Met de neus in de boeken

Adriaan Morriën 1

WIE nooit met wellust de geur van papier en drukinkt heeft opgesnoven, voordat hij de lectuur van een boek begon, kent niet de zintuigelijkheid van het lezen, die ons ermee verzoent dat een bladzijde maar een vlak en drukletters dode tekens zijn. Vroeger stak ik eerst mijn neus in een boek, liet mijn vingers dwalen, drukte de band tegen mijn wang, alvorens het verbond met de schrijver te sluiten dat geen inbreuk verdraagt. De pocketbooks hebben ons van die zintuigelijkheid voor een belangrijk deel beroofd. Hoe nuttig en voordelig zij ook zijn, het komt niet bij mij op ze als voorwerp te koesteren. Ik ga onmiddellijk tot de orde van het lezen over. Ik ruik geen verschil, voel nauwelijks onderscheid. Zij behoren tot hetzelfde ras. De boekverkoper regelt nog slechts hun verkeer.

Tegenvaller

MIJN eerste boek kocht ik toen ik twaalf of dertien jaar was, nadat ik jarenlang een trouwe bezoeker van de leesbibliotheek was geweest. Ik had er lang voor gespaard en mijn ouders, die maar drie boeken bezaten, vonden het een verkwisting. Het was een roman van Karl May, niet een van zijn indianenverhalen die ik uit het hoofd kende, maar een avonturenroman die in Afrika speelde. Het had een stijve prachtband met figuren in kleuren erin gedrukt. Het papier zal wel houthoudend zijn geweest. Het was vreemd een boek te bezitten dat ik niet kon ruilen, nadat ik het gelezen had. Ik zat er een beetje mee in mijn maag. De lectuur was mij tegengevallen, omdat ik aan het einde van mijn lezersjeugd was gekomen. Mijn geslachtsdrift ontwaakte, of beter: stormde het bed uit waarop hij ook niet had liggen slapen. Ik wilde lezen over blonde freules met een mezzo sopraan, die na enig misverstand met een baron of een graaf trouwden. Zo kwam ik bij Courhs Mahler 2 terecht en bij Rolf Burman 3 waar Anna „het lot van iedere vrouw onderging”, een zinnetje dat mij in grotere opwinding bracht, dan onlangs het bericht, over de maansatelliet. Het bleef jarenlang spoken, dwars door mijn algemene ontwikkeling heen, mij door zijn kernachtigheid tot fantastische vermoedens prikkelend. Blijvende schade heeft het evenwel niet aangericht.

Uit de toon

HET boek van Karl May herinnerde mij er iedere dag aan dat ik het bezat en niet weg kon doen. Ik keek ernaar met de blik van een man die ongelukkig getrouwd is. Het viel uit de toon omdat het niet leek op de verkreukelde stukgelezen exemplaren uit de leesbibliotheek die een kartonnen band hadden met een zwarte rug van ruw linnen, in bruin papier gekaft. Het duurde lang voordat ik van die boeken afscheid kon nemen, waardoor zoveel uren van mijn jeugd en van die van mijn vrienden werden vervuld. Soms kreeg een van ons een nieuw exemplaar, vers van de binder. Wij pakten het uit zijn kaft, bewonderden de glans van het ruwe linnen, de ongeschonden gladheid van het karton, de stijve optocht van de bladzijden die nog moesten leren lopen. Hoelang is het geleden dat ik met mijn duim de bladzijden liet bladeren om iets aan mijn vriendjes te tonen.

Geuren

TOEN ik vijftien was ging ik naar de markt in Haarlem en kocht voor een dubbeltje of een kwartje, boeken, die ik nauwelijks heb ingekeken, maar niet kon laten liggen, omdat zij zo goedkoop waren. Voor mij waren zij uitsluitend en één en al geur. Geuren waar ik dikwijls bang van was, zodat ik het boek nauwelijks durfde aanraken, het lang op mijn boekenplankje liet staan om het af te leren aan andere bezitters te denken. In plaats daarvan bracht het mijn andere boeken tot nadenken. Ik rook het onmiddellijk wanneer zij mij ontrouw waren. Een enkele keer kocht ik een bundeltje onleesbare gedichten, minuscule uitgaafjes met een zo kleine bladspiegel dat een meisje er alleen haar ogen en neus in kon zien. De verzen begonnen met een gekleurde initiaal, soms met een miniatuur. Het waren aandoenlijke ouderwetse pocketbooks die op een nachtkastje of in een schrijfbureautje hadden gelegen om lieve geuren op te doen, waarvoor zij waarschijnlijk ook bestemd waren.
Ik bezit nu zoveel boeken dat ik over een neuzenvolk zou moeten beschikken om alle sollicitanten recht te doen. Als ik driftig word verkoop ik ze bij honderden tegelijk, opgelucht en wanhopig als een schurk die zich van bewijsmateriaal ontdoet of een vrouw die de brieven van haar onttroonde minnaar verscheurt. De pocketbooks maken het mijn neus gemakkelijk. Maar tegelijk bedreigen zij de zintuigelijkheid van het leesvermogen waardoor ik het ene boek van het andere onderscheid en herinneringen zamel voor een later, dat zich met mijn vroeger verenigt.


[1]In: Het Parool, 5 februari 1960.
Adriaan Morriën (* 5 juni 1912 , † 7 juni 2002) was een Nederlands dichter, auteur, vertaler en criticus.
[2]Hedwig Courths-Mahler werd geboren onder de naam Ernestine Friederike Elisabeth Mahler (* 18 februari 1867 , † 26 november 1950) en was een Duitse schrijfster van wat de geleerden „keukenmeidenromannetjes” noemen, 208 in aantal; vijftien van haar boeken zijn in de jaren ’20 en ’70 van de vorige eeuw verfilmd.
[3]Rolf Burman (pseudoniem van Magdalena Elisabeth Florence van Beek-IJzenhoed Grevelink, kortweg: Florence van Beek, * 12 juli 1885 , † 23 april 1949) was een Nederlands juriste en schrijfster. Bekende romans van haar waren o.a. „Recht op geluk, geschiedenis van een liefde”, „’t Onafwendbare”, „Roeping” en „Een vriendschap: de roman van twee vrouwen”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website