Moderne romans en realistische litteratuur zijn

bij de Middelbare schooljengd niet zo geliefd


anoniem 1


In opdracht van het Katholiek Lectuurcentrum heeft het Hoogveld Instituut in Nijmegen een onderzoek ingesteld naar het lezen van de leerlingen van de derde klas en hoger van een aantal katholieke middelbare scholen. De enqueteurs van het Hoogveld Instituut legden 1600 leerlingen een voorkeurslijst van 84 boeken voor uit dertien verschillende categorieën.

De volgende tien kwamen aan de top van de ranglijst:
1. Arendsoog (Nowee), 2. Het Achterhuis (Anne Frank), 3. Camera Obscura (Hildebrand), 4. Ciske de Rat (Piet Bakker), 5. Max Havelaar (Multatuli), 6. Don Camillo (Guareschil), 7. Ben Hur (Wallace), 8. De gebroeders Beekman (Kortooms), 9. De kleine Johannes (Fr. van Eeden), 10. Bartje (A. de Vries). Bonjour tristesse (Fransoise Sagan) neemt de achtenveerstigste plaats in en wordt verre overtroffen door Karl May-boeken en Biggles-boeken.


De voorkeurslijst van auteurs, een keus uit totaal 84 schrijvers, is als volgt: 1. G. Bomans, 2. J. Nowee, 3. Antoon Coolen, 4. Jules Verne, 5. Charles Dickens, 6. Karl May, genoemde schrijvers had meer 9. dan 70 pct van de leerlingen wel eens een boek gelezen. Van Cissy van Marxveldt had slechts een derde van alle leerlingen ooit een boek gelezen.
Wat de categorieën van boeken betreft die de voorkeur genieten, winnen het de „Literatuurlijstboeken” iets van „avonturen en jongensboeken” (die ook veel door meisjes worden gelezen) en „boeken over de oorlog”. Echte „meisjesboeken en damesromans” staan 10 pct hierbij achter.
Aan de onderste tree van de voorkeursladder staan „ Moderne literatuur” en realistische romans”. „Humoristische boeken” worden door 24 pct. van de leerlingen gelezen. Uiteraard ligt bij de keuze van de boeken het verschil tussen jongens en meisjes veel sterker uiteen.
Over het algemeen blijkt dat de jongens de voorkeur geven aan jongensboeken en avonturenromans, aan boeken over oorlog en Jodenvervolging, aan detective-romans.
Meisjes lezen liever meisjesboeken en damesromans, boeken van bekende Nederl. auteurs, godsdienstige en dichterlijke werken en humoristische boeken. Gymnasium-meisjes geven erg uiteenlopende auteurs op als Marsman, Smit, Breedveld, Simon Carmiggelt, P. Q. Woodehouse. Fransoise Sagan geniet juist meer populariteit bij M.M.S.-meisjes, evenals Daphne du Maurier, en Multatuli.
In vergelijking met de jeugdigen uit de grote steden lezen de leerlingen afkomstig van het platteland opvallend veel oorlogsboeken:
Kirst, Sytzem, Remarque). De jeugdigen uit de grote stad daarentegen lezen meer humoristische boeken (Bomans, Carmiggelt, Schmidt), meer detective-romans (Havank, Simenon, Cheyney), meer uitgesproken meisjesboeken.
De voorkeur voor humoristische boeken en detective-romans in de steden verklaart het rapport uit de grotere behoefte aan ontspanningslectuur om de gecompliceerdheid van het leven af te reageren.

Belemmerende factoren
Het rapport van het instituut zegt dat het huiselijk klimaat een invloedrijke factor is. Van het totaal 1600 ondervraagde leerlingen gaf op de vraag of er thuis over boeken gesproken wordt, 20,1 pct ten antwoord: „vaak”, 71 pct.: „soms slechts 8,9 pct. vulde in dat bij hen thuis nooit over boeken gepraat
E v
an de factoren die in ernstige mate lees-belemmerend kunnen werken is het feit dat een groot deel van de ondervraagden door de lessen op school en door het huiswerk over een bepaalde vrije tijd beschikt. Deze beperkte vrije tijd wordt dan nog vaak in beslag genomen door sport, uitgaan, knutselen, muziek, tv, e.d.
Van de ondervraagden geeft 42,5 pct op dat de sport een belemmerende invloed uitoefent op hun lectuur, terwijl slechts 20,9 procent de televisie als oorzaak noemt.
Zes procent van de onderzochtte jeugd leest minder dan een boek in per maand, 30,1 procent leest ook 1 boek in de maand, 44 pct. een boek in de week, 19,9 procent leest meer dan een boek in de week. Het overgrote deel van de leerlingen (94%) leest een boek in de maand of meer. Niettemin vindt 69,2 procent dat ze eigenlijk meer zouden moeten lezen.
De factoren „uitgaan” en „televisie kijken” schijnen bij jongens meer belemmerend te werken op hun lectuur dan bij de meisjes. De factor terwijl de gymnasiasten blijkbaar worden gevolgd door de H.B.S.ers het minst frequent lezen.
De vraag rijst of de M.M.S.-meisjes wellicht lichtere lectuur lezen en of de gymnasiasten juist door hun studie meer naar de „gedegener” boeken worden gedreven. Mogelijk speelt hier het huiswerk en de voor de M.M.S. en H.B.S. verplichte literatuurlijst een rol.
Ook valt het op dat in het westen van het land de leesfrequentie iets lager ligt dan in het zuiden, zelfs aanmerkelijk lager dan in het Oosten van het land.

De vraag, hoe kom je aan die boeken die je leest, leverde de volgende resultaten op: lenen 66,3 pct., kopen 15,2 pct, krijgen 4,8 pct., thuis uit de bibliotheek 13,7 pct. De samensteller van dit rapport is verbaasd over de hoge percentages jeugdigen dat zijn boeken koopt. De verklaring ziet hij voornamelijk in de vele pocketboeken, die tegenwoordig op de markt zijn, waardoor men al voor weinig geld een boek dat men graag wil lezen, kan kopen.

De „leengewoonten” lopen sterk uiteen. Voorop komt de openbare leeszaal en de bibliotheek: 52,3 procent leent hier meestal, 26,1 pct. soms, 21,6 procent nooit. Dan volgt de schoolbibliotheek: 25,6 procent meestal, 42,8 procent soms, 31,7 pc. nooit. Vrienden en kennissen zijn ook erg in trek: 15,7 procent meestal, 69,1 pct soms, 15,2 pct nooit.

Maar de winkelbibliotheek komt er bijzonder slecht af: 2,1 pct meestal, 4,7 pct soms, 93,2 pct nooit.
Een opvallend verschijnsel noemt het rapport dat het hoogste percentage leerlingen dat zijn boeken


[1]In Echo van het Zuiden, 1 juli 1963.
In elk van de vier kolommen is blijkbaar een aantal regels weggevallen.
Over de uitslag van dit nogal eenzijdige onderzoek berichtten o.a. ook De Telegraaf (29 juni 1963), De Tijd / de Maasbode (29 juni 1963), Het Parool (29 juni 1963), de Leeuwarder Courant (29 juni 1963), het Limburgs Dagblad (29 juni 1963), de Nieuwe Leidsche Courant (29 juni 1963), Het Vrije Volk (1 juli 1963), de Nieuwe Tilburgsche Courant (1 juli 1963), het Utrechtsch Nieuwsblad (1 juli 1963), de Nieuwe Haarlemsche Courant (2 juli 1963), het Algemeen Dagblad (6 juli 1963) en zelfs de Belgische krant De Standaard (10 juli 1963).
De conclusies betreffende de regionale voorkeuren van de lezende Rooms-Katholieke jeugd in alle kranten – die overigens vrijwel alle op hun eigen wijze over dit onderzoek berichten – worden in zowat alle kranten anders geduid; maar net als de onderzoekers gaan zij voorbij aan het feit dat er in het zuiden en oosten van het land procentueel meer katholieken te vinden zijn dan in het westen en noorden. Alleen het Algemeen Dagblad maakte gewag van het feit dat door de onderzoekers niet werd geopenbaard uit wélke 84 schrijvers de jeugdige katholieke lezers mochten kiezen.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website