Wat en hoe lezen wij?

Katholieken verlekkerd op detective en streekroman


anoniem 1

Men zegt wel eens: „Je hebt leugens, grove leugens en statistieken”, een zegswijze, die er niet om liegt als het fenomeen statistiek aan de orde wordt gesteld. Er moge dan een kern van waarheid in zitten, wij kunnen niet nalaten, evenals de samenstellers van „In 26 Letters”, bij de vijfentwintigste Boekenweek een kleine greep te doen uit de overvloed van vergelijkingsmateriaal, welke ons in verband met de „stand” van het lezen in ons land, is toegezonden.

Welaan, wij vernemen, dat bijna de helft van de Nederlandse lezers geen of minder dan 25 boeken bezit. Maar deze lieden zijn dan ook geen leidinggevende personen, want die hebben, gemiddeld genomen, een zeer groot boekenbezit, n.l. 158 boeken per persoon. Veel geringer is het boekenbezit van de loontrekkende middenstand, de risico dragende middenstand en de arbeiders. De boeren en landarbeiders bezitten gemiddeld resp. 18 en 11 boeken per persoon. De helft van de geleende boeken wordt van familie en kennissen verkregen. Ongeveer 1/3 van de leners gaat naar een Leeszaal, 1/3 naar een winkelbibliotheek. En daar mogen wij dan niet zo min over denken, want in lenen zijn wij uitstekend. Per jaar worden er zo’n 60 miljoen boeken geleend!


Toen het boek nog een boekje was. Dit is een zogenaamd Hornboekje, waaruit de jeugd in de vijftiende eeuw het a-b-c leerde. „Men moet in het A-B-C seer wel geoefend wesen alvorens men met cracht in eenig boeck kan lesen.”


Wij komen pas goed voor verrassingen te staan als wij de Nederlandse lezers gaan verdelen (naar het soort boeken) per kerkelijke gezindte. Het is toch wel een ontdekking te vernemen, dat de katholieken verkikkerd zijn op detectives en dat hun hang naar de rondborstige streekroman en historische roman nog niet beteugeld blijkt te zijn. Boeken dus die geen kwaad kunnen. De godsdienstige boeken daarentegen bereiken nog maar net tien procent van het totaal aantal r.k. lezers van boeken. Dan zijn onze Gereformeerde lezende broeders en zusters een heel eind verder. Van hen leest bijna 30 procent godsdienstige boeken. Er schiet dan ook niet veel tijd voor een speurdersverhaal over. Maar toch nog voldoende om meer dan welke groepering ook de oogst der vaderlandse poëzie binnenskamers te halen. Zij, die geen kerkgenootschap volgen lezen het minst godsdienstige boeken, een consequentie, die niet zo vreemd is. Maar wel streekromans en historische boeken. Deze belangstelling heeft, naar wij aannemen, andere beweegredenen dan bij de katholieken, die ook evenveel van de streek en de geschiedenis willen weten. Over de gehele linie zijn de populair wetenschappelijke boeken in de opmars, en het meest gelijkmatige beeld onder alle gezindten vertonen de jeugdboeken, gereformeerd, hervormd en katholiek geven elkaar op dit gebied zo goed als niets toe.
De lijst van de meest geliefde schrijvers in Nederland vertoont nog steeds een hardnekkige gelijkenis met die van enkele jaren terug. Van vijftien namen staat A. M. de Jong bovenaan en Ina Boudier-Bakker (op 15 april a.s. wordt deze schrijfster 85 jaar) onderaan. Verder hebben Antoon Coolen, A. J. Cronin, Hans Martin, H. Courths-Mahler en A. den Doolaard zich moedig weten te handhaven. Als wij arbeiders gemakshalve zouden mogen stellen tegenover leidinggevenden dan krijgt men een merkwaardig tournooi te zien tussen A. M. de Jong en Arthur van Schendel, Anne de Vries en Antoon Coolen, Max Brand en Pearl Buck, Edward Multon en Graham Greene, en H. Courths-Mahler en Havank. Een bijzonder boeiende tweekamp, waaruit veel misverstanden te verklaren zouden zijn. Maar voordat wij ons op gevaarlijk terrein begeven lijkt het ons tenslotte beter de jeugd aan het woord te laten. Die kiest nog steeds als haar meest geliefde boek Dik Trom, terwijl Karl May nog altijd in de bovenste regionen van de voorkeurslijst zijn Winnetou de held laat spelen; ook „Alleen op de wereld” en Pietje Bell staan nog goed genoteerd en Jules Verne is weer iets geklommen in de gunst van de hope des Vaderlands.


[1]In: Nieuwe Haarlemsche Courant, 14 april 1960.
Hetzelfde artikel is onder dezelfde titel ook al op 26 maart 1960 verschenen in De Tijd / de Maasbode.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website