DE MAN, DIE OLD SHATTERHAND HAD WILLEN ZIJN

anoniem 1

Wellicht nog nimmer is een schrijver zo hoog vereerd en zo diep veracht als Karl May, de vriend van onze jeugd.



Karl May rond de eeuwwisseling, toen hij op het toppunt van zijn roem stond.

Het zal nu ongeveer vijfentwintig jaar geleden zijn, dat wij hem voor het eerst in een van zijn boeken hebben leren kennen. Hij reed op een zwarte hengst aan gene zijde van de Gunnisonrivier, daar waar de Elk Mountains zich verheffen. Hij was niet bijzonder lang of breed, maar niettemin was het hem aan te zien, dat hij over buitengewone kracht en een groot uithoudingsvermogen beschikte. Zijn door de zon gebruind gezicht was omlijst met een blonde, volle baard. Hij droeg een jachthemd, hoge laarzen, die tot boven de knie reikten, en een breedgerande hoed, waarin de oorpunten van een grizzlybeer staken. Aan zijn leren gordel, die met patronen was gevuld, hingen twee revolvers en een bowiemes. In de rechterhand hield hij een geweer met korte loop, waarvan het slot een merkwaardige constructie had. Aan een brede riem over de rug droeg hij nog een lang, zwaar dubbelloopsgeweer – vroeger noemde men het berendoder – waarvoor men slechts kogels van het grootste kaliber gebruiken kon. Deze man was Old Shatterhand, de beroemde jager, die zijn bijnaam te danken had aan het feit, dat hij een vijand met één vuistslag kon neerslaan.
We zijn, vastgeklonken aan onze stoel en de vingers in de oren, met hem meegetrokken over hoogvlakten, door bossen en woestenijen. Tijdens hachelijke avonturen hebben wij mét hem gekeken door het vizier van de schietklare Henrybuks of van de nimmer falende berendoder. Hij was de vriend van onze jeugd. Zozeer hebben wij in hem en zijn prairievrienden geloofd, dat wij „De dood van Winnetou” nooit hebben willen lezen, omdat wij wisten, dat dit boek een einde zou maken aan onze illusie het opperhoofd van de Apachen nog eens persoonlijk te mogen ontmoeten .... Pas later, toen wij veel ouder geworden waren, heeft men ons verteld, dat Old Shatterhand nooit bestaan heeft, evenmin als Winnetou, Old Surehand, Old Wable, Kara Ben Nemsi en Hadsji Halef Omar.



Het Maymuseum te Radebeul bij Dresden, dat na de eerste wereldoorlog werd ingericht, zag er van buiten wit als een blokhut, zoals die in de vorige eeuw door Amerikaanse cowboys gebruikt werden.


Eerlijk gezegd heeft deze onthulling ons destijds niet al te zeer aangegrepen. Misschien was het, omdat wij inmiddels door het leven een beetje wijzer geworden waren. Tenslotte hadden wij ook ons geloof in Sint Nicolaas, de goede fee en de kwade heks moeten prijsgeven; waarom dus getreurd, nu zich ook nog een „held” bij deze figuren voegde? Van die tijd af ging onze verering over naar Karl May, de geestelijke vader van de beroemde jager. Al spoedig echter bleek, dat wij ons daarmee in een wespennest gestoken hadden. Dit is ons pas volledig duidelijk geworden na de lezing van het voortreffelijke boekje over Karl May, „Old Shatterhand”, van drs F. C. de Rooy 2, dat onlangs verschenen is.
Er is misschien geen schrijver, die zo omstreden is als Karl May. Voorstanders hebben hem hoog vereerd en tegenstanders diep vernederd. Men heeft hem uitgescholden voor bedrieger, tuchthuisboef, paardendief, zwendelaar, leugenachtige beschrijver van nooit gemaakte reizen, auteur van smerige prikkellectuur, religieus huichelaar, smaakbederver en jeugdverleider. In het „Deutsches Literaturlexikon” van 1914 maakt men zich van het leven van Karl May af met de mededeling: „Werd eerst onderwijzer, daarna misdadiger.” Niettemin heeft deze auteur een zeventigtal 3 boeken geschreven. Alleen al van „Winnetou” zijn meer dan vierhonderdduizend exemplaren gedrukt, terwijl de totale oplage van zijn werken de twaalf millioen overschrijdt, waarmee hij alle Duitse schrijvers klopt. Wie is dan die man, wiens boeken wij en honderdduizenden andere jongens verslonden hebben?
Karl May werd in 1842 in het armoedige textielstadje Ernstthal in Saksen geboren als zoon van een wever. Zijn ouderlijk huis was klein, kaal en naargeestig. Twaalf 4 kinderen zagen er het levenslicht. Negen van hen stierven in de eerste jaren na hun geboorte. Zijn vader was een dronkaard, die afwisselend goedhartig tot bij het weke af, dan weer opvliegend en tiranniek kon zijn. Zijn moeder verdiende de kost door bij anderen te werken of de was te doen. Karl was de eerste vier jaren van zijn leven blind. Kort na zijn geboorte kreeg hij namelijk een oogziekte, die hem het gezichtsvermogen ontnam. Hij sukkelde vier jaar lang, totdat hij eindelijk door een bekwaam geneesheer behandeld werd en weer zien kon. Al deze omstandigheden hebben van Karl May een overgevoelige, egocentrische en soms dweperige verteller gemaakt, een man, die wegens diefstallen in totaal zeven jaren in de gevangenis doorbracht, maar later een goedmoedig, hartelijk mens werd, royaal jegens de armen.
Na de lagere school te hebben doorlopen, ging hij voor onderwijzer studeren. Hij werd echter van de kweekschool gestuurd wegens diefstal van stukjes kaars. Niettemin slaagde hij er in elders zijn diploma te behalen en zo kwam hij in het Saksische industriegebied voor de klas te staan. Een ongelukkig geval met een horloge bezorgde hem zijn ontslag en bracht hem voor zes weken in de gevangenis. Van een oude boekhouder 5 had hij een horloge geleend. Van zichzelf schrijft hij: „Ik was zo waanzinnig te ontkennen, dat ik het horloge in mijn bezit had. Het werd echter gevonden en ik was een dief. Ik werd tot zes weken gevangenisstraf veroordeeld. Een stem in mij eiste, dat ik mij zou wreken op de eigenaar, op de politie, op de staat en de hele wereld. Ik kocht bontwerk en verdween er mee zonder te betalen. (May werd bovendien beschuldigd van diefstal van paarden.) Ik werd voor vier jaar in de gevangenis van Zwickau opgesloten.”
Toen hij weer vrij was, gaf hij zich uit voor arts, officier en baron. Ook schijnt hij een tijdje kapelmeester van een reizend muziekgezelschap 6 te zijn geweest. Overal waar hij kwam, maakte hij zich aan kleine bedriegerijen schuldig en zo raakte hij uiteindelijk weer in de gevangenis. Daar maakte hij kennis met pastoor Kochta 7, die hem, hoewel hij protestant was, aanstelde als organist van de katholieke gevangeniskapel. De geestelijke spoorde hem aan om avonturenverhalen te gaan schrijven. In deze gevangenis ontstonden zijn eerste romans, welke als feuilleton in dag- en weekbladen verschenen, om begrijpelijke redenen onder pseudoniem. Toen de deuren van de gevangenis zich ditmaal voor hem openden, was hij een ander mens geworden, een ernstig, in zichzelf gekeerd man.



May heeft zich op een ongelukkige dag laten fotograferen als Old Shatterhand. Zijn handen rusten op de beroemde zilverbuks van Winnetou.
Voor dergelijke bedriegerijen heeft hij zwaar moeten boeten.




In het museum werden „souvenirs” van Karl May bewaard. Na de oorlog moest het op last van de rode bezetters worden opgeruimd.

Thans begon hij aan zijn avonturenverhalen, waarvoor hij in de cel met behulp van boeken het terrein verkend had. Aanvankelijk aarzelde hij tussen Zuid-Afrika, Amerika, Indië en China. Tenslotte besloot hij tot het Wilde Westen en het Midden-Oosten. In zijn brein ontstonden de helden Old Shatterhand en Kara Ben Nemsi, mannen, die hij zelf had willen zijn. Het staat wel vast, dat Karl May nooit grote reizen gemaakt heeft, voordat hij zijn boeken schreef. Slechts eenmaal heeft hij door Frankrijk en Marokko gezworven en dat was om aan de handen van de politie te ontkomen. Later is hij wel in Amerika en in het Midden-Oosten geweest. 8 Intussen waren zijn boeken met veel enthousiasme ontvangen. Sommige pedagogen hadden wel bedenkingen tegen de veelvuldige gevechten, welke er in voorkomen, maar de lezers trokken er zich niet veel van aan. Hij ontving duizenden brieven van bewonderaars, die nadere bijzonderheden verlangden over de figuren, welke hij beschreven had. Deze verzoeken om inlichtingen kwamen van lieden van elke rang en stand, zelfs van het keizerlijk hof. May was zo onvoorzichtig de brieven zo te beantwoorden, dat hij de schrijvers versterkte in hun mening, dat zijn gefantaseerde romanfiguren werkelijk bestonden of bestaan hadden. Zijn verhalen, in de ik-vorm geschreven, vestigden gemakkelijk de indruk, dat hij zelf Old Shatterhand en Kara Ben Nemsi was.
Er was Karl May ook wel iets aan gelegen, dat men dit meende. Immers hij moest zijn jarenlange afwezigheid – de jaren, welke hij in werkelijkheid in de gevangenis had doorgebracht – aannemelijk maken. Eenmaal op deze gevaarlijke weg ging hij steeds verder met zijn beweringen. Niet alleen vertelde hij, dat hij grote reizen gemaakt had, hij verzamelde bovendien allerlei „souvenirs”, welke volgens zijn zeggen afkomstig waren van de figuren uit zijn boeken: de zilverbuks van Winnetou, de berendoder, de Henrybuks enzovoort. Soms leefde hij zich zo sterk in zijn verbeelding in, dat hij in zijn kamer hardop gesprekken hield met Indianen en Arabieren. Tenslotte liet hij zich fotograferen in de jachtkleding van Old Shatterhand.


Zwaar heeft hij hiervoor moeten boeten. Twintig jaar nadat Karl May zijn schrijversloopbaan begonnen was, kregen zijn tegenstanders hun kans. May had, zoals reeds vermeld, in de gevangenis onder pseudoniem enkele colportageromans geschreven, die uitgegeven waren bij Münchmeyer 9. Toen de firma haar uitgeverij ging verkopen, waarschuwde May uitdrukkelijk, dat de romans niet verkocht konden worden. De nieuwe uitgever Fischer 10 kocht de uitgeverij Münchmeyer echter juist om de romans van May en gaf ze met veel tamtam opnieuw uit, maar thans onder de echte naam van de populaire schrijver om er zoveel mogelijk geld uit te slaan. Bovendien hadden andere schrijvers in deze verhalen bedenkelijke passages ingevoegd om voor de boeken een nog williger markt te vinden.



In het museum was altijd een conservator aanwezig, de Wener Patty Frank 11, die in een cowboykostuum rondliep. Nu het museum opgeheven is, ligt de inventaris voor een groot deel opgeslagen bij de Karl May Verlag te Bamberg.



De vrouw van Karl May bij de marmeren buste van de gestorven schrijver.


De kranten barstten uit in een hetze tegen Karl May en maakten hem uit voor een onzedelijk schrijver. Op dat ogenblik was May juist op een grote reis door het Oosten. Bij zijn terugkeer diende hij ogenblikkelijk een aanklacht in tegen Münchmeyer en Fischer. Hoewel hij voor de rechtbank op alle punten in het gelijk gesteld werd, had de campagne haar uitwerking reeds Gehad. Afgezien daarvan hadden deze processen voor hem het nadeel, dat weer eens het licht geworpen werd op de gebeurtenissen uit zijn jonge jaren. Van dat ogenblik af heeft May geen rust meer gekend. Zijn tegenstanders tastten hem aan in zijn zwakste plek zijn verleden. De oude man stond plotseling voor een leeg leven. Kennissen, die tot nu toe nog vereerd waren geweest, als zij een paar woorden met hem mochten wisselen, liepen in een boog om hem heen. Uitnodigingen werden „wegens onvoorziene omstandigheden” ingetrokken. Zelfs kwam men hem de huur opzeggen. 12 Op 13 Juni 1900 schreef hij: „Ik ben aan het eind van mijn krachten. Ik had zo gehoopt met het verleden en de zonden van mijn jeugd te hebben afgerekend, maar het noodlot is machtiger geweest dan ik. Men heeft mij herkend. Men weet alles van mij. Ik ben een gebroken man.”
Zo leefde hij nog een tiental jaren, vereerd door velen, diep veracht door anderen. Vlak voor zijn dood heeft hij nog eenmaal de waardering en de genegenheid ondervonden van hen, die hem trouw gebleven waren. Op 22 Maart 1912 sprak hij in de Sophiazaal te Wenen voor een duizendkoppige menigte over „Mens en Wereldvrede”. De toehoorders waren zó enthousiast, dat hij twee uur lang in het gedrang van zijn vereerders stond. De volgende dag werd hij bezocht door leden van de keizerlijke familie. Na al de ellende, welke hij doorstaan had, was dit een hoogtepunt in zijn leven. Niemand had toen verwacht, dat het tevens een afscheid voorgoed zou worden. Tijdens deze vergadering had hij een verkoudheid opgelopen, welke hem een week later in de dood sleepte. Op 30 Maart ’s avonds tegen achten richtte hij zich op in zijn bed en riep met stralende ogen en heldere stem: „Dit is een overwinning, een overwinning! Ik zie alles rooskleurig.” Toen zonk hij met een vreugdevolle glans op zijn gezicht terug in de kussens. Een paar minuten later gaf hij de geest. In alle stilte werd hij begraven op het kerkhof te Radebeul.
Ook na de dood van Karl May heeft de campagne tegen hem nog voortgeduurd. Men heeft hem verweten, dat Hitler zijn boeken las en dat ze „dus” niet goed konden zijn. Hij zou rassenhaat gepredikt hebben, zoals de nazi’s, maar men behoeft maar één boek van hem gelezen te hebben om van het tegendeel overtuigd te zijn.
Er werden meer dergelijke beschuldigingen geuit; ze steunden voor het grootste deel op losse beweringen. Desondanks is men Karl May blijven lezen. Old Shatterhand is een begrip geworden over heel de wereld, behalve in.... Engeland en Amerika. Wel verschenen in de Verenigde Staten voor de eerste wereldoorlog enkele vrije bewerkingen van de hand van de kinderschrijfster Marion Ames Taggart 13, doch ze konden toch eigenlijk niet voor het werk van de schrijver doorgaan. Ze zijn trouwens reeds lang uit de handel. In Engeland is destijds een boekje van May verschenen vanwege 14 de universiteit van Oxford om de studenten met de schrijver te laten kennismaken, maar verder is May in het Engels onvertaald gebleven. 15

Het opperhoofd van de Sioux-Indianen, Grote Slang 16,
bracht in 1928 een bezoek aan het graf van Karl May.



Merkwaardig, dat Karl May zich door zijn boeken talrijke vrienden gemaakt heeft onder de Indianen van de Verenigde Staten. In 1928 kwam het opperhoofd van de Sioux, Grote Slang, hem eren op zijn graf en sindsdien hebben talrijke Indianen het bezocht. En zijn gedachtenis is onder de jeugd altijd levendig gebleven. Handige zakenlieden hebben er profijt van getrokken; niet alleen zijn films van Old Shatterhand gemaakt 17, men kon ook lucifers en kauwgom kopen met de beeltenis van de beroemde spoorzoeker en jager erop.
Het ziet er naar uit, dat zelfs de pedagogen langzamerhand hun bedenkingen tegen Karl May zullen opgeven. Er is trouwens in de loop der jaren een grote wijziging gekomen in de opvattingen over kinderlectuur. Tegenwoordig neemt men veelal aan, dat avonturenverhalen juist goede tegenhangers kunnen zijn voor de beeldverhalen, die door de moderne jeugd verslonden worden: vertelsels zonder enige moraal, waarin soms om de vijf bladzijden moorden voorkomen. In de verhalen van Karl May wordt, althans door de helden, pas in uiterste noodzaak iemand gedood. Bovendien kan men er altijd een goede strekking in ontdekken, namelijk dat het kwade gestraft en het goede beloond wordt.
Er zijn er, die binnen afzienbare tijd een nieuwe hausse in May-lectuur verwachten. Indien men heruitgaven van deze boeken overweegt, zal men er echter wijs aan doen een goede vertaling het licht te doen zien, ontdaan van de langdradigheid, welke vele boeken van de vorige eeuw kenmerken. Zulke verbeterde heruitgaven zouden wij onze kinderen gunnen, omdat wij zelf met schitterende ogen en hoogrode wangen urenlang met onze gedachten vertoefd hebben in May’s ruige prairiën van het Wilde Westen en in zijn eindeloze steppen van Koerdistan.


  [1]In: Katholieke Illustratie, 18 februari 1956.
  [2]Dr. F. C. de Rooy (voluit: dr. Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Zwolle, later Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
  [3]Sinds 1939 bestaan de Gesammelte Werke uit vijfenzestig delen, waar vanaf 1958 nog enkele delen aan werden toegevoegd. Inmiddels (2023) is de serie gegroeid tot zesennegentig boeken.
  [4]Veertien.
  [5]Bedoeld wordt Julius Hermann Scheunpflug (* 10 juli 1820 , † ?), boekhouder bij de fabrieken van Claus en/of Solbrig in Altchemnitz en kamergenoot van Karl May; eigenaar van het uitgeleende zakhorloge en de meerschuimen pijp.
  [6]Gesangsverein Lyra, maar dat reisde niet zo erg veel: de vereniging was gewoon gevestigd in Ernstthal: het voormalige oefenlokaal bestaat nog steeds in de Karl-May-Straße 38 te Hohenstein-Ernstthal.
  [7]Johannes Kochta (eigenlijk Johann Peter Kochte, * 28 maart 1824 , † 27 februari 1886) was van 1866 tot 1884 katholiek gevangenisaalmoezenier in tuchthuis Waldheim.
  [8]Deze vroege reizen naar Frankrijk en Marokko zijn een fabeltje. Veel later, in 1899/1900 heeft hij wel één lange reis door het Midden- en Verre Oosten gemaakt en in 1908 is hij voor het eerst en voor het laatst in het ossten van de Verenigde Staten geweest.
De legende van Mays vroeger reizen werd vooral gevoed door de verhalen van Carl Traugott Urban (* 13 november 1843, † 16 oktober 1919), een reizende timmerman uit Wüstfalke in de buurt van Gera, die zijn zoon Gustav Paul Urban (* 27 april 1884 , † 21 oktober 1969) spannende verhalen opdiste over een gemeenschappelijke reis met Karl May door Zwitserland en Zuid-Frankrijk in de jaren 1860; tijdens die reis zou May hem over zijn eerdere reizen – o.a. naar Amerika – verteld hebben. Zoon Gustav schreef talloze artikelen over de reizen van zijn vader en May, waarvan de eerste vijf gepubliceerd werden in de Karl-May-Jahrbücher, maar aangezien de verhalen van Urban jr. steeds fantastischer en ongeloofwaardiger werden, werden verdere artikelen door de redactie daarvan geweigerd. Tot zijn dood bleef de bezeten Gustav volhouden dat zijn vader gelijk had; als „bewijs” kwam hij in 1962 zelfs met een facsimile van een brief die Fred Sommer (ik-persoon in het korte verhaal „I>Eine Seehundsjagd”; dit verhaal is sinds 1997 opgenomen in „Old Shatterhand in der Heimat”, Gesammelte Werke, Band 79) aan Karl May geschreven zou hebben.
  [9]Heinrich Gotthold Münchmeyer (* 29 juni 1836 , † 6 april 1892) was uitgever en colportageboekhandelaar in Dresden.
Van maart 1875 tot december 1876 was Karl May aan deze uitgever verbonden en redigeerde hij de tijdschriften Der Beobachter an der Elbe (dat van 1874 tot 1875 bestond), Deutsches Familienblatt. Wochenschrift für Geist und Gemüth zur Unterhaltung für Jedermann (1875-1877; hierin publiceerde May zijn eerste indianenverhalen), Schacht und Hütte. Blätter zur Unterhaltung und Belehrung für Berg- Hütten- und Maschinenarbeiter (1875-1876) en Feierstunden am häuslichen Heerde. Belletristisches Unterhaltungs-Blatt für alle Stände (1876-1877; hierin publiceerde May zijn eerste verhalen over de Oriënt).
Tussen 1882 en 1887 schreef Karl May zijn vijf grote colportageromans voor Verlag H. G. Münchmeyer: „Waldröschen oder die Rächerjagd rund um die Erde” (december 1882-augustus 1884; 2.612 pagina’s), „Die Liebe des Ulanen – ein packender Fortsetzungsroman über den deutsch-französischen Krieg 1870/71” (september 1883-oktober 1885; 1.724 pagina’s), „Der verlorne Sohn oder Der Fürst des Elends. Roman aus der Criminal-Geschichte” (augustus 1884-juli 1886; 2411 pagina’s), „Deutsche Herzen – Deutsche Helden” (december 1885-januari 1888; 2.610 pagina’s) en „Der Weg zum Glück – Höchst interessante Begebenheiten aus dem Leben und Wirken des Königs Ludwig II. von Baiern” (juli 1886-augustus 1888; 2.616 pagina’s).
[10]Adalbert Fischer (voluit: Johannes Adalbert Fischer, * 3 december 1855 , † 7 april 1907) was uitgever te Dresden, die in 1899 Verlag H. G. Münchmeyer overnam van diens weduwe, met als enig doel om Karl Mays colportageromans opnieuw uit te geven, nu met enkele toegevoegde passages.
[11]Patty Frank (artiestennaam van Ernst Johann Franz Tobis, * 19 januari 1876 , † 23 augustus 1959), was een Duits artiest en indianendeskundige. In 1928 opende Villa „Bärenfett” in de tuin van Villa „Shatterhand” haar deuren als Karl-May-Museum (later: Indianenmuseum), waarvan hij tot zijn dood in 1959 directeur bleef; het museum was en is nog steeds gebaseerd op de enorme collectie indianica van Patty Frank.
[12]Sinds januari 1896 woonden Karl May, zijn vrouw Emma en later zijn secretaresse, maîtresse en tweede vrouw Klara in Villa „Shatterhand”, een koopwoning!
[13]Marion Ames Taggart (* 7 mei 1860 (?) , † 19 januari 1945) was een Amerikaans kinderboekenschrijfster; bekend van haar zijn o.a. „The Little Grey House” (waarnaar zij haar eigen huis vernoemde), „The Daughters of the Little Grey House”, „Six Girls and Bob: A Story of Patty-Pans and Green Fields”, gevolgd door nog zeven delen in deze Six Girls-serie; zij vertaalde/bewerkte ook drie boeken van Karl May in het Amerikaans-Engels: „Jack Hildreth among the Indians – Winnetou, the Apache Knight” (1898), „Jack Hildreth among the Indians – The Treasure of Nugget Mountain” (1898) en „Jack Hildreth on the Nile” (1899). Waarom zij de ik-persoon (Old Shatterhand resp. Kara Ben Nemsi) heeft vervangen door Jack Hildreth, zal wel altijd een raadsel blijven. Aangezien deze vertalingen/bewerkingen – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Nederlandse – illegaal waren verschenen, is het niet ondenkbaar dat Karl May tijdens zijn Amerikareis van 1908 van het bestaan van deze „roofdrukken” gehoord en deze gang van zaken getransponeerd heeft op de gebroeders Santer in „Winnetou IV” („De boodschap van Winnetou”, Karl May Pockets, nr. 13), die Mays werk per se in Amerika wilden publiceren.
[14]Het gebruik van het woord „vanwege” doet vermoeden dat de anonieme schrijver van dit artikel een Vlaming was.
[15]In 1955 bracht Ustad-Verlag (Karl-May-Verlag) in samenwerking met de Amerikaanse uitgever C. A. Willoughby „In the desert”, een vertaling/bewerking van „Durch die Wüste”, „Sand des Verderbens” en „Der Raubzug der Baggarah”, uit, maar het bleef bij dit curiosum. Later zouden ook nog Engelse vertalingen van „Winnetou I-III” („Winnetou”), „Der Ölprinz” („The Oil Prince”) en „Ardistan und Dschinnistan” („Ardistan and Djinnistan”), maar bestsellers werden ze geen van alle.
[16]Op 17 januari 1928 ensceneerde circusdirecteur Hans Stosch-Sarrasani (sr.) (geboren als Hans Erdmann Franz Stosch, * 2 april 1873 , † 21 september 1934) een grote „indianenhuldiging” voor het graf van Karl May, waarbij Susetscha Tanka (Grote Slang, naar eigen zeggen een Sioux-opperhoofd, maar vooral artiest bij Sarrasani) een rede hield in het Lakota, waarvan de Duitse vertaling als volgt luidt: Du großer toter Freund! ... Du hast unserem sterbenden Volk im Herzen der Jugend aller Nationen ein bleibendes Denkmal errichtet. Wir möchten Dir Totempfähle in jedem Indianerdorf aufstellen. In jedem Wigwam sollte Dein Bild hängen, denn nie hat der rote Mann einen besseren Freund gehabt als Dich ....
Vooral die „wigwam” doet ’t ’m! 😂
Vooruit, nog één keer dan: een wigwam (verbastering van het Algonkin-woord wiigwaas of wiigiwaam, hetgeen „berkenbast” betekent) is een koepelvormige of kegelvormige „hut”, bedekt met rietmatten of boombast, meestal met berkenbast. Ze werden van oudsher in het oosten van de Verenigde Staten en Canada gebruikt; ze zijn koepelvormig, bieden plaats aan één familie en doen denken aan een hut van hoogstens 2 à 3 meter. De koepelvorm ontstaat door een frame van buigzame stokken te maken, een net-verplaatsbare constructie.
De naam tipi komt uit het Lakota en is een kegelvormige tent die, in tegenstelling tot een wigwam, niet met boomschors maar met dierenhuiden of canvas is bedekt, snel kan worden afgebroken en opgezet en makkelijk te paard te vervoeren is. Dit type indianentent werd van oudsher door de nomadische prairie-indianen op de Great Plains gebruikt. Het frame bestaat uit rechte stokken van ceder- of vurenhout, de bedekking uit canvas of dierenhuiden, net als de binnenvoering en de deur. Bovenin zat een rookgat dat met lijnen open en dicht kon worden gemaakt.
[17]Tot 1956, het jaar waarin dit artikel verscheen, waren er welgeteld vier films naar de boeken van Karl May gemaakt, alle het Midden-Oosten tot onderwerp hebbend: „Auf den Trümmern des Paradieses” (1920), „Die Teufelsanbeter” (1920) en „Die Todeskarawane” (1920) en „Durch die Wüste” (1936). In 1958 resp. 1959 zouden nog „Die Sklavenkarawane” en „Der Löwe von Babylon” verschijnen, voordat pas in 1962 de eerste film met Old Shatterhand (en Winnetou) in de hoofdrol zou verschijnen: „Der Schatz im Silbersee”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website