BRIEVEN AAN DE REDACTEUREN

R. Bakker e.a. 1


KARL MAY (I)

AMSTERDAM, september

Met grote interesse las in in EW van 24 augustus Godfried Bomans’ 2 opstel over Karl May. Hoewel ik het grotendeels met het gestelde eens kan zijn, geloof ik dast Bomans met zijn „brille” een tekort aan exacte kennis over het onderwerp heeft weten te overbruggen.
Hoewel ik in het geheel geen expert ben, wijs ik de auteur graag op Karl Mays ‘Ich, Leben und Werk’, deel 34 in de Verzamelde Karl May, door Ustad-Verlag 3 uitgegeven. Het is een weemakend en droefstemmend werk, maar onmisbaar. Uit dit boek citerend, wilde ik Bomans tegenspreken, als hij zegt: ‘Voor Old Shatterhand kan dit (het „heroïsche”) worden samengevat in twee doelstellingen: de redding der Indianen van hun ondergang’ .. etc. ‘Karl May was er de man niet naar om hier iets van terecht te brengen en het was hem daar ook niet om te doen’.
Het was Karl May wel degelijk om het een en ander te doen, blijkt uit de hier volgende fragmenten uit ‘Mein Leben und Streben’, een autobiografisch werkje, zonder verder commentaar te citeren: „Meine Reiseerzählungen, sollen, wie bereits erwähnt, bei den Arabern von der Wüste bis zum Dschebel Marah Durimeh und bei den Indianern von dem Urwald und der Prärie bis zum Mount Winnetou aufsteigen. Auf diesem Weg soll der Leser vom niedrigen Animamenschen bis zur Erkenntnis des Edelmenschentums gelangen. Zugleich soll er erfahren, wie der Urtrieb sich auf diesem Weg in Seele und Geist verwandelt .... Wer guten Willens ist und nicht unbedingt feindlicher Absicht ans Lesen meiner Bücher geht, wird ohne weiteres finden, dass ihr Inhalt fast nur aus Gleichnissen besteht. Und ist er einmal zu dieser Einsicht gelangt, so bleiben ihm sicher die zahlreichen Himmelsmärchen nicht verborgen, die in diesen Gleichnissen eingestreut liegen und den eigentlichen tiefsten Inhalt meiner Reiseerzählungen bilden ...
Wie man bei einem geistig und seelisch so bedeutsamen, ja schweren Inhalt meine Bücher als ‘Jugendschriften’ und mich als ‘Jugendschriftsteller’ bezeichnen kann, ist mir unbegreiflich. Selbst der 4. Band ‘Winnetou’, der so leicht zu Iesen zu sein scheint, bedarf eines Nachdenkens und eines Verständnisses, das gewiss keinem Quartaner und keinem Backfisch zuzutrauen ist! Wenn man trotzdem noch ferner bei den Ausdrücken ‘Jugendschriften’ und ‘Jugendschriftsteller’ bleibt, so muss ich das als gewollten Unfug bezeichnen, zu dein sich kein anständiger, ernster Kritiker hergeben wird.”

R. BAKKER

KARL MAY (II)

AMSTERDAM, september

Ik kan de heer Bomans in het algemeen zeer goed waarderen en ik vind het daarom jammer dat hij hier zijn toevlucht heeft genomen tot dergelijke goedkope kunstgrepen en trappen na aan het adres van Karl May, die zoveel miljoenen kinderen een romantische vreugde heeft verschaft.
Waarom laat u ons niet de herinnering aan onze ongecompliceerde jeugddromen, meneer Bomans. Ik lees Karl May al sinds tientallen jaren niet meer, juist om die dromen heel te laten.

L. B. KNEPPERS

KARL MAY (III)

AMSTERDAM, september

Zelfs de eerste de beste jongen die de onvolledige Nederlandse vertaling heeft gelezen, kan de vele onjuistheden zo aanwijzen. De Zilverbuks van Winnetou was geen zilveren buks die door zijn glans besluipen onmogelijk maakte. Er zaten slechts zilveren spijkertjes op. Bovendien werden de geweren bij het besluipen juist achtergelaten, omdat ze te lastig daarbij waren. Over een zwartgemaakt horloge is niets in de boeken te vinden, noch dat Old Shatterhand een pennemesje in zijn mouw genaaid had. Niets ook over bewegende oorschelpen. Het knieschot wordt wèl herhaalde malen toegepast. Nergens is geschreven dat Old Shatterhand en Winnetou twee dagen en drie nachten kromgesloten hebben gelegen, noch dat het foedraal van de Berendoder ooit is opengewaaid. Het komt alles uit de duim van Bomans. Bomans beweert dat vrouwen in de boeken van Karl May geen rol spelen. Bomans „vergist” zich: hij zou hoogstens kunnen zeggen, dat „sex” in de tegenwoordig gebruikelijke vorm niet in zijn boeken is te vinden. Kortom, Bomans slaat er maar een slag naar.

J. VAN ELMENDORF

KARL MAY (IV)

VOORBURG, september

Hoe briljant Bomans analyse van Karl May ook zijn mag, zijn slotconclusie kan ik toch niet voor mijn rekening nemen. Winnetou en Old Shatterhand zijn geen typische produkten van de Duitse neiging. • Het was Karl May wel degelijk om het een en tot heldenverering, veeleer zijn Rousseau 4 en Kipling 5 als de peetvaders van deze twee befaamde spoorzoekers te beschouwen. In verband hiermede wil ik nog eens de aandacht vestigen op het scherpzinnige geschrift van de Groningse hoogleraar M. Baudet 6 „Het Paradijs op aarde” waarin aan de mythe van de „bon sauvage” veel aandacht wordt gewijd.
Is de basis van de „bon sauvage” wellicht het verloren paradijs? De aetas aurea, waar ook de Griekse mythologie van spreekt? Echter, Baudet stelt dit met nadruk: „Er was met dit al, aanvankelijk geen denken aan identificatie van deze mythische voorstelling met enige contemporaine werkelijkheid”.
Dit begint eigenlijk pas in de latere middeleeuwen. De legendarische priester-koning Johannes 7, heerser over het christelijke Ethiopië, werd gezien als potentieel bondgenoot tegen de Islam. Men zocht dit Ethiopië tussen Oost-Afrika en de Indus, in de nabijheid van het verloren paradijs! De christelijke Ethiopiërs zouden dus ook dichter bij de ware gelukzaligheid staan dan de christelijke Europeanen. Naast de „bon ethiopien” komt nu de edelmoedige emir uit Floris en Blanchefleur ten tonele, het prototype van de „bon oriental”. „De race tussen neger en islamiet, met de Westerse vertedering als inzet, was begonnen.”
Weldra treedt nu een derde in het krijt, want met de ontdekking van Amerika, „trad ook de Indiaan toe tot het college der bons sauvages”. Hij werd er zelfs een vooraanstaand lid van, want hoe hard de hand der conquistadores ook op de Inca’s en Azteken mocht neerkomen, voor vele Westerse intellectuelen gold de Indiaan als het ideaaltype van de mens, die in allerlei utopieën dan ook de hoofdrol vervulde. Montaigne 8 propageert reeds dat „de mens van nature goed is”, wat Rousseau later zal herhalen ten detrimente van Europa. De „goede de Indiaan verdrong dus plotseling de „goede neger” totdat „Oom Tom9 een nieuwe hoogconjunctuur voor het zwarte ras inluidde, zij het dan nog uitsluitend in mysthische zin. Zo stelt reeds bisschop Los Casas 10 in de zestiende eeuw tegenover de onmiskenbare militair-economische superioriteit van de Europeaan de morele superioriteit van de Indiaan.
Het exotisme beleeft zijn grote bloeitijd in de achttiende eeuw. Rousseau zegt: „Terug naar de natuur” en wijst de weg naar het verloren paradijs – als de mens maar wil.
Waarom toch deze hang naar het primitieve? Hierop geeft de grote meester Huizinga 11 het antwoord: „De cultuur die zichzelf wil ontvlieden, heeft eindeloze heimwee naar het onbeschaafde.”
In de eerste helft van de negentiende eeuw is er onder invloed van Rousseau een sterke negrofilie, waarvan Wilberforce 12 en Harriet Beecher-Stowe de bekendste exponenten zijn.
Na de vrijwording van de Amerikaanse negerslaven komt de grote ontgoocheling! De neger is niet gewend op eigen benen te staan en tot grote schrik der progressieve ethici wordt de materiële toestand van de neger veel slechter, terwijl zijn politieke rechten een dode letter blijven. De stemming slaat nu om en een nieuwe profeet staat op. Kipling proclameert het verlicht despotisme van de Westerling „the white man’s burden”, wat niet alleen de Westerse superioriteit, maar ook de Westerse verantwoordelijkheid inhoudt.
Zodoende is het succes van Karl May bij de volwassenen eenvoudig verklaard; hij past prachtig in het Westers gevoelspatroon, Winnetou is de „bon sauvage” en Old Shatterhand torst de „white man’s burden”. Ook in het dekolonisatietijdvak doen de oudjes het nog best; Winnetou heeft de conjunctuur mee en Old Shatterhand verleent hulp aan de „onderontwikkelde gebieden”. Alleen de moderne jeugd, die niet van moraliseren houdt en meer actie wenst, heeft Old Shatterhand door Lemmy Caution 13 vervangen.
De geëxalteerde heldenverering is niet typisch Duits – men denke slechts aan Rusland – zij is veeleer het gevolg van het plotseling wegvallen van traditionele waarden als monarchie en kerk. Trouwens, in het welvarende en moderne Frankrijk was de OAS 14 de greep naar de macht bijna gelukt. Is het te verbazen dat Hitler succes had in een door inflatie en crisis murwgebeukt Duitsland met niet een energieke generaal De Gaulle 15, maar slechts de seniele maarschalk Von Hindenburg 16 als tegenspeler?

DR. W.A. VEENHOVEN

KARL MAY (V)

AMSTERDAM, september

Het is beslist niet waar, dat het knieschot in elk boek van May slechts uitvoerig wordt beschreven, doch nooit uitgevoerd. De uitvoering ervan kan men vinden in het boek „De Duivelskop in het Rotsgebergte” (bewerkt naar het 127ste duizendtal der Duitse uitgave) 17 blz. 144.

MEJ. G. BIESHAAR




[1]Ingezonden brieven in Elseviers Weekblad, 7 september 1963.
Deze vijf ingezonden brieven zijn reacties op Godfried Bomans’ artikel „Het ruikt hier naar gas. Een poging tot begrip van Karl May” in Elseviers Weekblad, 24 augustus 1963, elders op deze site.
[2]Godfried Bomans (voluit: Godfried Jan Arnold Bomans, * 2 maart 1913 , † 22 december 1971) was een Nederlandse schrijver, columnist en mediapersoonlijkheid. Zijn bekendste boeken zijn „Pieter Bas”, „Erik of het klein insectenboek”, „De avonturen van Pa Pinkelman”, „Avonturen van Tante Pollewop” en de lagere school-lectuur-serie „Pim, Frits en Ida”.
[3]Van 1951 tot 1959 de naam van de uitgeverij van de drie broers Joachim, Roland en Lothar Schmid in Bamberg. Op 1 augustus 1959 waren alle verdragen en licenties van het voormalige Karl-May-Verlag in Radebeul overgedragen en kon de uitgeverij in Bamberg eindelijk weer boeken onder de naam Karl-May-Verlag uitgeven.
[4]Jean-Jacques Rousseau (* 28 juni 1712 , † 2 juli 1778) was een Franstalig Geneefs verlichte filosoof en schrijver, die met zijn liefde voor de natuur aan de wieg van de Romantiek stond. Wereldfaam verkreeg hij met zijn werken „Narcisse ou l’Amant de lui-même, comédie représentée par les comédiens ordinaires du roi, le 18 décembre 1752”, „Discours sur l’origine et les fondements de l’inégalité parmi les hommes”, „Julie, ou la nouvelle Héloïse”, „Émile, ou De l’éducation, dans lequel est inclus La profession de foi du vicaire savoyard au livre IV”, „Du contrat social ou, Principes du Droit Politique”, „Pygmalion”, „Les Confessions” en „Les Rêveries du promeneur solitaire”.
[5]Rudyard Kipling (voluit: Joseph Rudyard Kipling, * 30 december 1865 , † 18 januari 1936) was een Britse schrijver en dichter, die in 1907 als eerste Brit de Nobelprijs voor de Literatuur ontving. Het beroemdst is zijn meermaals verfilmde roman „The Jungle Book”, maar ook de romans „Plain Tales from the Hills” en „Kim”, zijn novelle „The Man who would be King” en zijn populaire gedichten „If—” en „The White Man’s Burden” genoten tot in de jaren ’50 wereldwijde populariteit, maar naarmate het kolonialisme buiten Europa niet meer als een volstrekt natuurlijk gegeven werd gezien nam zijn populariteit af.
[6]Henri Baudet (voluit: Ernest Henri Philippe Baudet, * 29 januari 1919 , † 16 december 1998) was van 1956 tot 1984 hoogleraar sociaal-economische geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en van 1982 tot 1987 buitengewoon hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft. Een van zijn bekendste boeken is het in de ingezonden brief aangehaalde „Het Paradijs op aarde. Gedachten over de verhouding van de Europese tot de buiten-Europese mens». Zijn iets minder getalenteerde kleinzoon Thierry is sinds 2017 fractievoorzitter van een van de extreem-rechtse partijtjes in de Tweede Kamer, leider van de politieke tak van het wappiedom – met de nadruk op ‘-dom’ – en erkend voorstander van de veroveringsoorlogen van de Russische dictator Vladimir Poetin.
[7]Pape Jan (Latijn: rex et sacerdos of Indorum rex; ook wel priester Johannes, priester-koning, presbyter of prester Johannes genoemd) zou een legendarische middeleeuwse „koning van de drie Indiën” zijn geweest, die over een groot en machtig christelijk rijk in het oosten van Azië zou heersen. In de tijd van de kruistochten werd de legende van Pape Jan voor waar aangezien, hoewel de priester noch zijn machtige rijk echt heeft bestaan. In de 14e eeuw kwam de legende terug, maar dit keer bevond Pape Jan zich in Afrika. Daar bestond al sinds de vroege middeleeuwen in Ethiopië een christelijke gemeenschap in de rijken van Aksum en Lalibela. Onder oosterse christenen bestond de legende dat de Ethiopiërs op een dag de Arabieren zouden verdrijven, maar Pape Jan werd niet vermeld. De eerste duidelijke beschrijving van een Afrikaanse Pape Jan was van de Dominicaner missionaris Jordanus, rond 1329. Over Ethiopië, dat hij "het derde Indië" noemde, schreef Jordanus dat de koning door de Europeanen Pape Jan werd genoemd; de Ethiopische keizer stond onder de Europeanen al snel bekend onder de naam Pape Jan. Toen ambassadeurs van keizer Zara Yaqob in 1441 aanwezig waren bij het concilie van Ferrara-Florence, merkten ze tot hun grote verbazing dat de Europeanen erop stonden hun keizer Pape Jan te noemen: het was duidelijk dat de Ethiopiërs zelf niets van Pape Jan wisten tot het moment waarop ze de Europeanen over hem hoorden praten.
Elementen van de Johannes-legende zijn terug te vinden in „Parzival” van Wolfram von Eschenbach (* ± 1170 , † ± 1220) en de Oudfranse roman „Floire et Blanceflor”, die als „Floris ende Blancefloer” in het Middelnederlands werd vertaald/bewerkt door Diederik van Assenede (* ± 1230 , † 1293).
[8]Michel Eyquem de Montaigne (* 28 februari 1533 , † 13 september 1592) was een Frans filosoof, schrijver en politicus. In zijn belangrijkste werk, de „Essais”, bestudeert hij de mensheid en met name zichzelf, hetgeen hem tot de eerste persoon maakt die bij de bespreking van allerlei morele en filosofische vraagstukken een psychologie over zichzelf schreef én tot de grondlegger van het literaire genre van het essay, het persoonlijke betoog met diepgang. Zijn motto was Que sçay-je? (in hedendaags Frans: Que sais-je?).
[9]Uncle Tom’s Cabin; or, Life among the Lowly” uit 1852 was een roman van de Amerikaanse abolitioniste en schrijfster Harriet Beecher Stowe (* 14 juni 1811 , † 1 juli 1896), die de heersende opvattingen over slavernij beïnvloedde. Haar andere boeken hadden beduidend minder succes.
[10]Bartolomé de las Casas (* 24 augustus 1484 , † 17 juli 1566) was een Spaans priester van de orde der Dominicanen, de eerste die werd uitgezonden naar de Nieuwe Wereld en de eerste bisschop van Chiapas. In tegenstelling tot veel van zijn collega’s en tijdgenoten nam hij het op voor de inheemse bewoners en door te pleiten bij keizer Karel V heeft hij er persoonlijk voor gezorgd dat de indiaanse slavernij een einde nam. Zijn bekendste werk, dat gewijd is aan dit thema, heet „Brevísima relación de la destrucción de las Indias”.
[11]Johan Huizinga (* 7 december 1872 , † 1 februari 1945) was een Nederlands historicus. Hij is de grondlegger van de Nederlandstalige cultuurgeschiedenis en mentaliteitsgeschiedenis. Verder was hij cultuurfilosoof en antropoloog. Zijn belangrijkste werken zijn „Herfsttij der Middeleeuwen”, „Erasmus”, „In de schaduwen van morgen” en „Homo ludens”.
[12]William Wilberforce (* 24 augustus 1759 , † 29 juli 1833) was een Engels parlementariër, een fanatiek evangelisch christen en minstens even fanatiek leider van de anti-slavernijbeweging.
[13]Lemmy Caution is een door de Britse politieagent/schrijver Peter Cheyney (eigenlijk: Reginald Evelyn Peter Southouse Cheyney, * 22 februari 1896 , † 26 juni 1951) bedachte FBI-agent die eerst als romanheld populair werd en later als filmheld, gespeeld door Eddie Constantine (d.i. Edward Constantinowsky, * 29 oktober 1917 , † 25 februari 1993).
[14]De Organisation de l’armée secrète was in het naoorlogse Europa de grootste en meest gewelddadige geheime rechts-extremistische terreurorganisatie, actief in Frankrijk en Algerije, gericht tegen de onafhankelijkheid van Algerije.
[15]Charles de Gaulle (voluit: Charles André Joseph Marie de Gaulle, * 22 november 1890 , † 9 november 1970) was een Frans militair en politicus, die tijdens de Eerste Wereldoorlog als officier in de Slag bij Verdun vocht; tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij de leider van de Franse regering in ballingschap en tussen 1959 en 1969 was hij de eerste president van de door hem ontworpen Vijfde Republiek.
[16]Paul von Hindenburg (voluit: Paul Ludwig Hans von Beneckendorf und von Hindenburg, * 2 oktober 1847 , † 2 augustus 1934) was tijdens de Weimarer Republik van 1925 tot 1934 rijkspresident van Duitsland. In de Eerste Wereldoorlog was hij van 1916 tot 1918 een van de opperbevelhebbers van het Duitse leger, met de rang van veldmaarschalk, geweest, die zich onderscheidde bij de gewonnen Slag bij Tannenberg in 1914.
[17]In de uitgave van Het Spectrum (Karl May Pockets) heet dit deel (nr. 6) „Het geheim van Old Surehand”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website