Amsterdams dagboek: Beeldromans

„Dagboekanier” 1


DE beeldroman, waarin alle figuren spreken in wolkjes, die uit hun monden komen, laat geen enkel werk met rust. Zelfs de Bijbel is al aldus uitgegeven. Het is vooral de jeugd, die zo de meesterwerken uit het verleden verteert. Niet altijd is dat helemaal onbedenkelijk, aangezien sommige meesterwerken denkbeelden verkondigen, die, vertaald in tekeningen en wolkjes, a) een heel andere indruk maken dan in de niet vereenvoudigde, geschreven vorm, b) een veel jeugdiger publiek bereiken, dat nog niet de gave des onderscheids heeft.

DAAR is „Taras Boelba, de Koning der Kozakken”, door N. Gogol
2, een groot Russisch schrijver. Hij gaf zijn werkelijkheid weer en liet de feiten spreken voor zichzelf. Geen belletrist immers zal wat hij schrijft voorzien van commentaren in de vorm van „terzijdes”.
Maar de verwerking van zijn roman tot beeldroman in de serie „Illustrated Classics”, een uitgave van Classics Nederland, Bussum, leidt er toe, dat kinderen van tien tot twaalf jaar op pagina 11 het monden van Kozakken ont- volgende lezen in de uit de snappende ballonnen:
„Hebben jullie niet gehoord wat er met ons in de Oekraïne gebeurt? De Roomse Papen spannen rechtzinnige Christenen voor hun wagens. Wij worden gemarteld door de Polen en de Joden!” – „De Kozakken geraakten in een staat van grote opwinding. Zij stormden naar de marktplaats om de Joden uit te roeien.” – „Hang de Joden op!” – „We verzuipen ze allemaal in de Dnjepr, die heidenen!” – — „De Joden werden gegrepen en in de rivier geworpen.”
Aldus gelicht uit het geschreven verband en gedramatiseerd krijgen zulke passages een heel andere nadruk en gewicht en zijn bepaald niet geschikt voor jeugdige, zich nog vormende geesten.

HET zou goed zijn, indien de bewerkers van literaire werken tot beeldromans zich daarvan beter bewust zouden worden. Dat ouders deze bewerkingen eerst zouden moeten lezen durf ik echt niet aan te bevelen. Ingedampt tot meestal lelijke plaatjes en met al die in de lucht zwevende zinnetjes zijn zulke boeken daarvoor te onverteerbaar.
Dat kinderen zich er wèl doorheen eten wordt pas begrijpelijk, als u zich voor ogen houdt, dat zij er ook niet tegen op zien in hun eentje een enorme zak drop soldaat te maken.
Hebt u, volwassen geworden, nog wel eens geprobeerd iets te herlezen, waarvan u in uw jeugd in ademloze spanning had genoten?
Ik wel. Ik logeerde eens op een jongenskamer, waarin de volledige werken van Karl May aanwezig waren. lk nam, als lectuur voor het slapen gaan „Winnetou’s Dood” ter hand, en ontdekte, dat ik er met geen mogelijkheid meer doorheen kon komen. Die ellenlange beschrijvingen! Die langdradige, breedsprakige dialogen, waarin niets werd gezegd! En toch had ditzelfde boek mij in mijn prille jaren tot tranen toe bewogen!
Nee, wij kunnen niet bijhouden wat onze kinderen lezen. En ook al vinden wij beeldromans smaakbedervend, tegen die stroom oproeien is onmogelijk. Wij kunnen alleen maar een beroep doen op de vervaardigers, en verder afwachten hoe een en ander uitvalt.

DENKT u overigens niet, dat de beeldroman iets nieuws is. Integendeel. Die is ouder dan ons gedrukte boek, waarvan hij het archetype is. Al in de vijftiende eeuw, nog voor de boekdrukkunst was uitgevonden, werden beeldromans (blokboeken, van houtsneden gedrukt) uitgegeven. Alleen stonden de teksten toen onder de plaatjes, en niet in wolkjes uit de monden der afgebeelde figuren.
De beeldroman, waar ik hierboven uit citeerde, bevat overigens nog een levensbeschrijving van Gogol en de vermelding, dat de volledige vertaling door J. W. Steenhuizen van „Tarras Boelba” is verschenen bij de Uitgeverij Contact in de reeks Onsterfelijken.
Toch vind ik, dat Classics Nederland, Bussum, met deze vermeldingen bepaald niet volledig heeft voldaan aan haar verplichtingen jegens de arme Nikolaj Wassiljewitsj Gogolj die al in 1852 is gestorven en zich dus tegen die ballonnen niet meer kan verdedigen. Maar dat lot deelt hij met alle schrijvers, aldus tot plaatjes en praatjes herleid.



[1]In Het Parool, 1 maart 1962.
„Dagboekanier” was het pseudoniem waaronder de Nederlandse journalist, schrijver en verzetsstrijder Henri Knap (voluit: Henri Alexis Anne Reinier Knap, * 8 februari 1911 , † 4 maart 1986) jarenlang een column schreef voor de Amsterdamse krant Het Parool.
[2]Nikolai Vasiljevitsj Gogol (Oekraïens: Мико́ла Васи́льович Го́голь, Russisch: Никола́й Васи́льевич Го́голь, * 20 maart [juliaans]/1 april [gregoriaans] 1809 , † Moskou, 21 februari [juliaans]/4 maart [gregoriaans] 1852) was een Russische schrijver van Oekraïense oorsprong. Hij debuteerde met „Вечера на хуторе близ Диканьк” („Avonden op een dorp nabij Dikanka”, een bundel van acht Oekraïense, folkloristische verhalen), gevolgd door „Миргород” („Mirgorod”, vier verdere verhalen uit de Oekraïense folklore; het tweede deel daarvan, „Тарас Бульба” („Taras Boelba”) geniet nog steeds wereldfaam). Verder zijn van hem bekend de novellen „Невский Проспект” („Nevski Prospekt”) en „Записки сумасшедшего” („Dagboek van een krankzinnige”), de komedie „Ревизор” („De Revisor”) en vooral de roman „ Мёртвые души” („Dode zielen”).



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website