INDIANEN en tomahawks op tentoonstelling te Rotterdam

anoniem 1

ROTTERDAM – De zaligheid van de jongenskiel, die om de schouwers glijdt, kunnen de ouderen weer even beleven in het museum voor land- en volkenkunde te Rotterdam. Wat Gustave Aimard 2, Karl May, James Ferrimore Cooper 3 e.a. ons in hun werken over de prairie-Indianen in fantasie hebben voorgehouden, dat kan men tot eind juni daar gaan bekijken. Men ziet er o.a. een echte totempaal, tomahawks, scalpen en scalpeermessen, vredes- en medicijnpijpen, veren hoofdtooisels, schilderachtige kleding uit bisonhuiden en ander materiaal, krijgsuitrustingen en ook krijgt men een indruk van de kunstzin der Indianen.

Men heeft ook beslag kunnen leggen op enkele filmpjes over het leven der prairie-Indianen. Op verschillende tijden en bij groepsbezoeken zullen zij vertoond worden. Bovendien zijn er tal van boeken geëxposeerd, alle in wetenschappelijke of romanvorm het leven van deze Winnetou-zonen het onderwerp hebbend.
Een zo uitgebreide tentoonstelling als deze is voor Nederland uniek. Zij is bedoeld als opvoedkundige expositie voor de jongere en de oudere jeugd en is mogelijk geworden, dank zij diverse bruikleengevers, nl. het University Museum te Philadelphia, The museum of national history te New York, het Rijksmuseum van Volkenkunde te Leiden, het Rautenstrauch Just museum te Keulen, het Lindenmuseum te Stuttgart, het Museum Fuer Voelkerkunde te Basel, het Historisches Museum te Bern en voorts twee partikuliere verzamelingen, nl. Van Hotz in Zuerich en Arthur Speyer in Niederwalluf bij Wiesbaden. Gaarne had men nog iets van het Karl May-museum ontvangen, doch aangezien dit achter het ijzeren gordijn ligt, bleek dit niet mogelijk te zijn.


[1]In: Amigoe di Curaçao. Dagblad voor de Nederlandse Antillen, 9 maart 1956.
Vrijwel woordelijk hetzelfde artikel, maar dan onder de titel „Indianen” was op 29 februari 1956 ook al verschenen in de Arnhemsche Courant en het Nijmeegsch Dagblad en onder de titel „Tentoonstelling over de prairie-Indianen” ook in de Nieuwe Tilburgsche Courant, eveneens op 29 februari 1956; op 1 maart 1956 was het als „Unieke Indianententoonstelling in Rotterdam” bovendien verschenen in het Eindhovensch Dagblad.
De Amigoe di Curaçao. Dagblad voor de Nederlandse Antillen is de enige van al deze kranten die de bruikleengevers allemaal keurig opsomt.
[2]Gustave Aimard (pseudoniem van Olivier Aimard, * 13 september 1818 , † 20 juni 1883) was een Franse reiziger in Noord- Amerika, Spanje en Turkije en schrijver van avonturenromans. Beroemd zijn zijn „Les Trappeurs de l’Arkansas”, „Le Chercheur de pistes”, „La Fièvre d’Or”, „Les Chasseurs d’Abeilles”, „Le Cœur de pierre”, „L’Araucan”, „Les scalpeurs blancs”, „Par mer et par terre” en, samen met Jules Berlioz d’Auriac (* 9 juli 1820 , † 16 september 1913) geschreven, „Jim, l’Indien”.
[3]James Fenimore Cooper (* 15 september 1789 , † 14 september 1851) was een Amerikaans schrijver, die vooral bekendheid verwierf met zijn zeeverhalen en historische verhalen, de vijfdelige Leatherstocking Tales: „The Deerslayer. The First War Path”, „The Last of the Mohicans. A Narrative of 1757”, „The Pathfinder. The Inland Sea”, „The Pioneers. The Sources of the Susquehanna; A Descriptive Tale” en „The Prairie. A Tale”, met Natty Bumppo (bijgenaamd „Leatherstocking” en „Hawkeye”) in de hoofdrol; het tweede boek uit deze reeks, „The Last of the Mohicans” wordt door vriend en vijand beschouwd als zijn meesterwerk.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website