangenis vond hij een grote leesbibliotheek. Hij mocht lezen en studeren en al doende kreeg hij eindelijk zijn evenwicht. terug. Als een ernstige, rustige man verliet hij die laatste gevangenis.







Als Karl May al die tepees op zo’n festival had kunnen zien, wat zou hij dan gelukkig zijn geweest.




Old Shatterhand en zijn trouwe vriend Winnetou, varend op het Zilvermeer.

Hij ging schrijver worden en de grootse daden, die hij eerst zelf had willen verrichten, liet hij nu anderen doen. In zijn avonturenboeken.
Zo ontstonden Old Shatterhand en zijn dappere Westmannen en Kara Ben Nemsi en Winnetou. Let er eens op, als je die boeken leest, dat Old Shatterhand een Duitser is en de meeste van zijn kameraden ook. Winnetou is een edele Indiaan, zoals iedere Indiaan, behalve als hij zich vergist. De blanke sukkels en vooral de boosdoeners, zoals de Rode Cornel, zijn onvervalste Amerikanen. Geen wonder dat in Amerika de boeken van Karl May nooit enige aftrek vonden!
Maar in Duitsland en Europa sloegen ze geweldig in. Ze werden gretig gekocht en de schrijver werd een beroemd en gevierd man. En dan wordt weer die zwakke plek in zijn geest merkbaar. Karl May beweerde dat hij de prairie kende als zijn vestzak, dat Winnetou zijn goede vriend was, dat hij aan een Amerikaanse universiteit een doctorstitel had behaald. Er was niets van waar; maar het heeft er veel van dat hij er zelf heilig in geloofde op het laatst.
Vijfentwintig jaar lang ging alles uitstekend, hij had een grote schare bewonderaars en ieder boek van Karl May vloog de boekhandel uit. Toen – in 1900 – herdrukte een uitgever 2 een vroeg romannetje van de schrijver. Dat had hij lang geleden onder een schuilnaam gepubliceerd en nu zette de uitgever er zijn ware naam op. Het was ronduit een slecht boek en de kranten schreven er verontwaardigd over. Karl May deed de uitgever (die het zonder zijn toestemming had uitgegeven) een proces aan. Het sleepte zeven jaren en eindelijk won Karl May het proces.
Maar intussen had hij alles verloren. In de loop van dat proces kwam alles over zijn vroegere leven aan het licht. De gevangenis en het feit dat hij de prairie, alleen maar uit boeken kende. Een beroemd man wekt altijd jaloezie. Niemand dacht eraan dat hij voor zijn vroegere fouten zwaar genoeg had geboet. En dat je uit goede naslagwerken uitstekend op de hoogte kan raken van landen en dingen die je nooit zelf hebt gezien. Iemand die over Julius Caesar 3 of Michiel de Ruyter 4 schrijft, doet dat immers op precies de zelf de manier! De afgunstige vijanden grepen dankbaar de gelegenheid aan om een gemene lastercampagne op touw te zetten. Een schandelijke oplichter, een aartsbedrieger, schreeuwden de kranten. Zijn goede naam was hij kwijt, zijn bewonderaars ook. Hij was niets meer dan de mislukte zoon van een arme wever. Zijn eigen droom van grootsheid viel als een kaartenhuis in elkaar. Dat was het ergste – dat hij zichzelf nu zo zag.


De leden van de Indianenclubs die jaarlijks het Karl-Mayfestival bijwonen, dragen echte Indianenkostuums.

Hij heeft die slag niet lang overleefd. In 1912 overleed hij. Maar zijn boeken overleefden alle schandalen. Reeds een jaar na zijn dood werd het Karl-Mayfonds gesticht om al zijn werken uit te geven. Zijn boeken werden in vele talen vertaald. In Duitsland wordt ieder jaar een Karl-Mayfestival gehouden door zestig Indianenclubs. Daar gaat het allemaal echt Indiaans toe. Als hij dat nu eens kon zien – al die tepees (wigwams) en de mannen, vrouwen en kinderen in onvervalst echte Indianenkostuums. Als hij eens wist van de grote films over Winnetou en Old Shatterhand, over de schat in het Zilvermeer – och, wat zou die arme, verguisde Karl May dan weer gelukkig zijn geweest. Dan waren alle dromen van grootsheid toch waar geworden.

In het volgende nummer:

De schat in het Zilvermeer





[1]In: Taptoe. Katholiek jeugdtijdschrift voor de Benelux, 46e jaargang, nr. 28 (10 april 1965).
Op de voorkant is de titel: „Old Shatterhand. De man die Karl May zelf had willen zijn.”
[2]Bedoeld wordt Adalbert Fischer (voluit: Johannes Adalbert Fischer, * 3 december 1855 , † 7 april 1907), uitgever te Dresden, die in 1899 Verlag H. G. Münchmeyer overnam van diens weduwe, met als enig doel om Karl Mays colportageromans opnieuw uit te geven, nu met enkele toegevoegde passages.
[3]Julius Caesar (voluit: Gaius Julius Caesar, * 12 of 13 juli 100 v.C. , † 15 maart 44 v.C.) was een Romeins politicus, veldheer en schrijver; consul van Rome in 59 v.C., dictator van 48 tot 15 maart 44 v.C.
[4]Michiel de Ruyter (voluit: Michiel Adriaenszoon de Ruyter, * 24 maart 1607 , † 29 april 1676) was een Nederlands admiraal.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website