Het dubbele leven van Karl May

Was de bloedsbroeder van Winnetou een oplichter?

Een boeiende studie van drs. F. C de Rooy


anoniem 1

Bij vele mensen roept de naam Karl May een schat van visioenen en jeugdherinneringen op. Voor anderen is die naam een verwerpelijk idool van sensatiezoekende minderjarigen. Sommigen achten de boeken van Karl May de allerbeste jeugdlectuur die er te vinden is, en ook nog voor volwassenen heel goed genietbaar. Anderen zien er niets dan prikkellectuur in, die de smaak der jeugd bederft.

Men vindt Karl May nu ook wel ouderwets en onmogelijk braaf en ijdel; toch zijn er die hem gelijk stellen met een onsterfelijke als Jules Verne 2. Weer anderen trachten hem van de tafel te vegen met de opmerking, dat Hitler zo van hem genoten heeft. Dat moet dan geweest zijn in de tijd, dat deze bekende misdadiger nog een gewone jongen was, want Karl May predikt in zijn boeken steeds de gelijkwaardigheid van de rassen, het pacifisme, het antikolonialisme......
Deze strijd is nog niet uitgewoed. De enorme deining die Karl May bij zijn leven heeft veroorzaakt moge geluwd zijn, toch is nog niet iedereen het eens over zijn figuur. Die figuur omvatte immers verbijsterende tegenstrijdigheden: een verafgode schrijver, een tuchthuisboef, een predikende geograaf, een sluwe oplichter. Men kon er lange tijd niet uitkomen. Karl May, zelf een hevig emotionele natuur, was er in geslaagd de golven van het sentiment rondom zijn persoon hoog op te jagen. Een zodanig begaafde en dubbelzinnige persoonlijkheid, die in zijn reisverhalen paradeerde als de paladijn van het Christendom in Oost en West, maar in de realiteit ook bleek een dief en recidivist te zijn, ontsnapte aan het oordeelsvermogen van de tijdgenoten. Na zijn dood, in 1912, kwamen vrij snel pogingen tot objectieve waardering. Er ontstond zelfs een „Karl May Verein”; biografieën zagen in menigte het licht, vriendelijke en hatelijke. Onder al die bedrijven door bleven zijn minder geletterde lezers hem verwoed bewonderen. „Winnetou” alleen al heeft tot nu toe meer dan 400-duizend exemplaren gehaald; met een totale oplaag van bijna 12 miljoen delen slaat May alle andere Duitse schrijvers met stukken. En dat ondanks het feit, dat hij door de nazi’s wel niet verboden, maar toch ontraden werd wegens zijn rasvermengingspropaganda (blanken met Roodhuiden), en na de oorlog door de communisten geheel geweerd wegens zijn positief Christendom. (Wie herinnert zich niet de woorden van de stervende Winnetou: „Vaarwel Sjarlih, ik geloof in de Heiland. Winnetou is een Christen.”)

Macht over de harten

De laatste bijdrage tot het May-probleem komt in Nederland, van drs. F. C. de Rooy 3, die bij de Uitgeverij van het R.-K. Jongensweeshuis te Tilburg een studie deed verschijnen genaamd „Old Shatterhand”. Drs. de Rooy is een bewonderaar van de „Katholiserende Protestant” Karl May, en gelooft dat deze ook nog volwassenen iets te zeggen heeft. Zijn studie is uitvoerig gedocumenteerd, en al kan men meermalen bezwaren maken tegen de wat al te hupse en opgewonden schrijftrant met zijn vele uitroeptekens en „Geachte lezers”, het is niettemin een degelijk stuk werk en een enthousiasmerend boek geworden. Althans voor iedereen die eens van May genoten heeft en zijn jeugdliefde gaarne gerechtvaardigd ziet.

Slechts op het punt van zijn methode kunnen wij drs. de Rooy niet volgen. Wij geloven namelijk niet, dat het mogelijk is om in een studie als deze May’s leven als bron te scheiden van zijn werk. Immers wie alleen zijn boeken leest, weet een heleboel van de man, die zich in het Westen Old Shatterland en in het Oosten Kara ben Nemsi laat noemen, maar niets van de Saksische schrijver die de gestalten verzonnen heeft. En de lijfelijke scribent Karl May – die in zijn prille jeugd blind was, grote armoede leed, onderwijzer werd, als journalist naam en tenslotte als romanschrijver roem verwierf, daarna grote reizen maakte en op zijn 70ste jaar een lezing hield over „Het Rijk der Edelmensen”, – blijft onbegrijpelijk zonder het ideaalbeeld dat hij van zichzelf in zijn boeken neerlegde.
Dit ideaal-beeld was dan Old Shatterhand, de voortreffelijkste blanke die ooit voet op Amerikaanse bodem zette, uitstekend ruiter, geweldig scherpschutter, vreselijk vuistvechter, intelligent, moedig, trouw, gevoelig voor het schone, godvrezend, mensenvriend en dierenbeschermer, bloedsbroeder van de edelste aller Roodhuiden, die van hem getuigde: „Mijn broeder heeft een grote macht over de harten van allen met wie hij omgaat......”
Macht over de harten, dat was inderdaad wat Karl May begeerde. De enorme physieke krachtprestaties van Old Shatterhand zijn slechts aantrekkelijke bijkomstigheden, die simpele geesten moeten imponeren. Wat hij werkelijk wilde was ...... prediken. Allen moeten Christen worden:
Old Surehand, Old Wabble, Halef .... Kara ben Nemsi brengt vrede en verdraagzaamheid waar hij komt. In het nachtelijk gesprek te paard met de Arabier Sjimin 4 zegt deze: „Naar u kan ik luisteren ...... Gij zijt geen zieltjeswinner die mij tracht te verleiden. Gij kent de Islam en het Christendom. Gij zult mij de waarheid zeggen.” En dan krijgt de Arabier het Nieuwe Testament ten geschenke.


Een dubbel leven

Karl May heeft religieuze gedichten geschreven onder de naam „Himmelsgedanken”, een drama „Babel und Bibel”, en tenslotte de „Geografische Predigten”. Dit alles behoort tot het vergeten deel van zijn grote oeuvre. Dan schreef hij nog een autobiografie „Mein Leben und Streben”, waarin het heette „Ik biecht niet voor de mensen, maar voor God en mijzelf ...... Het zijn geen gewone maar heilige uren, waarin ik aan dit boek werk”. (En dadelijk moet men denken aan de even theatrale en zelfgenoegzame aanhef van Rousseau’s „Confessions” 5: „Moge de bazuin des Laatsten Oordeels schallen, dan zal ik voor Gods rechterstoel treden met dit boek in de hand ......”).
Deze autobiografie is op zichzelf onexact, romantiserend, hoogst emotioneel en subjectief gesteld, en verschaft weinig opheldering over de raadselachtige apostel-geograaf. De feiten van zijn leven zijn al evenzeer tegenstrijdig. Maar tezamen geven zij een beeld, dat helder en boeiend is en in het licht van de huidige psychologie begrijpelijk wordt. Drs. de Rooy spreekt over de „neurotiker” (lelijk germanisme), over schizofrenie of splijting der ziel, over de neiging tot fantaseren en oplichten, over de zwerftochten met vluchtkarakter. Wij zouden May willen noemen een lijder aan pseudologia fantastica met geneiale vertellersgaven, die zich op zijn armoedige jeugd heeft willen wreken door kleine diefstallen en enorme grootsprekerij. In zijn jonge jaren vaak het slachtoffer van een pathologisch overspannen verbeeldingskracht, die tot hallucinatoire verschijnselen leidde, later geïntegreerd tot een in zichzelf gelovende lekeprediker op de basis van een consequente verdringing van de herinnering aan zijn maatschappelijke deraillementen ...... Door zijn grote psychische vitaliteit, zijn vermogen tot hard werken en zijn echte begaafdheid slaagde Karl May er in om het ziektebeeld van de fantastische pseudoloog (dat zoveel oplichters, ook van het minste allooi, eigen is) om te zetten in een ongehoord productief schrijverschap, dat hem tenslotte wereldroem heeft verschaft. En als de echte pseudoloog geloofde hij zelf in zijn fantasieën, leefde eigenlijk vaak een dubbel leven.

Gestorven aan de smaad

Van zich zelf heeft Karl May merkwaardig dingen verteld, die duidelijk maken, hoe hij door milieu en opvoeding is opgegroeid tot een overgevoelige, egocentrische, dweperige en tegelijk sluwe, hardnekkige verhalenverteller. „Ik ben in het armzaligste en diepste deel van Ardistan (Saksen) geboren, een lievelingskind van nood, zorg en kommer ...... Mijn vader was een mens met twee zielen. De ene was door en door week en goedhartig, de andere tyranniek, opvliegend, niet in staat zich te beheersen ...... Kort na mijn geboorte verloor ik het gezichtsvermogen en sukkelde voort tot ik op mijn 4de jaar eindelijk door een behoorlijke dokter werd behandeld en weer kon zien ...... In die vroege kinderjaren was ieder levend wezen voor mij niets dan ziel ...... Ik zag zo slechts abstract, als een psychisch beeld ...... Zo kreeg ik een diep gewortelde, sterk ontwikkelde innerlijke wereld en bleef een kind gelijk, psychisch in de lucht zwevend met een goede, misschien wel buitengewone aanleg ......” (Een oude boekhouder 6 leende hem een horloge). „Ik was zo waanzinnig te ontkennen dat ik het horloge had; het werd gevonden; ik was ...... een dief! Ik werd tot 6 weken gevangenis veroordeeld ...... De stemmen in mij eisten dat ik mij zou wreken op de eigenaar van het horloge, op de politie, de staat, de hele wereld ...... Ik kocht bontwerk en verdween er mee zonder te betalen. Ik werd voor 4 jaar in de gevangenis te Zwickau opgesloten ...... De stemmen eisten evenals vroeger dat ik mij zou wreken ......” (Na zijn vrijlating wordt hij beschuldigd een kinderwagen en geld te hebben gestolen en wordt weer opgesloten in Waldheim, in 1870). „De behandeling was streng, maar deed geen pijn. Ik werd (als Protestant!) organist in de Katholieke kerk. De Katholieke catecheet 7 was een man van eer; over geloofszaken sprak hij nooit met mij.
De godsdienst kon zo directer en zuiverder op mij inwerken ...... Deze vier jaren van ongestoorde eenzaamheid en zelfverdieping hebben mij een stuk verder gebracht ......”
Wat men ook van gevangenissen, en wel uit die tijd, moge denken, het is toch duidelijk, dat de jaren van vrijheidsberoving, mét de gelegenheid tot intellectuele arbeid, de ijdele, trotse en overspannen geest van de jonge May geen kwaad hebben gedaan. Uiteindelijk heeft hij zich daar van zijn hallucinatoire dwangstemmen bevrijd en „de donkere poel van de lectuur”, zoals hij die zelf noemde, omgezet in de rijk bevolkte wereld van zijn romans. Daartoe zou een ordinaire oplichtersnatuur nooit in staat zijn geweest.

Maar Karl May was meer dan een criminele, psychopathische pseudoloog. Het diepe leed om de smaad van zijn gevangenschap heeft hij nooit kunnen wegwerken, en toen in een geruchtmakend proces met een uitgever deze periode weer werd opgerakeld heeft hij die wrede onthulling, die vernietiging van zijn tweede, ideale ik, niet meer kunnen dragen. Zijn biograaf De Rooy noemt het een onloochenbaar feit, dat de sterke grijsaard zeven jaar later aan verdriet over deze smaad is gestorven .... Dat gebeurde op 30 maart 1912 te Radebeul. Een week tevoren had hij de hoogste eer van zijn leven genoten, een bezoek van de Keizerlijke familie 8.

In zijn persoonlijk leven was de oudere Karl May een prettig mens, hartelijk, goedmoedig, royaal, hij gaf veel van zijn geld weg aan arme mensen. Naarmate hij de grijsheid naderde, voltooide zich de integratie met zijn ideaal-beeld uit de romans; zijn wraakgevoelens jegens de maatschappij verdwenen geheel; hij fantaseerde minder en predikte meer. De tijd dat hij zich zo levendig met zijn eigen personages onderhield, dat zijn vrouw dacht dat hij een heel gezelschap op visite had, was toen voorbij. Binnen in hem was de strijd tussen echt en onecht geluwd, maar om hem heen was een felle storm opgestoken die zijn al te kunstmatige reputatie in stukken zou scheuren.
Wat Karl May eigenlijk bewust in zijn leven gewild heeft? Hij heeft het zelf gezegd: „Mijn medemensen onderrichten en geld verdienen”. Beide heeft hij met enig succes gedaan. In het heetst van de strijd verliet hem nooit zijn nuchter zaken-instinct: zijn boeken mochten niet onverkoopbaar worden. Daarom had hij een papiertje boven zijn schrijftafel geplakt, waarop stond „NIET PREKEN” 9.

Old Shatterhand. De boodschap van Karl May, door drs. F. C. de Rooy. Tilburg, 1955.


[1]In: Amigoe di Curaçao, 7 mei 1956.
Ditzelfde artikel, in letterlijk dezelfde woorden, was ook al op 5 november 1955 verschenen in De Tijd.
[2]Jules Verne (* 8 februari 1828 , † 24 maart 1905) was een Frans auteur van avontuurlijke reisbeschrijvingen met nieuwe technieken, naar vele delen van de aarde en naar onbekende gebieden zoals de diepzee, het binnenste van de aarde en de maan. Hij wordt vaak gezien als de vader van de sciencefiction. Tot zijn bekendste romans behoren „Voyage au centre de la terre”, „De la terre à la lune”, „Vingt mille lieues sous les mers”, „Autour de la lune”, „Le tour du monde en quatre-vingts jours ” en „Michel Strogoff”.
[3]F. C. de Rooy (voluit: (dr(s).) Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Zwolle, later Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
[4]Sjimin was een Turkse Bulgaar of Bulgaarse Turk, smid in Kosjikawak (Koşukavak), het huidige Krumovgrad (Крумовград) in Bulgarije („In de rotskloven van de Balkan”).
[5]Jean-Jacques Rousseau (* 28 juni 1712 , † 2 juli 1778) was een Franstalig Geneefs verlichte filosoof en schrijver, die met zijn liefde voor de natuur aan de wieg van de Romantiek stond. Wereldfaam verkreeg hij met zijn werken „Narcisse ou l’Amant de lui-même, comédie représentée par les comédiens ordinaires du roi, le 18 décembre 1752”, „Discours sur l’origine et les fondements de l’inégalité parmi les hommes”, „Julie, ou la nouvelle Héloïse”, „Émile, ou De l’éducation, dans lequel est inclus La profession de foi du vicaire savoyard au livre IV”, „Du contrat social ou, Principes du Droit Politique”, „Pygmalion”, „Les Confessions” en „Les Rêveries du promeneur solitaire”.
[6]Bedoeld wordt Julius Hermann Scheunpflug (* 10 juli 1820 , † ?), boekhouder bij de fabrieken van Claus en/of Solbrig in Altchemnitz en kamergenoot van Karl May; eigenaar van het uitgeleende zakhorloge en de meerschuimen pijp. Op het moment van uitlenen en de „diestal” was hij 41 jaar, dus niet echt oud.
[7]Johannes Kochta (eigenlijk Johann Peter Kochte, * 28 maart 1824 , † 27 februari 1886) was van 1866 tot 1884 katholiek gevangenisaalmoezenier in tuchthuis Waldheim.
[8]Een dikke week voor zijn dood hield hij in Wenen zijn beroemde rede „Empor ins Reich der Edelmenschen!” voor 2000 enthousiaste bezoekers, onder wie Nobelprijswinnares Bertha von Suttner (voluit: Bertha Sophia Felicita Freifrau von Suttner, geborene Gräfin Kinsky von Wchinitz und Tettau, * 9 juni 1843 , † 21 juni 1914) en, naar verluidt, de jonge zwerver Adolf Hitler; van een bezoek van wat voor keizerlijke familie dan ook was echter geen sprake).
[9]Waar halen ze het vandaan, hè? 😮



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website