Karl May 50 jaar geleden naar ‘eeuwige jachtvelden’

Bert Stoop 1



Met een veelbetekenend oef-oef-geroep hebben uitgevers in alle delen van de blanke wereld het jaar ’62 begroet. In het naaste verschiet ligt immers de dag – 30 maart – waarop het precies een halve eeuw geleden is, dat de vruchtbaarste producent van avonturenverhalen, K a r l   M a y, naar de eeuwige jachtvelden ging.
En omdat de publikatierechten van de avonturen van Winnetou, Old Shatterhand, Old Firehand en Hadschi Halef Omar tot dusver, het kostbare privé-bezit waren van de in Bamberg gevestigde Karl May-uitgeverij hopen talloze andere uitgevers van dit jaar af op een goedkopere manier de geestelijke nalatenschap van Karl May onder het leeshongerige publiek te kunnen brengen.
Het is echter beslist niet waar, zoals in West-Duitsland en ook in Nederland is geschreven, dat er vanaf 1 januari j.l. geen auteursrechten meer betaald hoeven te worden. Pas ná het kalenderjaar, waarin het vijftig jaar geleden is dat de produktieve Karl zijn pen voor het laatst neerlegde, zijn z’n boeken (totale oplage ruim zeventien miljoen!) ‘vrij’. Tot 1 januari 1963 vloeien niet onaanzienlijke auteursrechten dus in de kas van de Karl May-uitgeverij, die lang geleden in de prairie van de Apachen en de Comanchen een goudmijn aangeboord bleek te hebben.

Nog populair

Wie meent, dat de avonturen die Karl May over blanke schurken en ridderlijke Indianen heeft geschreven (zonder ooit in Amerika te zijn geweest) in het tijdperk van ruimteschepen en aardsatellieten aan populariteit hebben ingeboet vergist zich. Volgens Karl Mays oer-uitgever in Bamberg zijn de zaken nog nooit zo goed gegaan en kan men nu zelfs spreken van een Karl May-renaissance. De heer Lothar Schmid 2, mede-eigenaar van de uitgeverij, ziet de toekomst beslist niet somber in. Weliswaar zullen na 1 januari van volgend jaar de auteursrechten niet zo rijkelijk meer naar Bamberg vloeien als voorheen, maar helemaal opdrogen zal deze bron van inkomsten ook niet. De Karl May-uitgeverij heeft de boeken van May bijna allemaal bewerkt, niet op eigen houtje maar op nadrukkelijk verzoek van de schrijver zelf.
De vader van uitgever Lothar Schmid had namelijk opdracht van Karl May onnauwkeurigheden, schrijf- en stijlfouten eigenhandig te verbeteren, een karwei waarmee de oude heer Schmid zich ijverig heeft beziggehouden. De schrijver liet vaak een steek vallen, die hij in de grote haast waarmee hij zijn boeken schreef meestal vergat te rectificeren. Zo is het hem eens overkomen, dat hij een van zijn Indiaanse helden in een boek liet doodgaan om hem daarna in het vervolgdeel weer springlevend ten tonele te voeren. Daarom moest het rode potlood van de uitgever meer dan eens de ten onrechte gevallen helden te hulp komen. Een zekere mate van auteursrecht is daarom het onvergankelijk geestelijk eigendom van de Karl May-uitgeverij.

Ulbricht erfgenaam

Toch is de enige ware erfgenaam van alles wat Karl May op papier heeft gezet op het ogenblik – hoe vreemd het ook mag klinken – eigenlijk de communistische staat van Walter Ulbricht 3. Toen in 1945 Karl Mays tweede vrouw en weduwe in Radebeul in Oost-Duitsland 4 stierf, gingen alle auteursrechten over op de tijdens zijn leven opgerichte Karl May-stichting, na 1945 ressorteerde deze stichting onder het communistische ministerie van O., K. en W.
De Karl May-uitgeverij, die tot dan ook in Radebeul haar tenten had opgeslagen, verhuisde naar Bamberg in de Bondsrepubliek, maar ging trouw door de aan de auteursrechten verbonden bedragen op de Oostduitse bankrekening van de Karl May-stichting te storten. Pas enkele maanden geleden heeft de directie van de uitgeverij deze rechten voor een aanzienlijk bedrag ‘opgekocht’. In ruil daarvoor kreeg men ook het grootste deel van de in het Karl May-museum – de Villa Shatterhand – in Radebeul aanwezige relikwieën van de schrijver.

Nieuw museum

In Bamberg is men nu bezig een nieuw museum ter nagedachtenis van de chroniqueur van de prairie in te richten. Daar staat o.a. de schrijftafel van Karl May, waarvan het blad één grote inktvlek is. De geestelijke vader van Winnetou gunde zich in de haast waarmee hij schreef geen tijd zijn pen telkens in te dopen en gooide de inkt daarom maar over zijn schrijftafel. Andere museumstukken zijn een paar oude geweren, enkele oosterse tapijten en een opgezette reuzenschildpad. Het beroemdste Karl May-relikwie: Winnetous wonderbaarlijke ‘zilverbuks’ is helaas niet met de verhuizing meegekomen en ligt als een specimen van Amerikaans pre-militairisme in de Villa Shatterhand in Oost-Duitsland.
Met de overplaatsing van het Karl May-museum is de Saksische weverszoon en aartsfantast een postuum burger van de Bondsrepubliek geworden. Dat betekent nog niet, dat men zijn boeken nu algemeen erkent als ontspanningslectuur van grote pedagogische waarde voor de jeugd. Talloze Westduitse jeugdbibliotheken hebben Karl May op de index gezet omdat men zijn oeuvre onder de prikkellectuur rangschikt. Psychologen, pedagogen en hoogleraren in de letterkunde liggen, voortdurend met elkaar overhoop bij de beoordeling van zijn boeken.

2293 lijken

Een dagblad heeft onlangs 5 bij een steekproef in een viertal Indianenboeken van May uitgerekend, dat er op 2012 bladzijden maar liefst 2293 mensen om zeep werden gebracht. Daarvan werden er 1600 doodgeschoten, 240 gescalpeerd, 219 vergiftigd, 130 neergestoken, 61 met de vuist doodgeslagen, 16 verdronken, acht uitgehongerd, vier terechtgesteld, drie voor de krokodillen gegooid, en gewurgd en een andere als dessert aan de ratten aangeboden. Bij elkaar levert dit weliswaar nog geen 2293 lijken op, maar ten slotte wordt optellen ook langdradig.
Ondanks deze gruwelijke bijzonderheden triomferen in de boeken van Karl May de ridderlijkheid, de mannenmoed en de edelmoedigheid. Daarin, ligt waarschijnlijk het geheim van het enorme succes van de man, die na een slechte jeugd, jarenlange blindheid, gevangenis- en tuchthuisstraffen het – wat het aantal woorden betreft – meest omvattende werk op het gebied van avonturenverhalen uit de geschiedenis heeft geschreven.
En het is veelbetekenend, dat in heel wat bibliotheken van kazernes van het Bondsleger, waar de vorming van de ‘nieuwe’ Westduitse soldaat zo serieus ter hand wordt genomen, de avonturen van Winnetou, Kara Ben Nemsi en die goeje Old Shatterhand tophits zijn.


[1]In: Het Vrije Volk : democratisch-socialistisch dagblad, 20 januari 1962.
[2]Dr. Euchar Albrecht Schmid (* 29 augustus 1884 , † 15 juli 1951) was op 1 juli 1913 samen met Friedrich Ernst Fehsenfeld en Klara May oprichter van het Karl-May-Verlag. Op 28 november 1913 werd vastgelegd dat Schmid tot het einde van de wettelijk bepaalde auteursrechten de enige uitvoerend directeur van de uitgever zou zijn; dat zou dus 1943 zijn, maar voor die tijd werden alle geldende auteursrechten in Duitsland door een wetswijziging verlengd tot vijftig jaar en zo bleef Schmid tot kort voor zijn dood directeur. In 1950 droeg hij de leiding van de uitgeverij over aan zijn oudste zoon, Joachim Schmid (* 29 juni 1922 , † 10 januari 2003). Ook alweer in verband met rechten, maar ook van de politieke spanningen tussen de BRD en de DDR werd Joachim tussen 1950 en 1960 de enige directeur van Verlag Joachim Schmid in Bamberg. In 1960 werd er een verdrag gesloten met de Karl-May-Stiftung in Radebeul en mocht de uitgeverij in Bamberg zich weer Karl-May-Verlag noemen; Joachim bleef daarvan directeur van 1960 tot 1993, maar nu met zijn beide jongere broers Lothar (* 10 mei 1928 , † 18 mei 2013) en Roland (* 15 mei 1930 , † 4 januari 1990). Van 1993 tot 2003 was Lothar de enige directeur, van 2003 tot 2007 was hij dat samen met zijn zoon Bernhard (* 29 maart 1962) en vanaf 2007 is Bernhard – de derde generatie – de enige directeur van de uitgeverij. Een vierde zoon van Dr. Euchard Albrecht Schmid, Wolfgang (* 1922) is in de oorlog aan het oostfront gesneuveld.
[3]Walter Ulbricht (* 30 juni 1893 , † 1 augustus 1973) was een Duits meubelmaker en Oost-Duits politicus die tussen 1960 en 1971 voorzitter van de Staatsraad van de Duitse Democratische Republiek was en dus de feitelijke dictator van dat land.
[4]Toen Klara Beibler stierf – op 31 december 1944 – was er nog geen sprake van Oost-Duitsland, al helemaal niet in politieke zin; je zou op dat moment hooguit kunnen zeggen dat Radebeul in Midden-Duitsland lag.
[5]Dat was al in 1922, ook voor 1962-begrippen niet bepaald „onlangs”!



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website