Onderzoek naar leesgewoonten van Zwitserse rekruten

Betrouwbare gegevens zonder terughouding verschatf


D. Janssen 1



In september van het vorige jaar heeft onze medewerkster voor jeugdlectuur Marie Schmitz een beschouwing gewijd aan kinderen en boeken – zulks naar aanleiding van een onderzoek naar de koop-, lees- en studiegewoonten van de jeugd van zeven tot en met zeventien jaar. Dit onderzoek was ingesteld door de Nederlandse stichting voor statistiek in opdracht van de stichting Speurwerk betreffende het boek.
Bij de overhandiging van het rapport van de Stichting voor statistiek aan de pers werd opgemerkt dat internationale samenwerking op dit punt gewenst is en dat er onderzoekingen elders gaande zijn, nl. in West-Duitsland, Engeland en Frankrijk. Zwitserland werd toen niet genoemd, hoewel er daar geregeld onderzoekingen naar de leesgewoonten van bepaalde categorieën van de bevolking worden gedaan.
In bijgaand artikel vragen wij de aandacht voor deze Zwitserse onderzoekingen.


In 1960 is in het Zwitserse leger onder 25.000 rekruten een onderzoek naar leesgewoonten ingesteld. Dit onderzoek heeft nu jaarlijks plaats, waarbij – uiteraard – telkens een ander onderwerp wordt gekozen.

Het grote aantal ondervraagden geeft een zekere waarde aan de resultaten van zo’n onderzoek. vrees, of een zekere terughouding om zijn gedachten weer te geven, wordt verminderd door het feit dat de rekruten bij de beantwoording van de vragen niet hun naam, maar alleen hun beroep te vermelden hebben. Deze anonimiteit gaf de rekruten ook niet het gevoel hun innerlijk aan anderen te moeten tonen, en bevorderde de bereidheid tot antwoorden.
Een ander voordeel van deze enquête is de leeftijd waarop het onderzoek wordt ingesteld. Men mag aannemen dat het getuigenis van een twintigjarige over het algemeen betrouwbaarder is dan van een kind. Een betere taalbeheersing zal hem bovendien in staat stellen zijn gedachten en gevoelens juister uit te drukken dan bijv. een zeven- tot tienjarige. Ook hebben de rekruten door hun leeftijd en maatschappelijke positie een zekere afstand genomen tot de periode waarop de vragen betrekking hebben. De objectiviteit zal dit ongetwijfeld ten goede komen.
Eén bezwaar kleeft er aan deze wijze van enquêteren: het vrouwelijk deel van de spes patriae is niet ondervraagd en een vergelijking tussen de beide geslachten is dus onmogelijk.
De vragen betroffen het lezen van kranten, tijdschriften en boeken. Voor ons is nu alleen de laatste groep vragen van betekenis. Uit de antwoorden bleek dat gemiddeld zeven procent geen boeken las; voor kleine gemeenten was dit hen procent, voor de grote steden twee procent.

De vragen
De vragen luidden:
1. Wat leest u het liefst?
Uit acht soorten lectuur moesten er drie onderstreept worden. De uitslag toonde aan dat de jonge man in de eerste plaats leest voor ontspanning (romans 57 pct.) en in de tweede plaats om zijn vakkennis verder te ontwikkelen (vakliteratuur 49 pct.). Daarop volgden reisverhalen met 43 pct. detectives met 33 pct. wetenschappelijke of technische boeken met 28 pct. humoristische met 22 pct. en levensbeschrijvingen met 21 pct. De gedichten brachten het tot slechts 10 pct.

2. Betrekt u boeken uit een bibliotheek?
Regelmatig deden dit 12 pct. zo nu en dan 41 pct. Studenten en onderwijzers staan hier vooraan met 88 pct., dan volgen de kantoorbedienden (kooplieden) met 60 pct. de arbeiders met 53 pct., de ongeschoolden met 35 pct., en de boeren met 33 pct.

3. Hoeveel boeken bezit u zelf? Meer dan 20, minder dan 20, geen?
De laatste groep omvatte 10 pct. Meer dan 20 boeken bleken het bezit te vormen van 50 pct. der ondervraagden. Bij de 2600 studenten waren er vijf die voor hun studie geheel op geleende boeken aangewezen waren.

4. Hebt u als scholier ook prikkellectuur gelezen? Het beantwoorden van deze vraag werd door de anonimiteit in hoge mate vergemakkelijkt. Ruim 50 pct. gaf toe tijdens de schooljaren wel eens zulke lectuur gelezen te hebben; bijna 6 pct. bekenden dit vrij geregeld te doen. Bij de beantwoording van geen enkele vraag was de overeenstemming tussen de drie taalgebieden zo groot; geen prikkellectuur hadden gelezen 42 pct. der Duits-Zwitsers; voor de Italiaans en Frans sprekenden was dit 44 pct. Maar het verschil tussen stad en platteland demonstreert zich hier duidelijk. Terwijl het gemiddelde percentage dat van deze lectuur heeft kennisgenomen, voor het platteland 46 bedroeg, was dit voor de grote steden 71. Het laagst was het in de overwegend katholieke streken; in Nidwalden maar 29 pct.

5. Welk boek heeft op u een bijzondere indruk gemaakt: a. gedurende de verplichte schooljaren? b. in de laatste Jaren?
a. De lectuur van de leerplichtigen.
Hoewel er op de scholen vaak wordt voorgelezen en velen met dankbaarheid van het voorleesuurtje gewag maakten is het raadselachtig dat 41 pct. der jongelui het antwoord op deze vraag schuldig moest blijven. De oorzaak hiervan kon men niet aangeven, al had men wel enige hypothesen. Tussen de verschillende ondervraagde groepen waren grote verschillen. Handarbeiders en ongeschoolde vaklieden bleven het antwoord over het algemeen schuldig; voor vaklieden, kantoorbedienden en studenten waren de percentages respectievelijk 40, 60 en 80. Van de rekruten van het platteland gaven 50 pct. een antwoord; van die uit de grote steden 66 pct. Bovenaan stond Bern met 79 pct.
Van de boeken die men zich herinnerde waren 75 pct. van niet-Zwitserse auteurs.
Welke boeken herinnerde men zich uit zijn schoolperiode? Van 917 Italiaans sprekende rekruten noemden:
293 Manzonis: I promessi Sposi (ruim 30 pct.).
155 De Amicis: Il Cuore.
15 Hugo: I Miserabili.
15. Chiesa: Tempo di Marzo.
14 Zoppi: Il libro dell Alpe.
12 H. Malot: Senza Famiglia.
11 Dante: La Divina Commedia.
Typisch dat het bijna alle boeken met literaire waarde zijn.
In de twee andere taalgebieden was de spreiding veel groter. Vandaar dat in het Duits sprekend gedeelte de meest gelezen auteur Karl May slechts 7 pct. haalde, Jules Verne in het Frans sprekend gedeelte 4 pct.
De meest gelezen boeken uit de 19.000 Duits sprekenden: 795 Karl May, waarvan 598 Winnetou.
686 Robinson Crusoe, Defoe.
338 Lederstrumpf, Cooper.
245 Onkel Toms Hütte, Beecher-Stowe.
221 Die schwarzen Brüder, Tetzner.
194 Kon Tiki, Heyerdahl:
175 Uli der Knecht Gotthelf.
165 Tom Sawyers Abenteuer, Twain.
160 Heimatlos, Malot.
138 Heidi, Spyri.
138 Wilhelm Tell, Schiller.
128 Quo Vadis, Sienkiewicz.
117 Ben Hur, Wallace.
Bij de Frans sprekenden vond men:
106 20.000 Lieues sous les mers, Verne.
92 Les Miserables, Hugo.
84 Le petit prince, St.-Exupéry.
67 Le grand Meaulnes, Alain-Fournier.
62 Le grand cirque, Clostermann.
57 Robinson Crusoe, Defoe.
50 Les trois Musquetairs, Dumas.
46 Sans Famille, Malot.
44 Le tour du monde en 80 jours, Verne.
Het enige jeugdboek dat de drie taalgebieden gemeen hadden, was Alleen op de Wereld. De Frans en Duits sprekenden hadden als gemeenschappelijke lectuur: Robinson, De hut van Oom Tom, De drie Musketiers, De graaf van Monte Christo, De reis om de wereld in 80 dagen, Goudeiland en De grote Arena.
b. De lectuur in de laatste jaren.
Uit de antwoorden blijkt dat de grote figuren uit de Duitse literatuur bijna niet gelezen waren. De Faust werd 128 maal genoemd, Gotthelf 218 maal, Gottfried Keller 44 maal. Tolstoi en Dostojewski hadden onder de rekruten meer lezers dan Goethe, Gotthelf en Keller samen (580 tegen 390). Het oorlogsboek werd veel gelezen. Remarque werd 540 maal genoemd en was daarmee de meest gelezen auteur.
De drie taalgebieden hadden gemeen: Oorlog en Vrede, Dokter Zjiwago, Schuld en Boete, Dodencel 2455. Het dagboek van Anne Frank kwam 71 maal voor.Dat Oorlog en Vrede en De brug over de rivier Kwai voorkwamen, zal wel veroorzaakt zijn door het vertonen van de film; Pasternak had het lezen van zijn boek ongetwijfeld te danken aan de politieke gebeurtenissen bij het verschijnen van Dokter Zjiwago. Dodencel 2455 is een bestseller.
Als aanvulling op het verplichte invullen van de vragenlijsten konden de rekruten, indien zij dit wensten, een opstel maken over een uit negen opgegeven onderwerpen.

Hoe en waarom?
Daar het ondoenlijk was het gehele resultaat te publiceren, heeft men dit gedaan van een willekeurige groep van 2000 rekruten. Bij het al of niet beantwoorden van de vragen speelde het genoten onderwijs weer een duidelijke rol. De facultatief gestelde vragen werden nl. beantwoord door 64 pct. der studenten, 61 pct. der kantoorbedienden, 57 pct. der geschoolde arbeiders, 44 pct. der ongeschoolde arbeiders en 41 pct. der boeren.

De vragen die hier van belang zijn luidden:

A. Hoe ik belangstelling voor het lezen kreeg.
Dit onderwerp werd door 30 pct. behandeld. Dit grote aantal bewijst dat de jonge mensen meestal niet uit zichzelf tot lezen komen, maar dat er een impuls van buitenaf nodig is om hen er toe te brengen. De belangrijkste was:
1. De invloed van het ouderlijk huis. Vaak wordt de invloed van de vader genoemd. In het algemeen bevestigt dit de invloed van wat Pestalozzi noemde de „Wohnstubenerziehung”.
2. Het gesprek met medescholieren.
3. Het boekenbezit van vrienden.
4. Boeken die men als geschenk kreeg.
5. Het ziekbed van een kind.
6. De schoolbibliotheek.

B. Waarom lezen de rekruten boeken?
Kort samengevat werden als redenen opgegeven.
1. Belezenheid geeft voordelen in het maatschappelijk verkeer.
2. Men was tot het inzicht gekomen dat lezen de algemene ontwikkeling en de karaktervorming bevordert.
3. Men las voor ontspanning, om troost te vinden of uit tijdverdrijf.

C. De school heeft mijn belangstelling voor het lezen gewekt-gedood.
De hierop gegeven antwoorden tonen duidelijk aan dat de school hier een zeer belangrijke rol gespeeld heeft. Vóór alles was het de persoonlijkheid van de onderwijzer die menig jongmens de weg naar het boek wees. Vooral het voorleesuurtje heeft een grote invloed uitgeoefend.

D. Ten slotte nog iets over de beantwoording van de vraag: Een boek dat ik zou meenemen wanneer ik voor onbepaalde tijd in volkomen eenzaamheid moest leven en waarom juist dit boek.
Aanvankelijk luidde de vraag: een boek dat ik zou meenemen wanneer ik op een eenzaam eiland belandde, en waarom juist dit boek. Maar al spoedig bleek uit de antwoorden van de laatste redactie dat de jongelui zich een soort Robinsongeschiedenis voorstelden. Vandaar dat als meest begerenswaardig boek bijv. gewenst werd: Le parfait campeur. Om aan dit misverstand een einde te maken, gaf men de vraag later de eerste redactie. Het antwoord hierop werd, afhankelijk van de landsreek, gegeven door 11 tot 22 pct van de rekruten. In hoofdzaak behelzen de antwoorden dezelfde titels die reeds genoemd zijn; met een grote uitzondering. Van een willekeurige groep van 1700 rekruten bleek dat 41 pct. de Bijbel in hun eenzaamheid wensten. Daarbij merkten velen op dat ze dit boek wel kozen, maar toch niet kerkelijk waren. Afgaande op de geciteerde antwoorden kan men zeggen dat de Bijbel gekozen werd:
omdat deze troost en innerlijk houvast geeft;
men er altijd opnieuw in kan lezen;
men een antwoord krijgt op elke vraag;
omdat de jonge mensen zoekende waren;
omdat persoonlijk belevenissen en beproevingen hen tot de Bijbel gebracht hadden.

De totale kosten van het onderzoek, dat behalve een inzicht in het lezen ook vele andere waardevolle gegevens opleverde, bedroeg 168.655 franken. Zou een dergelijke methode, die men in Zwitserland reeds verscheidene jaren toepast, ook niet in Nederland aangewend kunnen worden?


[1]In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 6 maart 1964.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website