INDIANEN trekken uit reservaten naar de stad

Louise Burghardt 1




Hoepeldans van twee Indiaanse kinderen die door hun vader op een trommel begeleid worden.

Heeft u ook in uw kinderjaren de boeken van Karl May verslonden? Wellicht heeft u zich dan ook wel eens afgevraagd, wat er van het volk, waartoe Winnetou, het edele opperhoofd der Apachen behoorde, geworden is. Hoe leven de Indianen tegenwoordig in het land, dat zij sinds onheuglijke tijden het hunne noemden, totdat Columbus het nageslacht voor altijd aan zich verplichtte door Amerika te ontdekken?

Reizende van Oklahoma naar Californië herinneren vele namen aan de Indiaanse voorgeschiedenis van dit land. Indiaanse reservaten langs de weg proberen zoveel mogelijk toeristen te lokken om de resten van een oude cultuur te benutten om in hun levensonderhoud te voorzien. Pijnlijk deed het aan, aan de Grand Canyon de Indiaanse dansen te zien, die daar dagelijks door enkele afstammelingen van de vroegere bezitters van dit grote land worden ten beste gegeven voor zich vergapende dagjesmensen. Na een krijgshaftige „Fire Dance” ziet men hen moeizaam bukken, in hun kleurrijke kleding met de arendsveren in het haar, om de dubbeltjes en stuivers te vergaren, die de nakomelingen van de overwinnaars als teken van waardering op het podium hebben geworpen.

Maar wat is er van de massa van deze oorspronkelijke Amerikanen geworden na de eeuwenlangs worsteling tegen een blanke overmacht? Ik wist, dat er in Oklahoma Indianen zijn, die vooraanstaande posities innemen in oliemaatschappijen, die er praktijk uitoefenen als advocaat of accountant, of die als schilder naam hebben gemaakt. De drie grootste ballerina’s van de V.S. op het moment zijn toevallig allen van Indiaanse afkomst. Een Indiaan heeft als kolonel van de luchtmacht in de laatste oorlog bekendheid verworven 2 en de naam van Jim Thorpe 3 van de SacFos tribe leeft nog voort als een van de meest veelzijdige athleten, die de V.S. in 1912 naar de Olympische spelen zonden. Maar dit zijn enkelingen, mannen en vrouwen, die zich onder moeilijke omstandigheden positie en naam hebben veroverd in de blanke maatschappij.

Om te weten te komen hoe de doorsnee Indiaan leeft in het land, dat zoals hij placht te zeggen „de Grote Geest zelf ons in eigendom had gegeven” bezocht ik onlangs het Indian Centre in Los Angeles, dat onder leiding staat van het Sioux opperhoofd Jim Standing Bear en zijn echtgenote Stevie van de stam der Ponca’s. In het kort is dit de geschiedenis van het rode volk sinds in 1878 bij Little Big Horn het Sioux opperhoofd Sitting Bull 4 generaal Custer 5 met zijn troepen volkomen in de pan hakte in een laatste spectaculaire Indiaanse overwinning.

De vader van mijn gastheer, Luther Standing Bear, die zich de laatste jaren van het vrije bestaan van zijn stam nog uit eigen ervaring herinnerde, heeft er enige boeken over geschreven. Droog en fantasieloos als zijn relaas is, een grote droefheid en bitterheid over de wijze, waarop zijn ras door de veroveraar werd behandeld kan er niet door worden verborgen. Na 1880 werden aan de Indianen reservaten toegewezen, en een ambtenaar van de regering, de Indian Agent, werd de oppermachtige heerser in deze voorlopers van het interneringskamp, zijn woord was wet in alle facetten van het leven der bewoners, en zonder zijn toestemming mocht niemand het reservaat in of uitgaan.

Men schat het aantal Indianen, dat in Noord-Amerika woonde, toen de eerste Europese kolonisten er zich vestigden, op een 400.000, een zeer gering aantal, als men het enorme land in aanmerking neemt. Het harde nomadenleven van jacht en strijd zal daar een oorzaak van zijn geweest. Maar zeker ook de opvatting bijv. bij de Sioux, dat een moeder zich de eerste zes levensjaren van haar kind volkomen eraan wijdde, en het in strijd werd geacht met de goede zeden, wanneer er binnen die tijd een tweede kind geboren werd. De „zegeningen” van de toenmalige blanke beschaving, vuurwapens, sterke drank, besmettelijke ziekten, en de vernietiging van hun voornaamste voedingsbron, de bison, waren alle tezamen oorzaak, dat de Indiaanse bevolking gestadig in aantal afnam, tot enige tientallen jaren geleden, toen de Amerikaanse regering zich blijkbaar realiseerde, dat zij iets aan haar rode landgenoten had goed te maken. Hoewel de meeste Indianen nog steeds op hun reservaten wonen, zijn zij nu vrij te komen en te gaan naar believen. In plaats van de despoot van vroeger is de agent nu hun goede vriend en raadgever. Op sommige reservaten leven de bewoners tegenwoordig in betrekkelijke welstand door de opbrengst van mineralen en timmerhout, terwijl de Osages in Oklahoma tijdelijk en bloc miljonair waren, toen in hun barre land olie werd gevonden.

MAAR vooral onder de jongeren is de trek naar de stad begonnen waar zij hopen zich een deel van de zegeningen van de Westerse beschaving, auto’s, ijskasten, televisietoestellen en wasmachines, te verwerven. De agent betaalt de reis en alle eerste onkosten, totdat de geëmigreerde Indiaan zijn eerste loonzakje thuisbrengt. De meesten van hen zijn ongeschoolde arbeiders, spreken weinig of in het geheel geen Engels. De scholen op de reservaten nl. geven tot het 14e jaar enkel les in de taal van de eigen stam. Daarom moeten deze mensen in de stad, waar zij anders onherroepelijk ten onder zouden gaan, worden opgevangen, en hiervoor zijn in acht grote steden, o.a. Chicago, San Francisco en in 1933 in Los Angelos de zg. Indiaanse Centra opgericht. Hier worden zij geholpen bij het zoeken naar woning en werk, er worden cursussen gegeven in Engels, handenarbeid, weven e.d. Ontspanningsavonden voor de ouderen, sportclubs voor de jongeren worden er georganiseerd. Jongens en meisjes kunnen elkaar daar ontmoeten, want hoewel sedert een jaar of twintig de wet is opgeheven die een huwelijk van een Indiaan met een blanke verbiedt, de Indianen trouwen toch bij voorkeur onder elkaar.
In Los Angeles wonen momenteel een 92.000 Indianen van een paar dozijn verschillende stammen. Sommigen van hen, zoals chief Standing Bear, meneer Funmaker – grappenmaker – of mej. Ironshield – IJzeren Schild –, behouden hun Indiaanse naam in Engelse versie. Anderen, vooral uit de zuidelijke staten, hebben Spaanse namen aangenomen, terwijl weer anderen zich willekeurige Engelse namen, als Butler of Johnson, hebben toegeëigend.
De atmosfeer van het Indiaanse Centrum in Los Angeles onder zijn energieke leiders spreekt van optimisme en hoop op de toekomst, in de moeizame strijd van een trots oud volk om zich een volwaardig bestaan te veroveren in een nieuwe wereld. Deze geest spreekt tot u uit het opschrift boven de deur:
God geve mij bezonnenheid om te aanvaarden wat ik niet veranderen kan, Moed om te veranderen wat veranderd kan worden, Wijsheid om tussen deze beide het juiste onderscheid te kennen.



Navajo-Indianen in de Amerikaanse staat Nieuw-Mexico
maken kleurige tekeningen in het zand.



[1]In: De Tijd / de Maasbode, 21 oktober 1961.
Op 10 november 1961 zou hetzelfde artikel onder dezelfde titel in dezelfde bewoordingen ook verschijnen in de Nieuwe Haarlemsche Courant.
[2]Bedoeld wordt generaal-majoor Clarence Leonard Tinker (* 21 november 1887 , † 7 juni 1942), de eerste Native American die deze hoge rang bekleedde; hij was commandant van de Seventh Air Force op Hawaii, maar sneuvelde tijdens de Slag bij Midway.
[3]Wa-Tho-Huk („Lichtend Pad”, Amerikaanse doopnamen: James (Jim) Francis Thorpe, * 28 mei 1887 , † 28 maart 1953) was een veelzijdig Amerikaans sportman van indiaanse komaf, van de Sac & Fox Tribe, om precies te zijn. Hij werd olympisch kampioen op de vijfkamp en de tienkamp bij de Olympische Zomerspelen van 1912 in Stockholm en blonk hiernaast uit in honkbal en American football, mogelijker zelfs nog in meer sporten.
[4]Tȟatȟáŋka Íyotake („De stier die gaat zitten”, in het Engels niet geheel correct vertaald als Sitting Bull, * ± 1831 , † 15 december 1890) was het opperhoofd van de Hunkpapa-Lakota-Sioux die vooral bekendheid verwierf door zijn jarenlange verzet tegen de genocide op het indiaanse volk door de Amerikanen.
[5]George Custer (voluit: George Armstrong Custer, * 5 december 1839 , † 25 juni 1876) was een generaal-majoor in de US Army en onverzoenlijke indianenmoordenaar die in de slag bij Little Bighorn uiteindelijk zijn verdiende loon kreeg. In Villa „Bärenfett” in Radebeul is de voorstelling van deze slag vanuit blank én indiaans perspectief te zien.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website