Bonafide auteur of fantast?

Columbus op vals spoor na lezing van „bestseller”


anoniem 1


Karl May schreef zijn Indianenboeken in de gevangenis en in zijn studeerkamer. Toch waren zij zó „echt” en boeiend, dat zij miljoenen lezers vonden. Andere auteurs hadden en hebben iets dergelijks ook gepresteerd. Een der merkwaardigsten onder hen was de raadselachtige Sir John Mandeville, vooral, omdat niet vaststaat, dat hij werkelijk heeft geleefd.


DE steen is jaren geleden opgeruimd. Het was een grafsteen in een der kerken in Luik 2. De inscriptie op die steen vertelde de bezoekers der kerk, dat ter plaatse begraven was „de Edele Heer Johannes van Mandeville” 3, die in zijn leven een belangrijk man was geweest, namelijk lid van de adel, hoogleraar in de medische wetenschappen, schatrijk, een weldoener der behoeftigen en bovendien een groot redenaar. Deze veelzijdige edelman was – aldus de grafsteen – begraven in de Luikse kerk op 17 november 1372.

Deze Heer van Mandeville was – volgens oude geschriften – in Engeland geboren. Daarom leeft hij in de geschiedenis voort onder de naam Sir John Mandeville. Dat zijn naam tot op de huidige dag bewaard werd en zo nu en dan nog een twistpunt is in wetenschappelijke kring, is toe te schrijven aan een onder zijn naam verschenen merkwaardig boek. Dit boek bevat een aantal reisavonturen van Sir John. Er is echter reden tot voorzichtigheid, want na eeuwen van studie en vorsen zijn de mannen der historische wetenschap het nog steeds niet met elkaar eens, of Sir John die reiservaringen werkelijk beleefde, dan wel gestolen heeft van andere schrijvers en ze opfleurde met de produkten zijner en anderer verbeelding.

Dertig jaar op reis?

Het befaamde werk van Sir John Mandeville zag voor de eerste maal het licht in het jaar 1355 in de Belgische stad Luik. En tot ongeveer 1600 toe – dus zowat twee-en-een-halve eeuw – bleef het een der meest gelezen boeken in alle beschaafde landen van Europa. Uitgave na uitgave verscheen op de boekenmarkt. In deze tijd zouden wij zeggen, dat Sir Johns geschrift een bestseller van de bovenste plank was. Het is echter de vraag, of deze populaire schrijver zijn lezers knollen voor citroenen verkocht dan wel „gegarandeerde waarheid”. Waarom?

Sir John – zo wil het de geschiedenis of het gerucht – woonde tot 1322 in Engeland. In dat jaar zag hij zich genoodzaakt, zijn vaderland te verlaten. Hij besloot toen (net als de kolonel Peter Townsend 4 in onze tijd) om een reis om de wereld te gaan maken. Zo’n lange reis was in de veertiende eeuw allesbehalve een kleinigheid. Van snel verkeer was toen nog geen sprake, zodat Sir John dertig jaar over die reis deed. Hij bezocht (aldus zijn boek) tal van exotische landen als China, Indonesië, Perzië, Arabië en andere Aziatische alsmede vele Europese gebieden. Tijdens zijn verblijf in Egypte ontmoette hij een arts uit de zuidelijke Nederlanden. Aan deze geneesheer – Jean de la Barbe was zijn naam – vertelde hij aan de voet der pyramiden zijn reiservaringen. Maar toen dokter De la Barbe op zijn sterfbed lag, deelde hij mede, dat hij zijn eigenlijke naam niet had willen gebruiken voor het reisboek en zich verscholen had achter het pseudoniem „Sir John Mandeville”. Anders gezegd, volgens dokter De la Barbe heeft Sir John nooit bestaan. Het raadsel is hiermede niet opgelost, want wie werd dan in de Luikse kerk als „Johannes van Mandeville” begraven? Was het de arts De la Barbe? Of loog deze arts op zijn sterfbed?

HOE dit zij, de eerste editie van Mandevilles reisverhaal verscheen – naar de gewoonte van die tijd – in het Latijn. Later volgden vertalingen. De dorst naar kennis omtrent verre landen en vreemde volken was in de late middeleeuwen zo groot, dat het boek van Mandeville De la Barbe een gretig onthaal vond. Geestelijken, geleerden en burgers lazen het met veel aandacht. Een der lezers was Columbus 5. Hij bestudeerde Sir Johns „ervaringen” met grote aandacht. Zij versterkten hem in de mening, dat men Azië zou kunnen bereiken, als men van Spanje uit in westelijke richting zeilde. Wij weten thans, dat dit een misvatting was, maar het is voornamelijk aan deze misvatting – en dus mede aan Sir John Mandeville – te danken geweest, dat Columbus en zijn mannen op „vals spoor” geraakten en toen Amerika binnen de kring der bekende wereld brachten.
Intussen: al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel. Dit bleek ook in het geval met Sir Johns vermaarde boek. Toen het eerste enthousiasme over het werk wat bekoeld was en de Europese mens wat meer kennis had opgedaan omtrent andere werelddelen, maakte de wetenschappelijke kritiek zich meester van Sir Johns reisavonturen. De critici kwamen toen tot de wel wat pijnlijke ontdekking dat er op tal van plaatsen een treffend grote overeenkomst bestond met wat andere reizigers en auteurs voor Sir John hadden geschreven. Bekende klassieke auteurs als Plinius (eerste eeuw onzer jaartelling) 6 en Eratosthenes (derde eeuw voor Christus) 7 bleken heel veel gegevens en bijzonderheden te hebben verschaft aan de wereldreiziger Mandeville. Marco Polo 9 en Oderico di Portenone 9 – twee ontdekkingsreizigers, die kort voor Sir John in Azië waren doorgedrongen – waren door Mandeville welhaast schaamteloos als bron gebruikt. Evenmin bleek Sir John er een been in te hebben gezien om te vertellen, dat hij in Azië op bijzondere hartelijke en correcte manier was ontvangen door vorsten, die bij nader onderzoek bleken te zijn overleden eeuwen voor Sir John het levenslicht had aanschouwd. Dit alles klinkt niet bijster verheffend en is evenmin geschikt om het vertrouwen in Mandeville en zijn „ervaringen” te versterken. Niettemin blijft het feit bestaan, dat Sir John – of hoe hij in werkelijkheid geheten mag hebben – zonder enige twijfel een zeer belezen figuur was en een vaardig compilator. Hij behoorde – zoals een Engelsman het eens formuleerde – tot de groep der geniale fantasten.

Van kwaad tot erger

NADAT Sir John het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld, vonden nog tal van herdrukken en vertalingen van zijn destijds beroemde boek hun weg naar het publiek. De vertalers, bewerkers en drukkers bleken maar al te gaarne bereid om hun eigen fantasie daarbij de vrije teugel te laten. Een enkel voorbeeld. In een Engelse bewerking heette het, dat Sir John omstreeks 1355 in Rome had vertoefd en daar zijn boek aan de paus had laten lezen. De uitvinder van deze „waarheid” zag blijkbaar over het hoofd, dat deze paus toen niet in Rome, maar in het Franse stadje Avignon verbleef. En zo zouden er meer van die „vondsten” zijn aan te wijzen.
IJverig is er door velen gezocht in archieven en oude registers om na te gaan, of er in de veertiende eeuw iemand heeft geleefd, die van adellijken huize was en de naam Mandeville droeg. Tot dusver leverden deze nasporingen geen positieve resultaten op. Zo komt het, dat Sir John Mandeville tot op de huidige dag een historisch probleem is gebleven, een historisch raadsel waarvoor geen oplossing kon worden gevonden. Zo is het ook te verklaren, dat er geleerden zijn, die Sir John Mandeville beschouwen als een litteraire uitvinding, een pseudoniem van de Zuid-Nederlandse arts De la Barbe, dus als iemand, die nooit werkelijk heeft bestaan. Maar – vragen anderen – hoe moeten we dan de grafsteen met de uitvoerige inscriptie in de Luikse kerk verklaren? Waarom vertelden wij hier tamelijk uitvoerig de geschiedenis van Sir John Mandeville en zijn boek? Omdat dit laatste – ongeacht of de auteur al dan niet ècht heeft bestaan, ongeacht of hij (in het eerste geval) werkelijk heeft gereisd dan wel alleen maar overschrijver en fantast was – in sterke mate van invloed is geweest op de denkbeelden, die men in West- en Zuid-Europa in de late middeleeuwen had omtrent verre landen en vreemde volken. Hierin schuilt – wat men ook verder van hem mag denken – Sir Johns cultuurhistorische betekenis voor Europa.


[1]In: Friese Koerier : onafhankelijk dagblad voor Friesland en aangrenzende gebieden, 24 juli 1959.
Op 23 oktober 1958 was hetzelfde artikel in vrijwel dezelfde woorden, maar onder de titel „Middeleeuwse bestseller is nog steeds een onopgehelderd raadsel. Columbus op vals spoor na lezing van het boek. Bezoek aan vorsten de reeds lang dood waren” reeds verschenen in de Winschoter Courant : Dagblad voor Oostelijk Groningen.
[2]Convent des Guillemins de Liège, afgebroken in 2007.
[3]Jean – of Jehan – de Mandeville, ook wel Jean de Bourgogne genoemd (* ± 1300 , † 17 november 1372) was misschien wel een reiziger, die een al dan niet fictief boek, „Itineraria” in het Latijn, „Livre des merveilles du monde” in het Frans publiceerde over zijn al dan niet vermeende wereldreis van 34 jaar lang. Tegenwoordig denkt men dat Jean de Mandeville in werkelijkheid de Luikse arts Jean à la Barbe was en dat zijn boek waarschijnlijk is geschreven door Jan de Langhe († 1383), een Benedictijner monnik die afkomstig was uit Ieper.
[4]Peter Townsend (voluit: Peter Wooldridge Townsend, * 22 november 1914 , † 19 juni 1995) was officier van de Royal Air Force en auteur. Van 1944 tot 1952 was hij stalmeester van koning George VI (voluit: Albert „Bertie” Frederick Arthur George, * 14 december 1895 , † 6 februari 1952, van 11 december 1936 tot aan zijn dood in 1952 koning van het Verenigd Koninkrijk en van de Britse overzeese gebieden, van 1936 tot 1947 de laatste keizer van Brits-Indië en van 1936 tot 1949 de laatste koning van Ierland), en nadien ook van diens dochter koningin Elizabeth II (voluit: Elizabeth Alexandra Mary, * 21 april 1926, sinds 6 februari 1952 koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland en staatshoofd van twaalf Commonwealth realms die in de loop van haar koningschap onafhankelijk zijn geworden), ex-vriend van prinses Margaret (voluit: Margaret Rose, Gravin van Snowdon, * 21 augustus 1930 , † 9 februari 2002, jongere zus van koningin Elizabeth II). Townsends boek „Earth My Friend” uit ging over zijn solo-wereldreizen in de jaren ’50.
[5]Cristoforo Colombo (Nederlands: Christoffel Columbus, Spaans: Cristóbal Colón, Latijn: Christophorus Columbus, * 1451 , † 20 mei 1506) is de beroemdste ontdekkingsreiziger uit het tijdperk van de grote ontdekkingen. Hij maakte naam door zijn „ontdekking” van Amerika onder Spaanse vlag in 1492.
[6]Plinius maior (voluit: Gaius Plinius Secundus, * 23 of 24 n.C. , † 25 augustus 79) was een Romeins militair, letterkundige en amateur-wetenschapper, die de eerste encyclopedie schreef, de 37-delige „Naturalis historia”.
[7]Eratosthenes (ook: Eratosthenes van Cyrene, Grieks: Ἐρατοσθένης ὁ Κυρηναῖος, * tussen 276 en 273 v.C. , † ± 194 v.C.) was een Grieks geleerde, die bekend geworden door zijn schatting van de omtrek van de aarde.
[8]Marco Polo (* 1254 , † 8 januari 1324) was een Venetiaanse handelaar en ontdekkingsreiziger, die met zijn vader Niccolò en oom Maffeo Polo tussen 1271 en 1295 door Perzië, China en Indië reisde. Over zijn reizen schreef hij in 1299 het boek „Il Milione”.
[9]Oderico da Pordenone (ook bekend onder de namen Odoric Mattiuzzi van Pordenone, Odoric van Portenau en Odoric van Friuli, * ± 1280 , † 14 januari 1331) was een Italiaans geestelijke en ontdekkingsreiziger, die naar Perzië, Egypte, het Heilig Land, Indië, Sri Lanka (het vroegere Ceylon), Java, Sumatra, de Straat van Malakka, het huidige Cambodja, Vietnam, China en ten slotte via Tibet en Perzië weer naar Italië reisde. Het verslag van zijn reis heet „De rebus incognitis”. Op 2 juli 1755 werd hij zalig verklaard.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website