ONDERZOEK IN MIDDELBAAR ONDERWIJS

Wat leest de studerende jeugd in Nederland?

GODFRIED BOMANS FAVORIET


(Van een korrespondent) 1


ONDERZOEKERS van het Hoogveld-instituut in Nijmegen, onder leiding van drs W. Stoop O.F.M., hebben aan 1600 leerlingen van middelbare scholen een lijst van 84 schrijvers voorgelegd. Hun voorkeur bleek te zijn: 1. Godfried Bomans; 2. J. Nowee; 3. Antoon Coolen; 4. Jules Verne; 5. Charles Dickens; 6. Karl May; 7. Hildebrand; 8. Anne Frank; 9. Arthur van Schendel; 10. A. den Doolaard. Het valt op dat schrijvers als John Steinbeck, Simon Vinkenoog, Julien Green, Louis Paul Boon, Erskine Caldwell de achterhoede vormen, tekenen de verslaggevers aan. Van de tien genoemde schrijvers had meer dan 70 percent van de leerlingen wel eens een boek gelezen. Van Cissy van Marxveldt had slechts een derde van alle leerlingen ooit een boek gelezen.

Dit is één der resultaten van het onderzoek dat door het Nijmeegse Hoogveld-instituut in opdracht van het Katoliek Lektuurcentrum is uitgevoegd. Het eerste deel van dit rapport is thans in drie banden ingediend: Verantwoording en opzet; Leessituatie van de middelbare schooljeugd; Psychologische aspekten van het lezen. Het onderzoek werd ingesteld onder leerlingen van de derde klas en hoger van een aantal katolieke scholen.
Een overzicht van de eerste tien boeken die bij hen de voorkeur genoten: 1. Arendsoog (Nowee); 2. Het Achterhuis (Anne Frank); 3. Camera Obscura (Hildebrand); 4. Ciske de Rat (Piet Bakker); 5. Max Havelaar (Multatuli); 6. Don Camillo (Guareschi); 7. Ben Hur (Wallace), 8. De gebroeders Beekman (Kortooms), 9. De kleine Johannes (Fr. v. Eeden), 10. Bartje (A. de Vries). Bonjour tristesse (Françoise Sagan) neemt pas de achtenveertigste plaats in en wordt verre overtroffen door Karl May- en Biggles-boeken.

Weinig modernen

Wat de kategorieën van boeken betreft die de voorkeur genieten, winnen het de literatuurlijstboeken iets van avonturen- en jongensboeken (die ook veel door meisjes worden gelezen) en boeken over de oorlog. Echte meisjesboeken en damesromans staan tien percent hierbij achter. Aan de onderste tree van de voorkeursladder staan moderne literatuur en realistische romans. Humoristische boeken worden door 24 percent van de leerlingen gelezen. Uiteraard ligt bij de keuze van de boeken het verschil tussen jongens en meisjes veel sterker uiteen.
Opvallend meer door jongens worden bijvoorbeeld de volgende auteurs gelezen, hoewel men her toch voor verassingen staat: Kirst, May, Verne, Nowee, Johns, Dostojewski, Claus, Boon.
Meer door meisjes gelezen auteurs: Marxveldt, v. Havelte, de Vries, Frank, du Maurier, van Eijk, Schmidt, Breedveld, Haasse, Aafjes, Marsman, Gab. Smit.
Over het algemeen blijkt wel dat de jongens de voorkeur geven aan jongensboeken en avonturenromans, aan boeken over oorlog en jodenvervolging, aan detectiveromans. Meisjes daarentegen geven de voorkeur aan meisjesboeken en damesromans, boeken van bekende Nederlandse auteurs, godsdienstige en dichterlijke werken en humoristische boeken. Tekenend is met name dat gymnasium-meisjes erg uiteenlopende auteurs als Marsman, Smit, Breedveld, Simon Carmiggelt, P. G. Woodehouse; terwijl Françoise Sagan juist meer populariteit geniet bij mms-meisjes, evenals Daphne du Maurier, en Multatuli.

Humor in de stad

IN vergelijking met de jeugdigen in de grote steden lezen de leerlingen afkomstig van het platteland opvallend veel oorlogsboeken (Kirst, Sytzen, Remarque). De jeugdigen uit de grote steden lezen meer humoristische boeken (Bomans, Carmiggelt, Schmidt), meer detective-romans (Havank, Simenon, Cheyney) en meer uitgesproken meisjesboeken. Een zeer duidelijk verschil tussen stad en platteland ligt bijvoorbeeld tussen Kortooms en Gallico. Terwijl de laarsre meer door jeugdigen in grote steden wordt gelezen, is de eerste duidelijk het meest populair op het platteland. Vele verhalen van Kortooms spelen juist op het platteland. Hieruit blijkt ook dat de jeugdigen hun eigen leefsituatie in het boek willen herkennen.
Ook uit de voorkeursverschillen tussen bepaalde boeken blijkt in het algemeen dat de opgroeiende jeugd graag boeken leest die de mogelijkheid bieden tot identifikatie met een hoofdpersoon die in dezelfde situatie verkeert. De voorkeur voor humoristische boeken en detectiveromans in de steden verklaart het rapport uit de grotere behoefte aan ontspanningslektuur om de gekompliceerdheid van het leven af te reageren.

Van de totaal 1.600 ondervraagde leerlingen gaf op de vraag of er thuis over boeken gesproken wordt, 20 t.h. 2 ten antwoord: «vaak», 71 t.h., «soms». Slechts 8,9 t.h. vulde in dat bij hen thuis nooit over boeken gepraat werd. Iets minder gunstig liggen de zaken als het gaat over de boeken die de leerlingen zelf lazen. Meer dan een kwart praat thuis niet over boeken waarmee ze bezig zijn. Het valt op dat meisjes met hun ouders meer over boeken praten dan jongens, zowel over boeken in het algemeen als over boeken die ze zelf lezen. Eveneens opvallend, maar meer voor de hand liggend wellicht, is dat in de intellektueel hogere milieus (naar het beroep van de vader gezien) aanzienlijk meer over boeken wordt gesproken dan in de middelbare en in de lagere milieus. Naar schoolsoort gezien, leveren hbs en mms een vrijwel gelijkluidend beeld op, terwijl de gymnasiasten thuis meer over boeken spreken.

Meisjes lezen meer

VAN de ondervraagden geeft 42,5 t.h. op dat de sport een belemmerende invloed uitoefent op zijn lektuur, terwijl slechts 20,9 t.h. de televisie als oorzaak noemt. Als men het aantal boeken dat men leest, bekijkt, valt het nogal mee overigens: minder dan één boek per maand 6 t.h., één boek in de maand 30,1t.h., één boek in de week 44 t.h., meer dan één boek in de week 19,9 t.h. Het overgrote deel van de leerlingen (94 t.h.) leest één boek in de maand of meer. Niettemin vindt 69,2 t.h. dat ze eigenlijk meer zouden moeten lezen.

Ook in het opzicht van de leesfrekwentie slaan de meisjes de jongens. De faktoren uitgaan en televisie kijken schijnen bij jongens meer belemmerend te werken op hun lektuur dan bij de meisjes. De faktor huiswerk blijkt in de intellektueel hogere milieus minder belemmerend te werken dan in de middelbare en de lagere milieus. Nog een frappant verschil is dat de leesfrekwentie onder mms-leerlingen het hoogst is; zij worden gevolgd door de hbs’ers, terwijl de gymnasiasten blijkbaar het minst frekwent lezen. De vraag rijst of de mms-meisjes wellicht lichtere lektuur lezen en of de gymnasiasten juist door hun studie meer naar de gedegener boeken worden gedreven.

Jongens progressiever

DE vraag: hoe kom je aan de boeken die je leest, leverde de volgende resultaten op: lenen 66,3 t.h., kopen 15,2 t.h., krijgen 4,8 t.h., thuis uit de biblioteek 13,7 t.h. Gezien de tamelijk hoge leesfrekwentie, verwonderen de onderzoekers zich over het relatief hoge percentage jeugdigen die meestal hun boeken kopen. De verklaring ziet men voornamelijk in de vele pocketboeken, die tegenwoordig op de markt zijn, waardoor men al voor weinig geld een boek dat men graag wil lezen, kan kopen. Zij kopen voor 95,2 t.h. bij de boekhandel, slechts voor 0,2 t.h. bij de kiosken, voor 4,6 t.h via postorders of anderszins.

De leengewoonten lopen sterk uiteen. Voorop komt de openbare leeszaal en de biblioteek: 52,3 t.h. leent hier meestal, 26,1 t.h. soms, 21,6 t.h. nooit. Dan volgt de schoolbiblioteek: 25,6 t.h. meestal, 42,8 t.h. soms, 31,7 t.h. nooit. Vrienden en kennissen zijn ook erg in trek: 15,7 t.h. meestal, 69,1 t.h. soms, 15,2 t.h. nooit. Maar de winkelbiblioteek komt er bijzonder slecht af: 2,1 t.h. meestal, 4,7 t.h. soms, 93,2 t.h. nooit.

Ook bij deze vraag lopen de gewoonten tussen jongens en meisjes nogal uiteen. Meisjes lenen voor 74 t.h., doch kopen slechts voor 6,3 t.h. Jongens lenen voor 60,2 t.h. doch kopen voor 22,4 t.h. In dit geval zijn dus de jongens de baas. Ze blijken ook zelfstandiger te zijn in hun keus. De samensteller van het rapport trekt de konklusie dat jongens «progressiever» lezen dan meisjes. Een opvallend verschijnsel is hier wel dat het hoogste percentage leerlingen, dat zijn boeken meestal koopt, in het zuiden van het land te vinden is. Treffen de leerlingen in het westen van het land thuis meer boeken aan? De leerlingen in het oosten van het land zijn trouwere bezoekers van openbare leeszalen en biblioteken.

De middelbare schooljeugd blijkt het boek in sterke mate te zien als een eigen wereld waarmee zij zich affektief weet te verbinden, zo blijkt uit het deel van het rapport dat gewijd is aan de psychologische aspekten van het lezen. Een diepgaande positieve of negatieve beïnvloeding wordt hiermee mogelijk, waardoor het stemmings- en gevoelsleven van de jeugd voor een deel wordt bepaald. Meisjes blijken over het algemeen sterker affektief te reageren op hun lektuur dan jongens. Ze maken zich gemakkelijker van de realiteit los. Met name voor negatieve invloeden zijn ze gevoeliger.

In het Katoliek Lektuurcentrum dat, zoals gezegd, de opdracht tot het onderzoek gaf, werken vrijwel alle instanties die zich in katoliek Nederland met de lektuurvoorziening bezig houden samen.


[1]In De Standaard, 10 juli 1963.
Over de uitslag van dit nogal eenzijdige onderzoek berichtten o.a. ook De Telegraaf (29 juni 1963), De Tijd / de Maasbode (29 juni 1963), Het Parool (29 juni 1963), de Leeuwarder Courant (29 juni 1963), het Limburgs Dagblad (29 juni 1963), de Nieuwe Leidsche Courant (29 juni 1963), de Echo van het Zuiden (1 juli 1963), Het Vrije Volk (1 juli 1963), de Nieuwe Tilburgsche Courant (1 juli 1963), het Utrechtsch Nieuwsblad (1 juli 1963), de Nieuwe Haarlemsche Courant (2 juli 1963) en het Algemeen Dagblad (6 juli 1963).
De conclusies betreffende de regionale voorkeuren van de lezende Rooms-Katholieke jeugd in alle kranten – die overigens vrijwel alle op hun eigen wijze over dit onderzoek berichten – worden in zowat alle kranten anders geduid; maar net als de onderzoekers gaan zij voorbij aan het feit dat er in het zuiden en oosten van het land procentueel meer katholieken te vinden zijn dan in het westen en noorden. Alleen het Algemeen Dagblad maakte gewag van het feit dat door de onderzoekers niet werd geopenbaard uit wélke 84 schrijvers de jeugdige katholieke lezers mochten kiezen.
[2]t.h. = ten honderd, Vlaamse uitdrukking voor het begrip procent, voluit: (het voorafgaande getal) op honderd procent.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website